BIJVOEGSEL, behoorcnde bij de Leydsche Courant van fFoensdag 5 Junij ÓS67, 67.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Ley den
doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in
zijne vergadering van den 7dcn Maart 1867, is vastge
steld het volgende
RAADSBESLUIT
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Leyden
doen te welen, dat door den Raad dier gemeente, in
zijne vergadering van den 7llen Maart 1867is vastge
steld de volgende
VERORDENING
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Leyden
doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in
zijne vergadering van den 14den Februarij 1867, is
vastgesteldgewijzigd in de openbare vergadering van
den 14den Maart daaraanvolgende en nader gewijzigd
in de openbare raadsvergadering van den 9den Mei
dezes jaarshet volgende
RAADSBESLUIT
regelende de heffing van opcenten op de hoofd
som der personele belastingten behoeve
der gemeente Ley den.
De RAAD der gemeente Leyden,
Gezien den 6den titel der wet van 29 Junij 1851
(Staatsblad n°. 85)in verband met de artt. 1 en 8
der wet van 7 Julij 1865 (Staatsblad n°. 79);
Heeft besloten:
Er zullente beginnen met 1 Mei 1867op de
hoofdsom der personele belasting geheven worden vijf-
lig opcenten.
Gedaan te Leyden, ter openbare raadsverga
dering van den 7l1('n Maart 1867.
v. d. BRANDELER,
Voorzitter.
v. PUTTKAMMER
Secretaris.
Zijnde de heffing dezer belasting goedgekeurd bij
Koninklijk besluit van den 24sle» Mei 1867, n°. 51,
waarbij tevens is aangehaald de verordening rege
lende de invordering der opcenten op de hoofdsom
van 's Rijks directe belastingen binnen de gemeente
Leyden, van 7 Maart 1867 (Gemeenteblad n°. 9).
En is biervan afkondiging geschied waar het
behoort, den 4Jcn Junij 1867.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER,
Burgemeester.
v. PUTTKAMMER,
Secretaris.
regelende de invordering der opcenten op de
hoofdsom van 's Rijks directe belastingen
binnen de gemeente Leyden.
EENIG ARTIKEL.
De invordering der opcenten op de hoofdsom van
's Rijks directe belastingen geschiedt overeenkomstig
de regels van de artikelen 258 tot en met 263 der
wel van den 29slcn Junij 1851 (Staatsblad n°. 85).
Vastgesteld door den Raad der gemeente Leyden,
in zijne openbare vergadering van den lien
Maart 1867.
v. d. BRANDELER,
Voorzitter.
v. PUTTKAMMER
Secretaris.
Zijnde deze verordening aangehaald bij Koninklijk
besluit van den 24s,en Mei 1867, n°. 51.
Eu is hiervan afkondiging geschied waar het
behoort, den 4clcn Junij 1867.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER,
Burgemeester.
v. PUTTKAMMER,
Secretaris.
regelende de heffing eener plaatselijke directe
belasting te Leyden.
De RAAD der gemeente Leyden,
Heeft besloten:
Art. 1.
Er wordt, te beginnen met 1 Januarij 1867, met in
begrip van 12 ten honderd voor kwade posten, eene
directe belasting, hoogstens ten bedrage van ƒ107,000,
geheven van het vermoedelijk inkomen der inwoners,
naar de volgende regelen, onder vergunning, zoo noo-
dig, hoogstens 15 percent bij suppletoire kohieren te
mogen omslaan.
Art. 2.
Deze belasting wordt geheven naar de volgende grond
slagen. Het vereenigd cijfer der aanslagenin hoofd
somder rijks personele belasting, voor het volle be
drag, met verlaging voor elk kind, dat zij, boven de
vier en beneden den ouderdom van achttien jaren,
ten hunnen laste hebben. Bij die berekening komen
echter, wat de dienst- en werkboden betreft, alleen
die der eerste en tweede klassen, en wat de paarden
betreft, alleen die der eerste klasse in aanmerking.
Dit vereenigd cijfer wordt, ter verkrijging van de be
lastbare som, vermenigvuldigd als volgt:
van
2 tot
5 met 20
boven ƒ100 tot125 met 38
boven 5
10
25
125
150
39
10
12
26
150
175
40
12
15
27
175
200
41
15
20
28
200
225
42
20
25
29
225
250
43
25
30
30
250
275
44
30
40
31
275
300
45
40
50
32
300
350
46
50
60
33
350
400
47
60
70
34
400
450
48
70
80
35
450
500
49
80
90
36
500
600
50
90
100
37
Gedeelten van een gulden komen bij de vermenig
vuldiging der aanslagen niet in aanmerking.
Als aanslag in de personele rijks-belasting voor hen,
die percelen gebruiken, waarvan de personele belas
ting staat ten name van zedelijke ligchamen, zooals
maatschappijen, sociëteiten en dergelijke, geldt die
in de hoofdsom der rijks personele belasting, voor
dat perceel op het kohier bekend, na aftrek van het
geen volgens uitspraak der beëedigde schattersdaartoe
door Burgemeester en Wethouders te benoemenin
evenredigheid ten laste zoude moeten komen dier maat
schappij sociëteit of dergelijke.
Voor personen die een perceel bewonenwaarvoor
een persoon, elders woonachtig, alhier in de rijks perso
nele belasting is aangeslagen, wordt naar dien aanslag
het vermoedelijk inkomen berekend.
Aanslagen der rijks-belasting op het personeel, op
suppletoire of aanvullings-kohieren voorkomendewor
den tot het vinden van den maatstaf van vermenigvul
diging tot het volledig jaarlijksch bedrag berekend.
Art. 3.
Van dat inkomen wordt vier ten honderd betaald,
of zooveel minder als de begrooting aanwijst.
Art. 4.
Voor elk kind boven de vieren beneden den
ouderdom van achttien jaren, wordt de belasting met
vier ten honderd verminderd.