op Zomerzorg en de Buitensocieteil geef ik loe. Waar dat dit genot veel
„pooler kon wezen en de «heerlijke tooncn" van dit korps nog veel heerlij
ker zijn zullen, wanneer men in slaat wordt gesteld het gansche muziek
korps te engagerenzal door ieder erkend wordendie ooit de uitvoeringen
van het gedeelte met die van hel geheel vergeleken heeft. Uw geabonneerde
schijnt daarenboven geheel uit het oog te verliezendat niet alleen onder de
f 15 contributie de zomerconcerlen in den tuin der Ruïne begrepen zjjn,
maar ook een zeker getal winterconcerlenwaarvan Leyden in de laatste
jaren bijna geheel verstoken is gebleven. Dus ook hier, voor minder geld
meer genot.
Van het muziekaal genot der schutterij-mnziek zal ik alleen dit zeggen,
dat, daar hare zomer-concerten 25 cents in het saizoen kosten en de repe
tition gratis worden bijgewoond, de inrigting op de Ruïne voor niemand een
beletsel kan wezen, dit genot voortdurend te blijven smaken.
Uw geabonneerde spreekt van de inrigting op de Ruïne zóó, alsof zij uit
sluitend eene sociëteit met concert was. Hij moet niet vergeten dat de be
doeling veel verder gaat. Het lokaal is ook voor danspartijen, feesten, zoo
akademische als andere, ingerigt, voor leesmuseum en voor hetgeen in Ley-
jen juist wegens gebrek aan goede lokalen nooit kon plaats hebben
voor groote tentoonstellingen, hetzij van kunst of van wetenschap, van
schilderijen, van bloemen, van nijverheid enz. Alle groote gemeenten in
den omtrek, Rotterdam, 's Gravenhage, Haarlem, Delft enz. hebben van tijd
tot tijd hare tentoonstellingen. Leyden alleen niet. En waarom niet? Om
dat er, klaagt men bij elke gelegenheid, geen lokaal voor is. Zal men, nu
de gelegenheid oui een uiterst geschikt lokaal, een lokaal misschien eenig
in zijne soort, te verkrijgen, zich flaauwhartig terugtrekken, betwijfelen of
cr «behoefte" aan is, en afkeurend vragen, welk »nul" of welk «genot."
tentoonstellingen van kunst en van wetenschap hebben? Is dit handelen in
liet belang der gemeente? is dit handelen in het belang der burgerij?
Is het goed de gelegenheden tot uitspanning en uithuizigheid te ver
meerderen? vraagt uw geabonneerde nog. Zal men de gelegenheden lot
vermaak en uitgaaf vermeerderen? Is het niet waar, dat «de gelegenheid
den dief maakt?"
De zonderlinge vergelijking, dat de aanstaande leden der aanstaande in
rigting op de Ruïne «dieven" zijn zoudenen dat deze inrigting eene gele
genheid tot diefstal" is, daarlatende, vraag ik alleen, óf de gelegenheden
tot uitspanning en vermaak inderdaad zoo menigvuldig in Leyden zijn als
uw geabonneerde beweert? Velen betwijfelen het. Overigens is het de vraag
of de nieuwe inrigting nog niet meer zou concentreren en vervangen, dan
de bestaande genoegens vermeerderen. Of zij die deel nemen niet te veel
geld zouden uitgeven, is, geloof ik, uitsluitend hunne zaak te beoordeelen.
In 1664 zon zulk eene vaderlijke bezorgdheid lot motief hebben kunnen die
nen; in 1864 zijn wij deze voogdij ontwassen en passen zelf op onze zak
ken. Is, eindelijk, ook uit dit praktisch oogpunt gezien, voor veel minder
kosten, veel meer genot te koopenniet een echt zuinige cn huishoudelijke
maatregel?
Uw geabonneerde twijfelt, of in Leyden 136,000 kan bijeengebragt wor
den, of in Leyden 600 leden tegen 15 kunnen gevonden worden.
Hel beste middel om te weten of dit kan, is, het te beproeven. Ik zie
de onmogelijkheid er van, wanneer de burgerij het plan steunen wil, niet
in. «Dat men in Leyden niet doen kan wat in de groote sleden geschiedt,
«laat zich gemakkelijk verklaren," zegt uw geabonneerde; «indien men
«zich met het onderzoek en de vergelijking der inwonenden en der bijzon-
«dere standen zal willen bezig houden, men zal dan alhier eene disproportie
«ontdekken die elders in zulk eene mate niet bestaat."
Ik had wel gewenschl, dal uw geabonneerde bij zijne stelling tevens de
bewijzen gevoegd had, die haar slaven moeten, want thans kan ik haar
voor niet meer dan eene maglspreuk laten gelden, vooral vreemd in den
mond van iemand die, gelijk men van een «getrouw geabonneerde" op de
Leydsche Courant onderstellen mag, waarschijnlijk een inwoner der stad is.
Ik weet hoe buitenaf over Leyden gedacht en gesproken wordt. Leyden is
bij het groole publiek vooral beroemd door iwee merkwaardige gebeurte
nissen. door «het beleg" en door «de ramp" van Leyden. Ook meent men
te wetendat in Leyden onevenredig vele armen zijn. Deze drie gegevens
lol een geheel verwerkende, ontstaat een fantastisch Leyden met fantastische
Leydenaars. Leyden is, in de verbeelding van hen die er nooit komen,
eene stad waarvan de eene helft, ten gevolge van «de ramp", in puin ligt,
terwijl in de andere helft, op de met gras begroeide straten, vol gesloten
en leegstaande huizen, de ten gevolge van «liet beleg" uitgemergelde en
verhongerde Leydenaars wanhopig rondwaren om ergens een stuk been op
te rakelen, of mogelijk van een medelijdenden rijke een «haring en een
wittebrood" of wat «hutspot," van gisteren overgeschoten, als aalmoes te
ontvangen. De Leydeuaar der verbeeldingde fantastische Lcydenaar van
hen die hem niet kennenis nog altoos de pestzieke en doodgehongerde
Leydenaar uit het bekende prentje van Orlers. Het fantastisch Leyden is
eene soort van Ommerschans van 40,000 paupers, die voornamelijk leven
van de afgelegde studentenkleêren en de kliekjes van de studententafels.
Dat zij, die Leyden zóó (goed) kennen, uitroepen, dat het ongerijmd is,
van deze door «het beleg" en «de ramp" geruïneerde burgerij een kapitaal
van ƒ136,000 en 600 leden a ƒ15 te vragen en te verwachten, begrijp ik.
Maar dat een «getrouw geabonneerde" der Leydsche Courant, een Leyde
naar die Leyden kentdie weet hoezeer hel in de laatste jaren in bloei en
welvaart is vooruitgegaan, aan deze fantastische voorstellingen toegeeft, dit;
ik moet het opregt verklaren, begrijp ik volstrekt niet. Dat Leyden kan,
dat Leydenals liet noodig wasveel meer dan dit zou kunnenis aan
geen redelijken twijfel onderhevig. De vraag is alleen maar, of Leyden
wil? En die vraag kan alleen de burgerij beantwoorden.
De slotperiode van uwen geabonneerde verzoent mij geheel met hem
naar zij is dan ook eene zelfveroordcelende kritiek op hetgeen hij er boven
schreef. «Wordt het plan verwezenlijkt," schrijft hij, «dan zullen onze
"achterkleinkinderen ons zegenen, wanneer ze onder het lommer der bla-
"deren op de thans kale Ruïne van hunnen arbeid zullen uitrusten."
Hiervan ben ik ten volle overtuigd. Maar, om dien zegen te verdienen
tn deelachtig te worden, moeten wij niet aan ontmoediging en besluiteloos
heid of flaauwhartigen twijfel toegeven. Wij moeten de moedige mannen,
die het plan ondernamen, steunen en sterken. Wij moeten handen aan het
werk slaan, opdat de «kale Ruïne" in eene lommerrijke plaats van uit
spanning en genot verandere.
Burgerlijke ^tanö.
ONDERTROUWD: W. Scheller, wedr. 40j. en O. M. Wilier,jd 33j. J.
Vlasveld jm. 19 j. en M. van der Linden jd. 20 j. D. Wijsman jm. 25 j. en
L Dickhoff, jd. 25j. 11. van.der Wieljm. 23 jen M. Bedier, jd. 25 j.
Richterjm. 31 j. en W. Jongbloed jd. 23 j. J. Beuzemaker ,jm. 21 j. en J.
0' Monté, jd. 26 j. W. P. Kouwcnhovcnw,cdr. 58 j. en C. C. Sieversjd, 51 j.
STADS-BEKIOrEK.
VERGADERING van den Gemeenteraad van LeydenDonderdag den
26ste« Mei 1864, 's namiddags ten 2 ure.
Onderwerpen
1°. Rekeningen over 1863, van
a. de dienstdoende Schutterij
b. het Werkhuis, met suppleloiren staat van begrooting en staat van
af- en overschrijving;
c. het Evang. Luthersch wees- en oudeliedenhuis
d. de plaatselijke Schoolcommissie.
2°. Suppleloire staat van begrooting en slaat van af-en overschrijvingdienst
1863van het Gereformeerd minne- of armen oude mannen- en vrouwenhuis.
3°. Nadere voorstellen omtrent de hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus.
4°. Concept-verordening regelende het vormend onderwijs te verstrekken aan
de hulponderwijzers en kweekelingen der openbare lagere scholen.
5". Bedenkingen tegen de verordening houdende aanvulling cn wijziging der
Algemeene Policieverordening.
6°. Voordragl tol liet vragen van magtiging ter regeling van gemeenschap
pelijke zaken met de gemeente Bergen op Zoom.
7°. Verzoeken van M. van Weeren en P. van Duuren Sr.tot het in eigen
dom bekomen van gemeentegrondenter bebouwing.
8°. Adres van J. ?E. Timmermanom afschrijving van plaatselijke directe
belasting 1863.
9°. Plans en voorwaarden omtrent de aanbesteding van:
o de leverancie en het aanbrengen van ijzeren balansen hij onderschei
dene bruggen
b. het schoonmaken, invoegen en herstellen van de gemetselde wallen,
binnen en buiten de stad, benevens hel maken van eene schoeijing;
c. het schoonmaken en invoegen der gemetselde brugwerkenenz., binnen
de stad en langs de singels, benevens eenigc vernieuwingen daaraan;
d. het vernieuwen van eenige bruggenenz.
Oproeping- van de Verlofgangers der Nationale Militie
tot het bijwonen der Inspectie.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN
Gezien het besluit van den Commissaris des Konings in de Provincie Zuidholland
van den 27sten April 1864, A. N°. 2844 (2^e Afd.j, PB. N°. 44, houdende rege
ling van hel onderzoek der verlofgangers van de Militie te land
Roepen dien ten gevolge op, al de binnen deze gemeente met onbepaald verlof
aanwezige manschappen der nationale militie, om te verschijnen in de Lakenhal, aan
den Ouden Singelten einde door den Luitenant-Kolonel, Militie-Commissaris, te
worden geïnspecteerden wel
de verlofgangers, behoorende tot de ligting van 1860,
op Maandag, den 6Jc" Junij 1864, des morgens ten 9 ure;
die, behoorende tot de ligting van 1861,
mede op dien dag, des namiddags ten 1 ure, cn
voorts de verlofgangers, behoorende tot de ligtingen van 1862 cn 1863,
op Dingsdag, den 7Je° Junij 1864, des morgens ten 9 nre;
in nniform gekleeden voorzien van de kleeding- en uitrusting-stukken, hun bij het
vertrek met verlof mede gegeven, alsmede van hunne zakboekjes en verlofpassen.
En vermanen wijders Burgemeester en AVethouders de betrokkene verlofgangers aan deze
oproeping naauwkeurig te beantwoordente zorgen dat hunne kleeding en uitrusting
in goeden staat worden voorgesteld, als ook gedurende de inspectie cn bij het
gaan naar en terngkceren van de daartoe bestemde plaats zich ordelijk le gedragen,
daar ongeregeldheden als anderzins, zoo lang zij in uniform zijn gekleed, worden
gestraft volgens het Criminele Wetboek en het reglement van krijgstucht voor het
krijgsvolk le lande, en alzoo zich te vrijwaren voor de toepassing der strafbepalingen
vermeld bij de artikelen 130, 141-145 der AVet van 19 Aug. 1861 {Staatsblad N°. 72).
En zal deze door plaatsing in de Leydsche Courant worden afgekondigd.
Burgemeester en AA'ethouders van Leyden
Leyden, 24 Mei 1864. D. T1EBOEL S1EGENBEF.K, Burgemeester,
v. PUTTKAMMER, Secretaris.
Ï54"1 Staats-Loteri).
Trekking der Eerste Klasse.
l5lc Trekking. N°. 3239 een prijs van 5000. N°. 9146 een prijs van 2000.
N°. 19250 een prijs van ƒ1500. N®. 19844 een prjjs van ƒ1000.
2(Ie N°. 3937 een prijs van f 20000. N°. 5583 een prijs van/1000.
ADVERTENTIEN,
Getrouwd: J. E.
D. SANDER
van Utrecht,
Leiden, 24 Mei 1864.
en
Eenige kennisgeving.
J. VOS.
De Ondergeteekenden betuigen, ook namens hunne wederzijdsche Betrek
kingen hunnen welmeenenden dank voor de menigvuldige bewijzen van
deelneming, bij gelegenheid van hun Huwelijk ondervonden.
Delft, C. J. van der BURCHT van LICIITENBEKGU.
23 Mei 1864. A. P. J. van der BURCHT van LICHTEN BERGHDoeff.
Voor de vele bewijzen van deelneming, bij ons Huwelijk ondervonden,
betuigen wij, ook namens Betrekkingen, onzen dank.
II. C. COEI1EKGII.
Leyden, 23 Mei 1864. A. A. J. COEIIERGII, van Bree.
Voor de vele blijken van hartelijke deelneming, ondervonden gedurende
de ziekte cn bij bet overlijden van onzen innig geliefden Vader cn Beliuwd-
vader den Heer J. van VLIET, betuigen wij onzen innigsten dank.
Uit aller naam,
H. II. van VLIET, Wed. Oostroct.
Bij vonnis der Arrondissements-Rcgibank te Leiden van 17 Mei jl is
het Accoord door den gefailleerden HER M ANUS van der STAL, Boekver-
kooperBoekbinderBoekenverhuurder en Zaakwaarnemerwonende te
Bodegravenaan zijne Scluildeisehers aangeboden, gehomologeerd.
De Curator in het faillissement.
A. J. WIJNSTROOM.