Dat dMB inschrijving zal moeten geschieden in tien afzonderlijke registers, mei gien verstande, dat de personen, geboren in 1830 tot 1838 ingesloten, welke zich hier ter stedesedert de vorige inschrijving, uit andere plaatsen met der woon hebben dereezet, waaronder ook zijn begrepen de militairen, die sedert de laatste inschrij- jiun paspoort verkregen en zich alhier hebben gevestigdalsmede de zich in dit gijk en binnen deze gemeente sints de laatste inschrijving gevestigd hebbende vreem delingen (waardoor verstaan worden zij, die hun voornemen, om zich in dit Rijk neder te zetten, hebben aan den dag gelegd, hetzij door eene uitdrukkelijke verkla- jnp hetzij door werkelijk den zetel van hun bestaan herwaarts over te bren- »en zonder dat de tijdelijke uitoefening van een bedrijf of handwerk, in eenise ondergeschikte betrekking, als zoodanig voornemen wordt aangemerkt) zul- ]en worden ingeschreven achter in de registers, waartoe zij volgens hunnen ouderdom behoorenterwijl de geborenen in het jaar 1839 zullen worden geplaatst in een nieuw register, te weten: het eerste van den jare 1864 en het tiende of dat der mborencn in 1829 van het vorige jaar zal komen te vervallen. Dat van de inschrijving niemand der bovengenoemde personen is uitgezonderd, al vermeende hij tot de vrijgestelden of uitgeslotenen te behooren, en dus ook niet die nersonen, welke reeds hun ontslag uit de Schiitterlijke dienst hebben bekomen. Dat de registers van inschrijving zullen worden geopend op Dingsdag den 17 Mei aanstaande, en op den 1 Junij daaraanvolgende finaal zullen worden gesloten. Dat derhalve de personen, welke zich vóór gemelde sluiting op den 1 Junij, niet hebben doen inschrijven, (en dus ook ieder persoon van elders zijnde komen wonen, of de in dit jaar zich alhier gevestigd hebbende vreemdelingen, alsmede de Militai ren welke hun finaal ontslag hebben bekomen, en niet weder zijn in dienst getre den) bij ontdekking, alsnog achter de teekening, tot sluiting, door het hoofd van de Regering aan het einde van het register te plaatsen, zullen worden ingeschreven, met de bijvoeging van het woord: ambtshalveen volgens art. 9, door den Schut tersraad zullen worden verwezen tot eene geldboete, en daarenboven dadelijk, zon- der lotingbij de Schutterij ingelijfd, indien het zal blijken dat er, tijdens de verzuimde inschrijving, gcene redenen tot vrijstelling of uitsluiting ten hunnen aan zien bestondenterwijl in zoodanig geval het huwelijk hun ook gecne aanspraak geeft om in de tweede klasse gebragt te wordenalles onverminderd zoodanige straf bepalingen als, uit krachte der Wet van den 31 December 1832, op hen inoglen kunnen worden toegepast. Dat een ieder wordt vermaand, om voor zoo veel hij van geen bewijs van zijne geboorte voorzien is, voor hen, welke alhier geboren zijn, dat bewijs te komen af halen ter Secretarie dezer Gemeente, van heden af aan, van des vooruiiddags 10 tot 's namiddags 1 unr; terwijl zij, welke elders geboren zijn, zich dat bewijs onverwijld vóór de inschrijving zullen moeten aanschaffen; zullende een ieder ver antwoordelijk zijn voor de gevolgen, wanneer hij, bij gemis zijner geboorte-acte, door eene verkeerde opgave van het geboortejaar, abusivelijk wierd ingeschreven. Dat den belanghebbenden bij deze nog wordt herinnerd, dat zij hij de inschrij ving tevens zullen moeten opgeven hnnne woonplaatsbenevens de Wijk en hel Hom mer der huizen, hun beroep en dat hunner Ouders, zoo die nog in leven zijn, alsemde den lijd van inwoning alhier, en eindelijk of zij ingeschrevenen gehuwd of .ongehuwd zijnen in het eerste geval of zij kinderen hebben, zoo ja, hoeveel van elk geslacht; wordende de gehuwden aangemaand, om zich van een extract uit liet huwelijks-register te voorzien, om daarop door den Heer der Gebunrte, waarin zij wonen, het getal hunner kinderen te doen certificeren, ten einde daarvan bij de inschrijving te doen blijken, zullende almede tot de afgifte dier huwelijks-extracten van heden af woidcn gevaceerd ter secretarie dezer gemeente, van des voormiddags 10 tot 's namiddags ten 1 ure. Dat ten einde deze inschrijving geregeld afloope, een iegelijk, in die termen vallende, bij deze wordt opgeroepen, om zich te vervoegen in een der vertrekken van het Raadhuis, en wel: Op Dingsdag den 17 Mei 1864, de bewoners van Wijk I, II en III, benevens de bewoners van de Buitenwijk. Op Woensdag den 18 Mei 1864, de bewoners van Wijk IV, V en VI. Op Donderdag den 19 Vei 1864, de bewoners van Wijk VII en VIII; telken dage van des voormiddags 10 tot des namiddags 2 uur; met uitnoodigingom op den bepaalden dag zich stiptelijk ter aangeduider plaatse aan te meldenten einde men zich niet te wijten hebbe de gevolgenwelke uit het achterblijven zoaden ontstaan; zullende wijders het tijdstip, dat de registers ter inzage zullen liggen, en de dagen der loting, welke volgens de Wet, vóór den 1 Julij aanstaande geheel zal moeten zijn afgeloopen, nader worden hekend gemaakt. En verder gelet hebbende op art. 7 van Zr. Ms. besluit, van den 7 September 1828, StaatsblN". 55) roepen bij deze op alle personen, welke als gehuwd of als weduwenaars met kind of kinderen, in het afgeloopen jaar in de termen zijn geweest, om uit dien hoofde in de tweede klasse van de algeineene rol der Schutterij te worden gehragt, doch sedert dien tijd door het overlijden van hunne vrouwen of kinderen, de bevoegdheid liehhen verloren, om in die klasse Ie verblijven, en dus als nu in de eerste klasse der voor dit jaar daar te stellen algemcene Schutters- rol geplaatst moeten worden, om van dusdanige verandering van omstandigheden schriftelijk kennis te gevenof zich daartoe ter secretarie aan te meldendes voor middags Insschen 10en 1 ure, vóór de aan te vangen inschrijving, en dus uiterlijk tot den 14 Mei aanstaande; zullende, wanneer deze kennisgeving door den belang hebbende mogt zijn verzuimden hij dien ten gevolge niet bij de Schutterij zou zijn ingelijfd, door Burgemeester cn Wethouders proces-verbaal tegen hem moe- ten worden opgemaakt en aan de Regtbank toegezondenten einde op de nalatigen loe te passen de strafbepaling van art. 1 der Wet, van den 6 Maart 1818 (Staatsbl. N». 12), houdende eene geldboete van ten hoogste ƒ50, en eene gevangenis uiter lijk van drie dagen, hetzij afzonderlijk, of wel beide de straffen te zamen genomen. En zal deze door aanplakking en door plaatsing in de Leydsche Courant worden afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd. D. TIEBOEL SIEGENBEEK, Burgemeester. Lïtden, 4 Mei 1864. v. PUTTKAM M ERSecretaris. Beschrijving van het patentregt en de personele belasting over het dienstjaar 1864 en 1865. BURGEMEESTER en WETHOUDERS tan LEYDEN doen te weten, naar aan leiding van een ontvangen besluit van den Commissaris des Konings in de provincie Zuidholland van den 18dcn dezer maand, Provinciaalblad N°. 41, houdende eenige hepalingen ten aanzien der beschrijving van het patentregt over het dienstjaar 1864 en 1865, alsmede naar aanleiding van een gelijk besluit van dezelfde dagteekening Provinciaalblad N°. iObetrekkelijk de beschrijving der personele belasting voor het dienstjaar 1884 en 1865; dat op den 2den Mei eerstkomende een aanvang zal worden gemaakt met de be- j schrijving der patentpligtigcnbedoeld bij n°. 3740 van tabel n°. 14 zijnde de j slijters, tappers, kroeg- cn koflijhuishouders, waarvoor de declaratoiren aan de buizen znllen worden rondgebragt en na verloop van drie dagenvan wege den ontvanger der directe belastingentegen reiju worden afgehaaldcn wordt ge- melden patenlpligligen herinnerd de bepaling van art. 2 der wet van den 24ste" April 1843 Staatsblad n°. 16), dat zij hun beroep niet mogen uitoefenen dan nadat zij de helft van hunnen aanslag over het diensljaar 1864 en 1865 hebben voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaar ten volle zal zijn aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de actcn van palent aan hen !i kunnen worden afgegeven; dat zoodra mogelijk hunne aanslagbillellen zul len worden bezorgd, de patenthladen in gereedheid gebragt, en die dadelijk ter j gemeente-secretarie moeten worden afgehaald dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld hij de tabel n°. 16 der wet van den 22slcn April 1852 Staatsblad n°. 61), houdende wijzigingen en uitbreidingen van de Ordonnantie op het regt van patent, van den 21sten Mei 1819 Staatsblad r.°. 34), de tijd der uitgifte van de door de patenlpligtigen in te vullen verklarin gen van aangifte, voorden jare 1864/65 wordt vastgesteld op den 9dcn Mei aanst., j en dat de wederinzameling tegen reendoor den ontvanger of zijn gemagtigde geteekendop den achtsten dag na de uitgifte zal geschieden; dat de registers der patentpligtigen uiterlijk op den 31sten Mei aanstaande zullen worden gesloten, en er na dien tijd volstrekt geene verklaringen zullen wor den aangenomen wordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd art. 18 der wet op hel regt van patent, van den 21slen Mei 1819, inhoudende: »dal zij, die bij bet aanbieden »of bezorgen der verklaringen van aangifte, of ook bij hel terughalen van die, «mogten zijn voorbijgegaan, zich niet mogen beroepen op een of ander begaan verzuim, «maar integendeel gehouden zijn om zorg te dragen, dat de hij de wet gevorderde «aangiften, verklaringen en aanvragen, welke ter invulling aan het kantoor van den DOntvanger der directe belastingen," (op de Breêslraat binnen deze gemeente) «vcr- «krijgbaar zijn, door hen in persoon of door hunne gemagtigdenbehoorlijk ingevuld «op den daarbij bepaalden lijd, ter zeiver plaatse moeten worden ingediend;" alsmede aan art. 37 der gemelde wet, houdende: «de aan het regt van patent «onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot het doen der aangifte «bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door valschc, onnaauwkeurige of «onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtingen ten aanzien dier aan- «giften te hebben gekweten, zullen telken reize, wanneer hun verzuim of over- «treding wordt ontdekt, vervallen in eene boete van niet minder dan 25, en niet «meerder dan 400 gulden;" dat, met betrekking lot de schippers, schuitenvoerders, enz., in de tabel n°. 16 der wet van den 22slen April 1852, Staatsblad n°. 61), voorkomende, de eige naars, vaste huurders en andere vaste gebruikers van binnenvaartuigen, gehouden zijn, om zich van behoorlijk patent te voorzien; dat, tot de door hen daartoe Ie doene schriftelijke aangiften zal worden gevaceerd ter secretarie dezer gerneenlelan den 2dcn Mei eerstkomende tot uiterlijk den 1 ó'j,nl Mei daaraanvolgende, des voormiddags van 10 lol. 1 ure, de Zondagen uitgezonderd, voorzoo verre dat beroep niet in den lonp des jaars wordt aangevangen; wordende zij tevens uilgenoodigdom de meetbrieven hun ner vaartuigen, mits niet ouder zijnde dan vijf jaren, mede Ie brengen, en al die inlichtingen te geven, die van hen, betrekkelijk de vaartuigen, zullen worden gevorderd; terwijl er na den 16dcn Mei voormeld, geene verklaringen meer worden aangenomen, en de gebrekigen, bij ontdekking, zullen inclineren de boete, bepaald bij artikel 37 der wet van den 215tc0 Mei 1819, hiervoren omschreven; dat voorts alle patenlpligtigen, bij tabel n". 7 der wel van deri 16dc" Junij 1832 bedoeld, zijnde inlandschc en vreemde kramers, welke met kramen, stallen, lafels enz., hnnne waren in herbergen, huizen, kamers of op openbare markten en ker missen uitstallen, mitsgaders de debitantcn in loterijbriefjes, en alle handeldrijvende j en als kooplieden te belasten personen, welke hunne waren ter verkoop, hetzij in I 'tklein, hetzij in 't groot, te water of te lande met zich voeren, alsmede de ondcr- nemers van openbare vermakelijkheden, in tabel n°. 15 genoemd, voor zoo verre al die patenlpligligen in de algemeene beschrijving voor 1864 cn 1865 moeten worden begrppengehouden zijn, zich gedurende de maand Mei, ter bekoming van hun patent, aan te melden ter secretarie dezer gemeente, des voormiddags van 10 tot 1 ure, de Zondagen uitgezonderd; zullende er na dien tijd geene aanvragen meer worden aangenomen, behalve van de zoodanigen, die hun beroep of bedrijf na dien tijd aanvangen, en alzoo in de bijzondere beschrijvingen worden begrepen, welke gehouden zijn, zich dadelijk hij dien aanvang van patent Ie voorzien; dot ook op den 9dcn Mei aanstaande, een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving der belasting op het personeel voor het dienstjaar 1864 en 1865. Zij, welke, bij het bezorgen der billetten, of ook bij het terughalen daarvan, moglen zijn overgeslagen, mogen zich, in geen geval, beroepen op zoodanig verzuim, maar zijn integendeel gehouden om de vereischte en behoorlijk ingevulde verklaringen in te dienen ten kantore des ontvangers, alwaar de billetten ter invul ling steeds verkrijgbaar zijn Een ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne handteekening te bekrachtigen. Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijvenzal de ontvanger of zijn ge magtigde, des gevraagd, de invulling in zijnen naam, en zonder daarvoor eenige betaling te kunnen eischenverrigten, met vermelding der redenen waarom; en zal de aangifte door den ontvanger of zijn gemagtigde, in tegenwoordigheid van een' derden persoon en mei en benevens dezeworden geteekendna voorafgaande voorlezing. De belastingschuldigen zullen de door hen in belrekking tot de belasting op het personeel te doene aangiften, in het algemeen, behooren in te leveren in die ge meenten, alwaar de belasting is verschuldigd. Dcnzuiken echter, wier belasting-voorwerpen naar de vier eerste grondslagen, alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere gemeente dan die, waarin zij hun verblijf hebben,zal het vrijstaan de aangifte voor allen, nuts alsdan voor elke gemeente afzonderlijkter plaatste hunner woning of van hun verblijf te bewerkstelligen. Zoo wanneer paarden der vierde klasse door denzelfden belastingschuldige in verschillende gemeenten worden gehouden, zal hij in elk van deze het aldaar ge houden wordende aantal behooren aan te geven. Eindelijk wordt den Ingezetenen verwittigd, dat lot tegenschatters voor meerge noemde belasting zijn benoemd de navolgende personenals DIRK VELS HEYN, JOHANNES HOLTZ-, PI ETER GEORGE HOUTHUYSENJAN tan LITH MART1NUS STEPHANUS REYSTJOHANNES CORNELIS RIJK. En zal deze door aanplakking en door plaatsing in de Leydsche Courant worden afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leyden, 28 April 1864. D. TIEBOEL SIEGENBEEK, Burgemeester. Y. PUTTKAMMER Secretaris. üurqcrlijtic £»taub. Van 38 April tot en met 4 Mei 1864. BEVALLEN: A. KouwenbergD. N. Cornelisse, geb. van Elswijk Z. A. D. de Vink, geb. Bekooy, D. H. C. Stokhuyzen, geb. van Putten, Z. P. Weerlee, geb. van Loe.D. J. Zwaan geb. van der Spree Z. G.vanHou- tum, geb. de HaasD. G. J. Heenakker, geb. Kelderman Z. C. van Waay, wed®. D. Korenneef, Z. J. E. van As, geb. van den Dop, Z. G. Ie Noble, geb. Nieuwenbnrg, Z. S. Honsbeek geb. Houvveling, D. M. C. Keereweer, geb. de Meede D. J. E. van Dijk geb. KnoopZ. A. E. van den Bogerd geb. van Bugsemen, D. C. Vervark, geb. van LeeuwenZ. J.G. Nente- boomgeb. Pieters, D. A. Broekhuyzen geb. Stavleu, D. E. J. Wage- mansgeb. Pielanen D. J. Jansen geb. Rietbergen D. - A E. Miocligeb. van der Ree, D. C. Mattaar, geb van Dieren Z. J. Woliersgeb. Jansen D. M. Mieremet, geb. Slnymcr, D. J. A. Wecbersgeb. Coebergh Z. S. W'ensch Z. E. Yosa, geb. Bosierdijk Z. W'. Langezaalgeb. Bool D. W. Mioggeb. EradusZ L. van Tolgeb. SlnimersZ. A. Plugeb. Derogee, M. S. Overduin, geh. OosivecnD. Bodenburg, geb van der Poel, D.—C. van Nieuwkerk,geb. van Koon, I). - E. Brybig, geb. Arbouw,Z.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1864 | | pagina 3