onderwijs ook de tweede factor in de schatting van het publiek verdwenen,
en wederom zullen menschen, die plan hadden zich hier te vestigen, liever
elders hunne kinderen l3tcn opvoeden.
Neen stadgenootenlaat ons niet bezorgd zijn. De gemeenteraad zal de
belangen onzer stad beter behartigen en zich niet door kortzichtige en be
krompen berekeningen laten medeslepen. Als men voor de scholen van uit
gebreid lager onderwijs der Ist® kl. doet wat noodzakelijk is, zal binnen
weinig Ijjd het aantal leerlingen aanzienlijk geklommen zijn en de opbrengst
der schoolgelden het cijfer der onkosten bijkans geheel dekken. Van dien
kant is er dus geen reden tot bezorgdheid. En men misleidt] u, als men u
zegt, dat de burgerman zooveel moet opbrengen voor het onderwijs van de
kindereu der gegoeden. De scholen der 2de kl. zullen steeds aan de stad
veel meer moeten kosten dan zij opbrengen. Daar is niets aan te verande
ren. De gemeente moet ten behoeve dezer inrichtingen aan het schoolgeld
10,000 toevoegen. Maar daarvoor ontvangen ruim 460 leerlingen uit den
nijveren burgerstand een allervoortreffelijkst onderwijs, waarvan de vruch
ten voor hei ware welzijn der gemeente onberekenbaar zijn. En eindelijk
de scholen voor on- en minvermogenden kosten de gemeente bijna ƒ25,000.
Doch dit is eene uitgave, die zelfs door den ontwerper van,dit voorstel wordt
goedgekeurd. Waar is nu de onbillijkheid van de uitgaven voor het onder
wijs in deze gemeente? De gegoeden betalen hel onderwijs hunner kinde
ren voor jj gedeelten. Als elk der beide scholen dezer klasse 150 leerlingen
telt (en dit cijfer zal zonder twijfel bereikt worden, als men niet de vrucht
wil plukken voordat zij rijp heeft kunnen worden), bedraagt het totaal der
schoolgelden bijna zooveel als al de onkosten ten behoeve dezer scholen ge
maakt. Voor den nijveren burgerstand wordt voor een groot gedeelte, en
voor den werkmansstand bijna het geheel der onkosten door de gemeente
verstrekt. En wie betalen daarvoor de meeste belasting?
Ik heb hier nog een enkel woord aan toe te voegen. De heer S. is naar
mijne overtuiging alleen tol zijn voorstel geleid door de zucht om het cijfer
der belasting, die bij hoofdelijken omslag moet worden opgebracht, te ver
minderen. Maar er zijn menschen, die den legenwoordigen toestand waarin
voor ieder goedkoop en goed onderwijs te verkrijgen is, waaronder het peil
van beschaving en zedelijkheid der natie stijgt met een oog vol haat en
afkeer beschouwen, en elke gelegenheid te baal nemen om dien afbreuk te
doen. Laat u niet door hen verschalken, als zij met een veelbeteekenend
schouderophalen klagen over de roekeloosheid, waarmede met het zuurver
diende geld van den burgerman wordt omgesprongen. Wat de burgerman
voor het lager onderwjjs betaalt, betaalt hij voor zijne eigene kinderen ot
voor die van hen die armer zijn dan hij. Daarentegen worden de kosten
voor de opvoeding zijner kinderen voor een groot gedeelte door de gegoede
inwoners gedragen, die tevens ver het meeste bijdragen voor de opleiding
van de kinderen der arbeidersklasse. Er is geen reden tol ontevredenheid.
Er wordt in zake onderwijs geen enkele uitgaaf gedaan dan in het waar
achtig belang dezer gemeente, en, terwijl door den toencmenden bloei der
stad vooral de nijvere burgerklasse gebaat wordt, draagt de gegoede stand
ver het grootste gedeelte van de noodzakelijke kosten van het onderwijs.
Is het dus eerlijk, dat men de eerstgenoemden diets maakt, dat zij moeten
betalen voor de kinderen der rijken?
Laat er toch geen geest van bekrompenheid en kortzichtigheid in onze
goede en verlichte stad gaan regeeren. Al die gesprekken over de duurte
van het onderwijs, die zoo onredelijk en ongegrond zjjn, maken de handen
der regeering slap en doen haar aarzelen om dat ten uitvoer te brengen
wat in hel belang der scholen wenschelijk is en ook in beginsel als zooda
nig door den gemeenteraad is erkend. Als men van ééne onderneming zeker
is, dat de uitgaven niet renteloos zullen blijven, dan is dit hel geval met
die, welke wij thans bespreken. Hoe beter men het onderwijs maakthoe
meer gebruik er van zal gemaakt worden en hoe hooger ook het cijfer der
directe geldelijke vrucht zal stijgen.
Het voorstel van den heer S. schijnt eene vermindering van uitgaven te
zullen veroorzaken. Maar om een dubbeltje op terapen, laat men een goud
stuk vallen. De geschiedenis van Arnemuiden zij ons ten waarschuwend
voorbeeld. Men wilde door die gemeente den straatweg leiden. De gemeente
raad bedacht dat men, als dat gebeurde, aan het nadeel van inkwartiering
blootgesteld was, en verzocht derhalve dat men het plan zou wijzigen. De
straatweg heeft eene andere richting verkregen, Arnemuiden ligt buiten alle
communicatie en de bloei der gemeente is zoo, dal men soms spottend zegt
dat men geld toekrjjgt, als men daar een huis huurt.
Moge de gemeenteraad van Leiden tooncn dat zij oneindig boven zulk een
standpunt verheven is! En mocht hel onverhoopt geschieden, dal het voor
stel noch ingetrokken, noch verworpen wordt, dat dan allen die hunne stad
liefhebben als een éénig man te kennen gevendat het besluit van dat
lichaam niet de uitdrukking is van de overtuiging der bevolking.
M. J. de GOEJE,
Schoolopziener in het 3de district van Zuid-Holland.
De Leïdsche Sclierp»cliutters-vereeisigin§.
Reeds ruim eene maand wij constateren het met vreugd bestaat ook
in onze grjjze stad eene vereeniging lot oefening in den wapenhandel
gevormd met het doel om eenmaal het vaderland nuttige diensten te kun
nen verleenen. Sedert de behoefte aan dusdanige vereenigingenals inlei
ding tot eene latere algemeene volkswapening, welke alleen Nederland in
tijden van ernstig gevaar redden kanalgemeen begrepen wordt en een
gelukkig kenmerk van den geest des tijds werdkon het wel niet anders
of in Leiden zouden zich ook eenige ingezetenen aaneensluiten, om zooda
nige nuttige vaderlandsehe instelling in het leven te roepen, hetgeen dan
ook inderdaad geschiedde, zoodat in hel laatst van November de Leidsche
Scherpschutters-Vereeniging geconstitueerd werd.
Iets geheel anders is het intusschen of het in eene gemeente van ruim
38,000 zielen gelukt is eene zoodanige vereer.iging tot stand te brengen
dan wel of zij den ruimen bijval, dien zij verdient ondervonden heeft.
De laatste vraag zouden wij tot ons leedwezen, in geheel ontkennenden zin
moeten beantwoorden, immers, indien wij wel onderrigt z(jn, tellen de
Leidsche Scherpschutters slechts 64 werkende leden en 32 donateurs, zoo
dat van iedere ruim 3500 inwoners, nog niet 1 zich verwaardigd heeft
op deze of gene wijze een blijk van sympathie te geven aan eene instelling,
die niets minder beoogt dan de verdediging van den geboortegrond van al
hetgeen wij edelst en dierbaarst hebbenvan de bestendiging onzer onaf
hankelijkheid. Hoe is het mogelijk dat Leiden's ingezetenen, die zich
vroeger door zoo cordate eigenschappen onderscheiddenzulks thans op
eene daarmede zoo strijdende wijze doen? Slaat in Leiden het hart min
der levendig dan weleer? is in Leiden het bloed schier geheel afgekoeld
en van gehalte veranderd? Men zoude geneigd wezen dit te gelooven.
Dat men in den aanvang door in allen gevalle overdrevene voorzichtig
heid en berekening bij jeugdige lieden eenigzins aarzelde, om tot daar-
stelling van zoodanige vereeniging medetewerkendal men ten onregte
veronderstelde dat zij niet zoude lot stand komen, wij kunnen het nog
eenigzins begrijpen, bij den voorzichtigenalles wildeenden en wegenden
landaardwelke hel is duidelijkbij ons hcdendaagsch Leidsch geslacht
daarin niet is ontaard. Doch dal na de constitueering der vereeniging,
nadat men de leden zich dageljjks met vrucht in den wapenhandel kan
zien oefenen, nadat men weet dal onze scherpschutters zich met de onder
steuning en bijval van de hooge regering en van een paar invloedrijke
leden van hel gemeentebestuur mogen verheugen is hel minstens bedroevend
om geen krachtiger maar daarom niet minder juiste uitdrukking te bezigen
dal de geest van Leiden's burgerij, op weinig uitzonderingen na, zoo on
verschillig blijkt te zijn, daar waar het een zoo vaderlandsch belang geldt.
Immers tegen alle verwachting aan beeft in de afgeloopene maand niemand
zich aangemeld, om als lid tot de vereeniging toetetreden. Die uitslag is
te bcvreemdenderindien men het oog slaat op de vele jonge lieden die vol
harden geen lid daarvan te worden en het bewijs geven niets veil te heb
ben voor eene der sehatbaarste instellingen uit deii tegenwoordigen tijd, ter
wijl het toch duidelijk is, aan het ruime gebruik hetwelk zij dagelijks van
sociëteiten, koffijhuizen of andere plaatsen van dusdanigen aard maken,
dal het hun gemakkelijk zoude vallen bij den minsten goeden wil, om,
even als wanneer liet hunne genoegens geldt, minstens eenige oogenblik-
ken aftezonderen, en iets ten beste te geven, indien hel een zoo gewigtig
belang betreft.
Van onze jonge lieden is er dus bijna geen, die eenige belangstelling
toont; van het gemeentebestuur vermeenden slechts de heer burgemeester,
1 wethouder en 1 lid van den raad van hunne sympathie te moeten doen
blijken; van de leden der regterlijke magl kan niemand genoemd worden;
van commissionairs in effecten is het getal: nihil-, van de officieren der
schutterij, gepensioneerde officieren, notarissen, candidaat-notarissenge-
neesheerenboekhandelaren enz. enz., kan omtrent hetzelfde gezegd wor
den; van eene vereeniging bij wie philanthropic, de beoefening en aankwee
king van al wat edel, nuttig en goed is, op den voorgrond staat, en
welke met die woorden vrij wal op heeftmeer in naam echter dan in
daad, hebben slechts 3 hunner het over zich kunnen verkrijgen, zich bij
onze scherpschutters aantcsluitenen even zoo is het nagenoeg algemeen
gesteldzij van wie men de ruimste medewerking had kunnen verwachten
zjj die door jaren, stand, betrekking overvloedigen tijd, stoffelijke mid
delen enz. hel meest in de gelegenheid verkeerden, hetzij als werkend lid,
hetzij minstens als donateur van hunne belangstelling in eene die in zoo
ruime male verdienende zaak te doen blijken, schitteren in onze vereeni
ging door hunne afwezigheid of beloonen zich evenzeer bezorgd voor hunne
beurs als voor hun persoon.
Het schaadt niet soms de waarheid te zeggen, al werkt men daarmede
weinig uit, en wij vleijen ons niet bij den maar al te duideljjken, tlaauweu,
weinig prijzenswaardigen zin der jeugdige, krachtvolle bevolking van man-
nelijken leeftijd, bij de geringe medewerking der verschillende standen, zoo
onbeduidend dal zij schier niet noemenswaardig is, bij den angst der
meesle meer vermogende om, zoo al niet hun persoon, minstens eene ge
ringe bijdrage, voor een edel, vaderlandsch doel veil te hebben, wij vleijen
ons nietzeggen wijdal bij zoodanigen onmiskenbaren geest onze woor
den veel helpen zullen, of de weinig vatbare gemoederen verwarmen en
aansporen kunnen. Wij moeten ons dus te vreden stellen met de geringe
ondervondene medewerkingmaar des te meer volhardenten einde een
maal te meer het bewijs te leveren, dat ook ontalrijke vereenigingen levens
kracht bezitten dat een klein maar rein getal ook wat goeds en duur
zaams weet te slichtenen als beschamend voorbeeld voor zoo velen die
konden, ja! dienden, maar niet verkozen zamenlcwerken. Wij zullen
handhaven! La valeur n' attend pas le nombre des années." Zoo ook
zullen wij loonen dal kleine nederige beginselen in hun eigen boezem dat
gene kunnen vinden wat vele soms van buiten moeten onlieenendat zjj
in tijden van gevaar van overwegend nut kunnen zijnen zijn die
tijden eenmaal daar, het vaderland zal voorzeker onze zwakke, maar
welgemeende pogingen niet versmaden, onze kleine schaar ongetwijfeld hoo
ger schatten dan het groot getal van Leiden's jongelieden of andere ge
schikte ingezetenen die bewijzen er niets voor over te hebben, daar zij
zelfs reeds versmadenhet eerste en geringste blijk van belangstelling en
medewerking waartoe men hun de gelegenheid aanbiedt te geven.
Bij het in zijn geheel weinig bevredigend resultaat, te duidelijk om het
te willen verheelenconstateren wij echter menige verblijdende uitzonde
ring; de bescheidenheid der personen uit meest alle (niet alle) rangen en
standen, verbiedt ons namen te noemen, doch dit mogen wij zeggen, zon
der iemand te kwetsendat de lieeren hoogleeraren van Leiden's Hooge-
school op onze vrjj donkere schels de betrekkelijk helderste lichllinlen
werpen; onze vereeniging is er fier op 5 hunner als werkende leden en 6
als donateurs te mogen tellen.
Moglen dusdanige voorbeelden en nog andere die wij overbodig achten
aan te duiden, tol algemeenen spoorslag strekken, en zoo dal ook al het
geval niet mag wezentoch de leden onzer vereeniging aanmoedigen om
op den ingeslagen weg voorttevarenen daadwerkelijk te toonen dat zij
althans, beter dan door woorden, iets voor het. vaderland overhebben; dat
hun hart krachtig slaat, hun bloed nog warm is, wanneer het de belan
gen van den dierbaren geboortegrond, de bestendiging der onafhankelijk
heid geldt.
Laat ons krachtig aaneengesloten blijvenbuilen den invloed der dui
zendtallen ingezetenen die zich onthielden zich bij ons te voegen en laten
wij de hoop niet opgeven dat ons voorbeeld ten laatste lot opwekking en
navolging strekke; ook het goede, van nederige beginselen uitgaande, is
soms vermogend genoeg om ten laatste onwederstaanbaar op de massa's
te werkendaar heilzamen invloed op uitteoefenen
Welaan dan! dat de aarzeling van ieder warm vaderlander ophoude, dat
hij zich bij or.s aanslni leonze vereeniging kent rang, noch stand, rijkdom
noch geboorte; een ieder die zich gedraagt, de eer waardig tot haar te be
lmoren, kan daarin opgenomen worden, en met genoegen wordt den zooda
nigen eene plaats in onze gelederen 'ingeruimd.
Gijmannen in de kracht des levens toont uwen echt nederlandschen
zin, en spoedt tl in uw belang, en in dat der oefeningen, die door laat
toetreden niet bevorderd worden, u bij ons aan te melden; gij! mannen
van hoog gevorderden leeftijd, toont dat gij, ttws ondanks geen werkdadig
deel aau onze vereeniging kunnende nemen toch ook van uwe belangstel
ling wilt doen blijken, door als donateurs toe te treden, waarbij gij ons
nog den zeer wezentlijkenzeer gewaardeerden dienst kunt bewijzen, een
geschikt:, maar minder bemiddeld persoon als lid voor te stellen en te doen
opnemen.
Dat deze welgemeende aansporing bij eenige mijner mede-ingezetenen
weerklank vinde, is de opregte wensch van
een Lid der Leidsche Scherpschutters-
Leiden, 1 Jan. 1867. Vereeniging.
Te Leyden ter Boekdrukkerjj van J. C. DRABBE.