achterbuurten zal men bet weten wijs te maken, maar zullen wij liet moe ten beleven, dat die meening ook lnj de overige kiezers meer en meer in gang vindt? Het spreekt van zelf, dat wij niemand om zijne regtzinnigheid uil den Gemeenteraad geweerd willen hebben maar niet krachtig genoeg kan men er zich tegen verzetten, dal lieden naar den Gemeenteraad gezonden worden eenig en alleen omclat zij voor regtzinnig gehouden worden. Kan de candidatuur der heeren Rutgers en Eigeman op eenigen anderen grond worden aanbevolen? De hoogleeraar is zeker een in alle opzigien hoogst achtingswaardig man maar zelfs zijne vrienden erkennen, dat hij zijn geheele leven op zijn stu deervertrek heeft doorgebragl, zich nooit te midden der maatschappij heeft bewogen en hare behoeften niet heeft leeren kennen. En de heer Eige man, wat weten wij van hem? Hij is voorzitter van de «Vereeniging van en voor Nederlandsche Industrieelen" verceniging die, zoo als algemeen be kend is, de protectionistische vlag in top heeft geheschen. Zonderlinge aan beveling voorwaar! De leiders van «Vaderland en Oranje" welen dit alles even zoo goed als wij, maar met eigene candidaten durven zij niet voor den dag komen, en in alle gevallen, wat doet het er toe? De heeren weten dat de voorge stelde candidaten vijanden zijn van het openbaar onderwijs, zij zullen het in deze gemeente helpen omver te halen. V\'at wil men nicer? Wij kunnen hel onze burgerij niet genoeg op het hart drukken, dat hel vooral hare belangen zijn die bij deze verkiezing op het spel staan. Den burgerstand op te heffen ten einde hem in onzen staat de hoofdrol te laten spelen dit is hel doel dat de wetgever bij het vaststellen van de wet op het lager en inzonderheid bij het vaststellen van die op liet middelbaar on derwijs voor oogen heeft gehad. Van daar de bepaling in beide wetten, dat van de leerlingen schoolgeld, en dan nog maar alleen als eene bijdrage in de kosten, kanniet, moet gevergd worden, en dat in alle gevallen dit schoolgeld op de gewone burgerscholen niet meer dan 12 zal mogen be dragen. Omtrent de hoogere burgerscholen heeft men den gemeentebesturen meerdere vrijheid gelaten, maar daar er op de rjjksinrigtingen als maximum van het te heffen schoolgeld ƒ60 gesteld werd meende men dal de gemeente besturen van zelf verhinderd zouden worden hel op hunne scholen hooger op te voeren. Het is juist dit om zoo te zeggen burgerlijk karakter dier wettendat de gramschap van hendie zich zoo gaarne voor aristocraten uitgevenheeft opgewekt. Het verwondert ons daarom niet, dat zij het voorstel van den heer Scheltema hnnne volle adhaesie hebben geschonken. Men moge de schoolgelden nog zoo hoog opvoeren alle openbare instel lingen van onderwijs mogen worden weggevaagd, de rijken en aanzienlijken in ons midden zullen altijd wel middel vinden hunnen kinderen eene behoor lijke opvoeding te laten geven; maar de gezeten burgerman, zal deze een schoolgeld van 120, waar nog ƒ20 a 30 voor hoeken bijkomtkunnen blijven betalen, of in staat wezen zijne zonen dagelijks naar den Haag heen en weer te laten reizen, om aldaar behoorlijk onderwijs te ontvangen? Heigeen onze verontwaardiging het meest heeft opgewekt is de omstan digheid, die wij sedert hel schrijven van ons eerste opstel hebben vernomen en die deze is: uit een Jlnantieel oogpunt is er geene de minste reden om het schoolgeld op de hoogere burgerschool te verhoogen. De docenten aan die inrigling zijn tegelijk docenten aan het gymnasium. Hunne bezoldigin gen komen dus gedeeltelijk voor rekening van het gymnasium, gedeeltelijk voor rekening der 11. R. S. Het bedrag der uitgaven ten behoeve dezer laatste inrigting kan derhalve gemakkelijk worden uitgerekend. Trekt men van dit bedrag af het subsidie van het rijken hetgeen op dit oogenblik aan schoolgeld ontvangen wordt, dan blijft er, zoo als ons verzekerd is door een achtingswaardig man, die volkomen in staat is geweest de zaak na te gaan, dan blijft er overongeveer drie duizend gulden! Daar enboven, voegde dezelfde persoon er bij, de school is nog maar aan het opkomen - het aantal leerlingen neemt jaarlijks toe dit jaar met twee en deriig. Sluit men den vooruiigang niet, dan zal de gemeente over een paar jaren aan de inrigling geen duizend gulden 'sjaars ten koste behoeven te leggen. Met de school van den heer Japikse is liet, zoo als door dien verdienstelij ken onderwijzer in deze Courant is aangetoond, even eens gesteld. Nu wordt er wel is waar beweerddat deze school te veel door burgerjongens bezocht wordt. Verhoogt men het schoolgeld dan zullen deze haar verla ten en naar de school van den heer van Wijk gaan, waar zij beter op hunne plaats zijn. Wij voor ons hebben nooit zulk een groot verschil tusschcn jongens uit den burger- en uil den zoogenaamden fatsoenlijken stand kunnen opmerken, maar in alle gevallen het plan zoude, zoo het gelukte, voor de finanliën der stad. die onzen aristocratischen heeren zoo ter harte gaanal een zeer fraai resultaat opleveren. Wie toch weel niet dat de school van den heer van W(jk reeds overbevolkt is en dat aan meer dere aanvraag ter plaatsing niet voldaan zou kunnen worden? Wat nu zoo men de helft van de leerlingen van den heer Japikse er henen zendt? Im mers dat de gemeente eene geheel nieuwe school zal moeten oprigten en be kostigen. Daarom, kiezers! stemt voor de hh. Rutgers en Eigeman. Al dat fraais zullen zij krachtig ondersteunen. 3 Jan. V. S. De verkiezingen voor den gemeenteraad zijn ophandende vier Leidsche kiesvereenigiugen hebben gesproken: het strijdperk is geopend. Zal Leiden weder het oude droevige schouwspel leveren dat slechts een kleine minder heid der kiezets belang toont te stellen in het genot van het voorrecht om invloed uit te oefenen op den gang van zaken bij de behandeling der ge wichtigste aangelegenheden waarvan het wel of wee der gemeente afhangt? liet is helaas ie vreezen dal op die vraag een toeslemmend antwoord zal moeten volgentenzijhet bij deze verkiezing een slrijd gelde van wezenlijk principieel belang. Het is toch nog al eens gebleken dat bij zoo danige gelegenheid de loomheid wordt afgeschuden beweging Ie hespen- ren was onder de iragen en onverschilligen, door welke motiven en middelen dan ook opgewekt cn gaande gehouden, helaas dikwijls niet van de beste soort! Doch hoe dit zij, beweging is altijd beter dan de doodslaap der onverschilligheid en wij verheugden ons altoos over zulke opwekking, al beantwoordde de uitkomst niet altijd aan onze verwachting. Bestaat er op dit oogenblik aanleiding tot waakzaamheid en tot krachtige deelneming aan den kiezersslrijd01' geldt het hier eenvoudig het aanwijzen van mannen die de ledige sloelen in den raad kunnen gaan innemen, zij, even goed als anderen? Neen! Is de keus van elk raadslid altijd een gewich tige handeling, op dit oogenblik vooral mogen de kiezers wel bedenken wal zij willen en wat zij doen en aan wien zij thans hunne belangen zullen toevertrouwen. Sedert gerttimen tijd reeds is in gansch Nederland de queslic van het ouderwijs het zwaartepunt der binnenlandsche politiek. De wet op liet lager onderwijs is het mikpunt waarop de wapenen eener machtige partij worden afgeschoten, soms met een talent eene betere zaak waardig. In Leiden, de stad der questien, wordt die slrijd ook gevoerd, doch lot lieden nog niet openlijk men legt de belegeringswerken aande loopgraven zijn geopend, weldra zal het vuur beginnen. Als voorposten gevecht heeft de voorgaande verkiezing gediendten gevolge waarvan men den lieer A. Tielenian in den raad zag optreden; een man in liuisselijken kring zeer zeker ten hoogste achtenswaardig, maar door opleiding en ont wikkeling ten eenen male ongeschikt om een eigen oordeel te hebben of uit te spreken over zaken van eenig belang die in den raad worden behan deld, en die dan ook voorzichtigheidshalve zich telkens buiten stemming houdt, maar, trouw aan het consigne, de richting van het onderwijs op de openbare scholen onvoorwaardelijk en zonder kennis afkeurt, met phrases geput uit de pamphletten van Groen van Prinslerer. Thans wordt het zwaar belegeringsgeschut in batterij gebracht: de heer J. Scheltema heeft een voorstel gedaan ter verhooging van de schoolgelden op alle inrichtingen van onderwijslagere middelbare hoogere I 'feeder bezorgd voor de financiëelc (minder voor de inlellectuëele) belangen der burgerij, wil hij haar den lasl der directe belastingen zoo licht mogelijk maken. Er moet dus bezuinigd worden! Maar waarop? Natuurlijk op het onderwijs! dat kostbare onderwijs! dat verderfelijke ouderwijs I die kanker onzer financiën dat helaas wel door de wet wordt voorgeschreven maar dat men zoo ka rig mogelijk moet bedienen en zoo ontoegankelijk mogelijk maken, opdat hel de goê gemeente loch vooral niet te wijs make en in staat stelle door eigen oogeu te zien. Ofschoon liet voorstel nog geen publiciteit mogt ge- nielen. liet is genoeg hekend om er de strekking van te kunnen waardee- ren. Zoo staan de zaken op dit oogenblik: zulke belangen moeten er be handeld worden, die strijd moet er gevoerd worden. Erkennen wij het, het geldt hier het intellectueel leven onzer burgerij. Onder die omstandig heden worden aan onze keuze voorgehouden vier mannen (andere candida tenzoo ze mogten opstaan, kunnen wij gerust als niet ernstig gemeend be schouwen). Is het niet plicht te wikken en te wegen wat men van elk hunner te wachten heeft en in welke male ieder hunner bevoegd is tot het werk waartoe zij kunnen geroepen worden? Men vrage daarbij niet door wien ze aanbevolen worden, men beschouwe ze ieder afzonderlijk met onbevangen oog en zoeke naar de waarborgen die zij kunnen leveren door hunne vroegere antecedenten, voor hunne geschiktheid als goede raadsleden, van wien men verwachten mag dal zij niet zullen afbreken wal met moeite is opgebouwd, maar die krachtig de hand znllen leenen tot alles wat strek ken kan om onze burgerij datgene te gevenwat ze noodig heeft om ge lijken tred te houden met den snellen vaart der beschaving rondom ons een goed, degelijk onderwijs, vrij van secle-geest. Goddank hebben wij bij dit onderzoek met vier mannen te doen op wier moreel karakter geen smet kleeft, hunne rechtschapenheid staat boven alle bedenkingdaarover dus geen woord meer. Maar wat beveelt den heer professor A. Rutgers aan? Iloogleeraar in de Oostersche talen aan de hoogeschoolbrachten zijne studiën item nimmer in aanraking met de Leidsche burgerij: kamergeleerde in den letterlijken zin des woords, bleef hij vreemd aan alles wat onze veel bewogen t(jd op materieel gebied deed veranderen. Slechts iu twee opzichten was hij voor de gemeente werkzaam, vooreerst als lid der ge meente-commissie, ten tweede als lid van de commissie van toezicht over eene particuliere school. In de eerste, eene zuiver kerkelijke betrekking, beeft hij zich zeer zeker veel moeite gegeven, men zegt zelfs dat uit zijne pen gevloeid zijn de vele strijdschriften van dal collegie uitgegaan: of hij echter iu dun echt christelijken zin werkzaam geweest is om die onzalige twisten tttsschen gemeente-commissie en kerkeraad een einde ie doen ne men, valt te betwijfelen, althans van goederhand wordt beweerd dat in dal ultra-behoudende collegie professor Rutgers onder de hardnekkigste be- houdsmannen behoort. Moet die gezindheid in den gemeenteraad gebracht worden? In zijne tweede betrekking heeft hjj het toezicht over eene chrislelijk-nationale school die niet bloeijende is, en waarvan de burgerij niet gediend schijnt te zjjn. In die hoedanigheid onderteekende hij een ver slag over die school waarin tamelijk hatelijk en ongepaste insinualien tegen de slaats-scholen voorkomenen waaruit men kan afmeten met wat geest ons openbaar onderwijs in den gemeenteraad zou behandeld worden, zoo wij het ongeluk moesten hebben professor Rutgers derwaarts afgevaardigd te zien. De tweede eandidaal is de heer A. II. Eigeman. Reeds sedert eenigen tijd voor de uitschrijving der verkiezingen waaide het gerucht ons in de ooren dat aan den heer Eigeman gedacht werd. Sedert hebben wij gezocht naar de hoedanigheden die Item konden aanbevelen maar te vergeefs. Niemand wist ons iets van hem te zeggen, als alleen dat hij industrieel is (nu, der- zulken is geen gebrek in den Raad!) en dat hij voorzitter is van de Ver eeniging van en voor industrieelenWat nut hij daar stichtte (slichtte die Vereeniging ooit iets nuts?) blijft een raadsel: of hij er in een zeer goed gezelschap wat oeconomische beginselen betreft, verkeerde, valt zeer te be twijfelen. Door zijne betrekking tot die Vereeniging schijnt hij in de com missie voor de Parijsche wereldtentoonstelling te zijn opgenomen; wij twij felen er niet aan of hij zal daar nuttig werkzaam zijn, maar of hjj daarom door kennis en ontwikkeling de man is aan wien wij met gerustheid onze belangen in den gemeenteraad kunnen toevertrouwen, vooral wanneer bet er op aan zal komen om het onderwijs te handhaven, wij gelooven het niet! Onbekend maakt onbemind! Een industrieel zou voor industrieel onderwijs moeten strijden; maar hoe kan men ingenomenheid voor dal on derwijs onderstellen bij iemand die zelf nimmer daarmede kennis maakte, en dus de eischen niet kent die gesteld moeten worden cn de middelen niet kan waardeeren die behooren te worden aangewend? Van eene andere zijde worden ons echter twee mannen aangeprezen die naar ons oordeel ten volle beantwoorden aan het ideaal dal men zich van een goed raadslid mag vormen; twee mannen die niet verdacht kunnen worden van onverschilligheid over of antipathie legen ons onderwijs, maar die integendeel door de daad reeds sedert jaren toonden hoe hoog zij de waarde schatten van dien gulden hefboom voor volksbeschaving. De heeren prof. J. T. liuijs en dr. 11. Roursse Wils hebben sedert lang, als leden der plaatselijke schoolcommissie, kennis kunnen en moeten nemen met onze scholen en daarvan de gehalte leeren waardeerenen wanneer men in zoo danige commissiën jaren achtereen werkzaam blijfiniettegenstaande veel vuldige eigen bezighedenen het bezwaar aan al zulke bijkomende zaken verbonden, ja, gelijk prof. Bujjs zich wel wilde getroosten om, na eenige jaren afwezigheid, weder in die betrekking op te treden, dan mag men wel aannemen dat aan zulke mannen onze belangen ten dien opzichte veilig zijn toevertrouwd. Wie, die maar cenigzins kennis neemt van hetgeen de ge schiedenis van den dag werkelijk belangrijks oplevert is onbekend gebleven met de geschriften van prof. Buijs en heelt hem niet leeren hoogschatten om zjjne cordaatheidvrijmoedige onpartijdigheidmaar tevens krachtige overtuiging. Zoo iemand, dan is hij door zijne heldere begrippen, diepe en veelzijdige kenniskeurige gave van betoogende ware man om onzen ge meenteraad voor te lichten hij de vele moeijelijke vraagpunten die daar te behandelen zijn, cn waarbij het, belaas, maar al te dikwijls ontbreekt aan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1867 | | pagina 6