Per Telegraaf.
ach,
een
isclie
eizer
ipoc-
in-
liocn
ver-
bespottelijk zulke zamenzweringen ook zijn, kunnen zij voor 'toogenblik
slechte gevolgen hebben, en Batavia's ingezetenen mogen zich dus geluk
tvenschcn aan deze revolutie ontsnapt te zijn.
Van de buiten-bezittingen zijn goede beriglen ontvangen, behalve van
Siutong (west-kust van Borneo), waar de geest der bevolking ons vijandig
iilyft. Onze oorlogsboot Celebes en de sloomer Kapoeas zijn wel in die
streken kruisende, maar of die magt voldoende zal wezen, valt moeijelijk
nu reeds te bepalen of te verzekeren. De vijand was van plan om tegen
liet eerste kwartier der maan de benting te Sintang in liet front en in
jen rug aan le vallen.
Uil Singapore wordt bcrigt, dal de daar te huis behoorende brik
Louisa, op haar reis van Hongkongdoor Chineschc zceroovers aangevallen
en uitgeplunderd is; de kapitein en het grootste gedeelte der bemanning
sjjn daarbij vermoord of verdronken. Aan vier personen gelukte het door
zwemmen te ontkomenzij werden door een ander schip naar Singapore
overgebragt.
PARIJS, 8 September. De Moniteur meldt de benoeming van maar
schalk dc Mac Mahon tot gouverneur-generaal van Algeriü en die van gene
raal de Martimprey lot lid van den senaat.
BERLIJN, 8 September. De Prov. Corresp. meldt dat de onderhande
lingen over een handclstractaat met Oostenrijk vermoedelijk in dc aanstaande
weck zullen aanvangen. Pruissen heeft hierbij lol grondslag en uitgangspunt
Je stellingwelke deze mogendheid op het gebied der handelspolitiek heeft
ingenomen door het met Frankrijk gesloten handelsiractaat en door het op
grond daarvan nienw opgerigt tolverbond.
FRANKFORT, 7 September. De keizerin der Franschen is heden voor
middag door deze stad gereisd.
INCtEZON 1» E NI.
Wegens enkele uitdrukkingen mij betreffendedie voorkomen in de
brochure getiteld «Toelichting enz.'% voor weinige dagen door den heer
J. Scheliema aan leden der hervormde gemeente toegezonden, zie ik mij
nog al weder tot eenig schrijven verpligt. In cene aanteekening op bl. 57,
58 der door mij uitgegeven «Stukken enz." zeide ikdat de overtuiging
dat bel Reglement (van 1809) gebrekkig was, en de administratie aan loe-
zigt behoorde onderworpen te worden, herziening van het Reglement wen-
schelijk deed achten. Ik voegde daarbjjdat de bewering der oude Ge
meente-Commissie, dat dc Kerkeraad geen andere reden tot het verlangen
naar die herziening zou gehad hebbendan dc benoeming van een hem niet
welgevallig lid in de Gemeente-Commissieeen zonderlingen indruk maken
moest op ben, die de brochure van den heer Zaalberg met eenige aandacht
gelezen hadden. Ik mogt aldus spreken. Want, zooals ik in de L. C. van
22 July schreef, «al waren de opgaven van den beer Zaalberg over bet ge
heel onjuist geweest, altijd toch zou uit zijn schrijven gebleken z(jn dat
dc Kerkeraad wel andere redenen meende te hebben dan die benoeming."
Dc lieer Sclieltema echter gaf in zijn «Nog iets enz." te kennen, dat ik
vooraf, door dc borderellen van rekening, aan dc Commissie uit den Kerke
raad telken jarc ter hand gesteld te vergelijkenmij had bchooren te ver
gewissen of dc cijfers juist waren. Ten einde aan de vordering van den
lieer Scheliema le voldoen; vergeleek ik nu vervolgens dc opgaven, dooi
den heer Zaalberg in zijne «Wederlegging enz." gedaan, met die borderel
len en deelde het resultaat van die vergelijking, in mijn brief van 4 Julij
bjj die «Wederlegging" gevoegd, mede. Tot voorkoming van misverstand
vond ik mj) eindelijk {L. C. van 29 Julij) lot de verklaring genoopt, dat
door hel onderzoekwaartoe m(j dc aanmerking van den lieer Scheliema ge
leid had, de overtuiging, die ik aanvankelijk had, dat de administratie
veel te wenschcn overliet, en er reden genoeg bestond om te verlangen,
dat bet beheer aan behoorlijke controle onderworpen werd, nog vaster was
geworden.
Tol deze verklaringen ben ik niet overgegaanzonder daartoe gedrongen
te zijn: tot die, in de genoemde aanteekening vervat, door hetgeen dc oude
Gemeente-Commissie ten onregte beweerd had; tot de overige, door het
schrijven van den heer Scheliema. Ik zou anders van hetgeen ik over het
gevoerde beheer dacht, hebben gezwegen. Indien dan door hetgeen ik
schreef, liet vermoeden mogt zijn ontstaan, dat de wijze, waarop hel be
heer gevoerd was, mede een der redenen was, waarom dc Kerkeraad herzie
ning van het Reglement verlangdezoo heeft èn de oude Gemeente-Commissie
èn de heer Schcltema zelf daartoe aanleiding gegeven. Z(j hebben mij ge
noodzaakt mijne mccning le openbaren. Volgens dc «Toelichting" van den
heer Scheliema (zie bl. 3) zal ik nog een ander vermoeden hebben doen
ontstaannamelijk dat dc reden van liet verlangen des Kerkeraads vooral
in bet slecht beheer was gelegen. Indien het waar mogt zijn, dal zulk
vermoeden ontstaan is, wat ik de vrijheid neem te betwijfelen, dan is dit
buiten mjjne schuld; want ik heb noch uitdrukkelijk gezegd, noch op eenige
andere wijze le kennen gegeven, dat vooral in een slecht beheer die reden
gelegen was. Ik heb er niets tegen, dat de heer S. het vermoeden, waar
van hij spreekt, ongegrond acht; hierin ben ik het met hem eens. De
voorname redenen waren die, welke ik in dc aangehaalde aanteekening uit
drukkelijk heb genoemd.
Wanneer de heer S. nu echter uit den brief des Kerkeraads van 7 Julij
1854 tracht aan le tooncn, dat de meening omtrent het gevoerde beheer
en de zucht naar herziening van het Reglement in gccne betrekking tot
elkander konden slaan, zoo gaat bij lever. Ik weet niet juist te zeggen hoe
de ouderlingen, die den 31s,cl1 Maart 1854 liet voorstel deden, om eene
commissie te benoemen tot het onderzoek of het Reglement herziening be
hoefde en, zoo ja, in welke punten, omtrent dc administratie oordeelden.
Zeker niet allen ongunstig: ik ten minste, toen onder hun getal behoorende,
deed bet nietwant ik was tol ieder oordeel over het gevoerde beheer bui
ten staal. Den 5den Mei daaraanvolgende bragl èn de commissie nopens de
Reglemcntsherzicning èn die, welke den 18J™ April dc rekening had opge
nomenrapport uit. Toen eersi openbaarde de eerstgenoemde commissie
hare meenjng en sprak die uit in een Concept-Reglement, wal toen zelf
nog in geene deliberatie kwamwelke veranderingen wenscbelijk moes
ten geacht worden, stelde de Kerkeraad eerst den 16dc° Junij vast, en dus
verscheidene weken, nadat omtrent de rekening van 1853 hel verslag was
gedaan, dat voor hel beheer niet gunstig luidde. Dat verslag kon dus wel
degelijk op het besluit des Kerkeraads omtrent de herziening van het Regle
ment van invloed zijn; en dat liet van invloed geweest is, daarvan ben ik
overtuigd. Maar meer]zou ik niet durven beweren, en ik heb geen grond
om tc stellen, dal dc mcening omtrent slecht beheer vooral reden is ge
weest van des Kerkeraads verlangen; wat ik trouwens ook nooit be
weerd heb1).
De heer S. schrijft bl. 6, dal ik geen regt had tc zeggen, dat hjj zich
onder een jammerlijk voorwendsel van de zaak had willen afmaken. lk
heb gezegd eerst LC. 22 Julij), dat men in hetgeen hij van mij vor
derde zulk voorwendsel zou zien, later LC. 29 Julij) dal ik zelf lot die
mecning zeer overhelde, lk sprak dus geenszins zoo stellig als dc heer S.
het doet voorkomen. Tot vermoeden echter had ik, dunkt mij, wel eenig
regt. Ik kan hebben misgetast. Dat ik het deed wordt echter daardoor,
dat de heer S. thans bet beheer op de aangehaalde punten is gaan toe
lichten, niet volkomen bewezen.
Op bl. 21 zegt de heer S.De gemeente is opgezet legen het beheer
der Gemeente-Commissie vooral ook door de aanteckeningcn van den heer
Sluffken." In geen andere aanteekening dan de bovenaangehaalde heb ik
dat beheer aangeroerd. Die betrof dat gedeelte van den brief der oude Ge
meente-Commissie, wat geheel onnoodig was en alleen dienen kon, om den
Kerkeraad voor de gemeente in een hatelijk daglicht tc plaatsen. Had incn
dat gedeeltewaarin de gemeente legen den Kerkeraad werd opgezet
achterwege gelaten, mijne aanteekening en wat mij ten gevolge daarvan
de lieer S. genoodzaakt heeft te schrijven, ware van zelf achterwege geble
ven. Maar kan nu wat ik tc kennen gaf, dat andere redenen, dan die dc
oude Gemeente-Commissie opgaf, den Kerkeraad herziening van het Regle
ment deden verlangen, en dal daaronder ook min gunstige gedachten over
het beheer behoorden, een opzetten tegen dat beheer hcctcn?
Met het grootste en gewigtigste gedeelte der «Toelichting", dat mjj niet
betreft, laat ik mij niet in. Het is mijne taak niet in onderzoek daarvan
tc treden.
Leiden, G Sept. 1864. J. H. STUFFKEN.
Wat de heer S. zegt, dat de Kerkeraad in z-jn brief van 7 Julij 1854 verschil over
den zin van art. 5 van het Reglement als reden opgeeftis verkeerd gezien, lïat de
Kerkeraad in dien brief niet sprak van slecht beheer of gebrek aan toezigtwas natuur
lijk maar bewijst niet, dat bij een grooter of kleiner aantal leden niet eene meer of min
gevestigde overtuiging, dat het beheer gebrekkig was, kon beslaan.
ZOMERZO i'.G.
Volden, hoornen en wandeldreven leverden een schoon gezigt op, want
dc lente was gekomen en daarmede Zomerzorg in een veel bchagelijker,
veel zedigcr gewaad getooid. Hetzij onze wenk, in dc Courant van 4 Sept.
des vorigen jaars gegeven, behartiging had verdiend of niet genoeg, reeds
in het najaar was de, tot vele opollcringen genegen, eigenaar er zelf op
bedacht geworden, door soberder aanleg, minder overlading en meerder uit
breiding van terrein zijne inrigting een ander aanzien tc geven, en die ver
andering, spoedig aangevangen, is gelukkig geslaagd. Door een gedeelte
van den vijver te laten dempenbloemperken te verleggen of op te ruimen
heeft bij aanmerkelijk terrein gewonnen en juist, wal liet laatste betreft,
ongemerkt tot veredeling van den tuin bijgedragen. Met welgevallen werd
menige loffelijke opmerking vernomen en ieders aandacht was gevestigd op
de even kostbare als bekoorlijke bloemen waarmede o. a. het eerste perk
afwisselend is onderhouden geworden. Ook de muziektent slaat veel gun
stiger en hel acoustik is daarbij, misschien wel door de verkregen ruimte,
veel verbeterd. Kortom, dc billijkheid eischt om van alles te zaïncn geno
men in bet openbaar hulde te doen.
liet weer was gisteren avond en dal wel voor liet laatste concert alles
behalve vriendelijk, waarom het dan ook in dc zaal moest plaats hebben,
waar allerliefst geschikte bloemen en een fraai programma vergoedde wal
hel genot van den tuin anders zou hebben aangeboden. Bijzonder schoon
was n°. 5 van het programma: Un jour d'e'té en IVorvège, a en b en (wat
geen tegenspraak zal ontmoeten) n°. 8: Adagio de la 5mc symphonie van
Beethoven. Met eene zeer melodicuse polka van Bousqucl, of eigenlijk met
ons Volkslied, op zwaar applaudissement ten beste gegeven, sloot bel laatste
concert. En daarmede ging een ieder zijns weegs; want dc zomer is voorbij
en de concerten zijn afgeloopeu.
Indien men nu deze, zoo nabij de stad gelegen, inrigting, heeft verlaten
met hel doel om er telkensook buiten concertenterug te komendan
geeft men wezenlijk blijk van belangstelling in degelijkheid. Want op de
gewone dagen der week, vooral gedurende de grootc vacantie in 't oogloo-
pend, onlbrcckl er maar al te dikwijls bezoek, waardoor de indruk ont
staat alsof Zomerzorg nu de bestemming heeft gekregen van Stations-koffij-
htiis en daarom slechts aan het reizend publiek zij overgelaten. Ter juiste
waardering van deze inrigting zal men wèl doen er altoos anders over tc
denken.
L. 7 Sept. 1864.
STADS-BERICTEIV.
De BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeentebestuur van Leyden, doet
tc weten, dat de ingevulde Palentbladenover het dienstjaar 1864 en
1865, voor de eerste zes Wijkenter Secretarie dezer gemeente verkrijg
baar zjjndagelijks, met uitzondering van den Zondag, van des voormid
dags tien tol des namiddags ten een ure.
En zal deze door plaatsing in de Leydsche Courant worden afgekondigd.
De Burgemeester voornoemd
Leyden 8 September 1864. D. Tl EB O EL SIEGF.NBEEK.