Burgerlijke VERWAARBORGD KAPITAAL I\r.EZOK»GK. In zijne «Toelichting" naar aanleiding van de aanmerkingen van den heer II. Zaalberg (I. bl. 21), heeft de heer J. Scheltema den lieer dr. W. H. D. Suringar en mij, die met den lieer II. Zaalberg gecommitteerd waren tot opname der rekening van de Gemeente-commissie over liet jaar 1853, drin gend en ernstig uitgenoodigd om te antwoorden op de volgende drie vragen 1°. of zekere zes aanmerkingen, door hem toegelicht, door gecommitteerden des Kerkeraads mondeling gedaan zijn2°. of door dezen een schriftelijk rapport bij den Kerkeraad is ingedienden 3°. of die zes aanmerkingen in dat schriftelijk rapport voorkomen. Wij hebben aan die uilnoodiging ter goeder trouw en naar ons beste welen voldaan in deze Courant van 16 Sept. jl. Ons antwoord op de eerste vraag: dat mondelinge aanmerkingen gemaakt zijn door gecommitteerden, is den heer Scheltema, blijkens zjjnc «Toelich ting II. bl. 5", niet bepaald genoeg. Ik vraag echter, of het bij eenige naauwgezelheid van geweten wel haast mogelijk is een meer bepaald ant woord te geven. Na een tijdsverloop van tien jaren kan ik mij nog wel zeer goed herinneren, dat de leden der commissie van den Kerkeraad onder scheidene aanmerkingen op de administratie, bij het onderzoek der rekening, mondeling gemaakt hebbenmaar waarin die al bestaan hebben durfde ik evenmin als de heer Suringar met juistheid te bepalen. Op de ticeede vraag hebben wij overeenkomstig het verzoek van den heer Scheltema kortaf en wel bevestigend geantwoord. En wal nu de derde vraag omtrent den inhoud van dat schriftelijk rap port betreft, ik kan verzekeren mij nog levendig genoeg te herinneren dat het onderscheidene aanmerkingen bevatte in den geest van het door den heer H. Zaalberg vermelde, en dal daarin de wijze van beheer door gecom mitteerden niet gunstig werd beoordeeldmaar ten einde te weten of, of wel in hoever de door den lieer Zaalberg genoemde aanmerkingen in het rapport werkelijk voorkwamen, heb ik, evenals de lieer Suringar, inzage genomen van liet stuk zelf. Zooals reeds door ons is medegedeeld, vonden wij in hel archief des Kerkeraads niet het origineel maar een afschrift. De lieer Scheltema, die ons opriep tot het afleggen van getuigenis; omdat wij «bekend stonden als mannen, die noch om hem noch om den heer Zaal berg te believende waarheid zouden willen te korl doen en den moed zouden hebben om voor de waarheid uit te komen," verdenkt ons, ook na onze verklaring, niet van ontrouw, maar meent toch dal wij te veel gewigt gehecht hebben aan een «zoogenaamd" afschrift. Wal ons betreft, wij mogten en moesten aan dat afschrift zeer veel gewigt hechten omdat wij zeiven mede-rapporteurs, ons overtuigd hielden van zijne overeenstemming met het oorspronkelijke. Ik ben daarvan nog ten volle verzekerd. Zeer mogelijk is 't dat er in liet rapport onnaauwkeurigheden voorkomen, maar, waarop het hier aankomt, ik heb van den inhoud heugenis genoeg om, wat de lieer Scheltema voor mogelijk houdtdat namelijk het afschrift een met de bedoeling van het oorspronkelijke strijdig stuk zou wezen, voor volstrekt onmogelijk te verklaren. En wien zou de heer Scheltema met het schande lijk verdichten van zoodanig stuk durven betichten? Den heer Zaalberg zeker niet, naar wien hij zelf (Toelichting I. bl. 4) ons verwees, opdat wij bij hem de kopy van het rapport mogten raadplegen, terwijl wij, slechts voor hel geval dat wij hem niet wilden vragen, door hem (Scheltema) werden uitgenoodigd, het originecle stuk in het archief des Kerkeraads te raadplegen. En zoo niet op den lieer Zaalberg, op wien dan zou hij zoo- danigen blaam durven werpen? De lieer Scheltema, die zelf op zjjn verzoek inzage verkreeg van de stuk ken ook door ons geraadpleegd, heeft uit de notulen des Kerkeraads sc- zicn, dal op voorstel van ds. Brown het ingediende rapport aan de leden des kerkeraads is rondgezonden. Hoe kan hij dan zeggen dat liet hem tot zijne verbazing gebleken is, dat het oorspronkelijke rapport in het archief des Kerkeraads niet aanwezig was, vooral daar hij bij die inzage vernam, waaraan dat ontbreken was toe te schrijven, nameiijk daaraan dat het bij de rondzending aan de leden des Kerkeraads is vermist geraakt iels wat waarlijk gieene verbazing behoeft te verwekken?! Ten slotte moet ik nog iets toelichten, dat door de wijze waarop de heer Scheltema er gedurig over spreekt bij sommige gemeenteleden ligt lol ver keerde beoordeeling aanleiding kon geven. Ik bedoel wat wij gezegd heb ben over de beteekenis van volledige décharge. De heer Scheltema meent (Toelichting II, bl. 7), dat wij dit bij nadere overweging zelf niet zullen goedkeuren. Ondertusschcn blijf ik ook bij nadere overweging oordeelen dat de commissie uit den Kerkeraad volgens art. 17 van het Reglement tot zoodanige décharge verpligt wasomdat tegen de rekening als zoodanig geen bezwaar was ingebragt. Wel hadden gecommitteerden aanmerkingen op het beheer, die zij maken mogten en aan hunne committenten mede- dcelcnuiaar de décharge kon daarom niet opgeschort wordenovermits er toch niet zou kunnen worden gehandeld zooals bij art. 14 en 15 be paald is. Voor wie met de zaken bekend zijn, is dit zeer duidelijk, en voor anderen mogen een paar voorbeelden tot opheldering dienen. Een toeziende voogd, indien hij oordeelt dat de voogd de goederen van zijn pupil anders en beter, b. v. ordelijker en zuiniger had kunnen beheerenzal zich aan merkingen kunnen veroorloven, maar toch de rekening moeten goedkeuren wanneer de slaat van ontvangst en uitgaaf in orde is. Een lastgever, zoo hij meent dat de lasthebber aan gebouwen, die deze voor hem beheert, reparation heeft doen verrigten, die anders of voordeeliger hadden kunnen worden uitgevoerd, is geregtigd om aanmerkingen te maken en zelfs van administrateur te veranderen; nogtans zal hij ten volle moeten déchargeren wanneer hij niets anders heeft in te brengen en geen maximum van uitga ven Ie voren heeft vastgesteld. De locpassing is gemakkelijk te vinden. Gecommitteerden des Kerkeraads, ten overstaan >an wie de rekening en verantwoording voor de Gemeente plaats had, konden zeiven, gelijk ieder lid der Gemeente, aanmerkingen maken op het beheer, maar een ingediend bezwaar zou, daar de Gemeente- commissie, aan geene begrooting gebonden, de uitgaven naar eigen inzigl mogt regelen, evenzeer door Arbiters (volg. art. 15 te benoemen) afgewezen hebben moeten worden als ecne vordering van den toezienden voogd of van den lastgever indien hjj er eene voor den Regter had ingesteld. Meent ie mand dat in dit geval de Gemeente een genoegzamen waarborg voor hel rigtig beheer barer goederen mist, zoo geldt deze bedenking niet tegen ge committeerden maar tegen het Reglement van 1809, ook zooals het in 1821 is gerevideerd geworden. Leyden, 26 October 1864. A. RUTGERS van der LOEFF. Van 20 tot en met 36 October 1861. REVALLEN C. Lilt, Z. II. Etigcrsgeb. Cohen, D. A. Overmeer, geb. van llijkD. M. Verra geb. de Jonae Z. J. Koreegeb. van der LelieZ. en I), tweel. II. A. van Praag geb. Tolicld Z. - J. F. L Schnabelgeb. Was sing Z. J. Nculeboom, geb. Ileynians, Z. M. Schneider, geb. Sclireuder, Z. C. ill. Pleylc, geb. Templeinan van der HoevenZ. W. Smitgeb. van I den HeuvelZ. M. A. van Eldik geb. LagasD. E. Blom, geb. van lleuze I). G T. Tyken geb. Wanna, D. J. Oolllinis, geb. van Leeuwen D. A. Verhoeven, geb. Bekcncs, Z. J. Verwoerd geb. Vriesema Z. E. W. Taffijn geb. van der Worm Z. M. Flamangeb. VerhaafI, Z. J. Simons geb. Ouwerkerk, D. S. Schopliuizengeb. Visser, D. j GERUWD: J. G. van den Berg jm. en S. C. Stevens, jd. J. Fontein ,jm. en J. II. P. Pennekamp, wedc.L.G.van Dissel, jm en Si. J. Versteegjd. A. van der Mark, jm. en P. de Ridder, jd. A. Koppers, jm. en M. F. Elsliof, jd. J. van Kampenhoutjm. en M. C. van Ocrlcjd. OVERLEDEN G. G. Werlheim74 j. C. M. Stikkclman D.10 m. A. T. van den Bos Z.10 m. L. RaaphorstZ.4 m. J. Delfos D.14 m. A. KeercweerZ.2 j. en 4 m. A. Ie Maitre Z.1 j. en 9 m. P. Srneels geb. van llouten63 j. A. L. Cocknyt8 j. en ruim 4m. C. Zoel, 61 j. D. van TolZ.ruim 5 m. C. KrampD.6 w. Susa Calh3 Zaalberg23j. W. F. Buis, Z., 2 j. en ruim 2 m. F. de Justgeb. van Wjjngaarde88 j. J. A. Henssen74 j. B. Lipsen D.1 j. en 9 m. J. J. van GesselZ.1 j. en 10 m. ADVERTENTIEN. Getrouwd P. G. NAP Weduwnaar van C. G. Scdwiers, Leyden 27 October 1864. en Eenige kennisgeving. C. D. BOURSSE WILS. Getrouwd: Dr. L. FANGMAN en Amsterdam, 27 October 1864. G. A. E. WOLTERBEEK. Getrouwd: J. C. LUBERTI, van Leyden Deventer, 27 October 1864. en J. J. WILHELM. lieden overleed, aan de gevolgen van ecne korte maar hevige ongesteldheid onze hartelijk geliefde Zuster en Behuwdzuster Mejnfvrouw JOSINA PEL- TENBURG, in den ouderdom van 38 jaren. G. H. BLANKEN. Leiden, 24 October 1864. L. J. BLANKEN, Paters. P. L. PATERS. G. PATERS, Berckenkamp. Heden overleed onze geliefde Vader de lieer G. van ELDIK, in den ouderdom van ruim 56 jaren. Leiden, 25 October 1864. D. G. A. van ELDIK. Algemeene kennisgeving. J. C. A. van ELDIK. Heden overleed op het alleronverwachtst te Ter-Aar bij Alphen, in den ouderdom van 24 jaar, na 10 dagen tc voren van ecne welgeschapene Dochter bevallen te zijn, mijne hartelijk geliefde Dochter GERARD1NA WILHEL MUS A JORISSEN, geb. v. Witzenburg. Leiden, 26 October 1864. A. van WITZENBURG. GEVESTIGD TE AMSTERDAM. Kantoor t Keizersgracht bij tic Hartcnstraat, KK. 316. Op 1° October 1864 Tivee en tlet-tiy Mill toen f* iihlen. Deze Maatschappij verzekert alle soorten van ONROERENDE cn KOERENDE GÓEDEREN tegen Brandschade en de gevolgen daar van, en zulks tegen vaste onderlinge Premiëu, zonder betaling van Inleg, welke door de mindere Administratie-kosten, die de Directeur, hij vergelijking met andere Maatschappijen, geniet, ook billijker zijn gesteld. De Adelaar is de eenige maatschappij in dit Rijk, welke de ZEKERHEID der ONDERLINGE en het VOORDEEL der PREMIE-MAATSCHAP PIJEN beide in zich vereenigt. Inlichtingen zijn te bekomen ten Kantore der Maatschappij en hij de Agenten cn Sub-Agenten in de meeste plaatsen van hel R(jk. De Directeur: BEURS: vóór Pilaar 36, F. VERSCHUUR Pzn. lloofd-Agent voor Leiden cn Omstreken: de Heer .1 J. PiJNACKER, tc Soetcrwoude Voor de zoo talrijke en duidelijke blijken van deelneming bij hel overlij den onzer hartelijk geliefde Moeder en Behuwdmocderbetuigen de Ondcr- gelcekenden, ook uil naam hunner familiebetrekkingen, hun opregicn dank. D. F. van UEYST. Leiden, 27 October 1864. A. W. JORISSEN. A. 11. JORISSEN, geb. van Hetst.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1864 | | pagina 3