van Praebenden154.71 over een gelirel jaar. Huishuren- 453 25 3 maanden. i) Zit plaatsen- 6124 50 een geheel jaar! Inschrijving- 349 00 idem. Interessen- 801 65. te zamen 7883.71. Wij «ragen, waar is dat geld van daan gekomen? Want op de vroe- «ere borderellen van rekening komen jaarlijks die artikelen als vaste pos ten met een weinig beduidend verschil in bedrag, voor. Was dit een reservefonds, geput uil vroegere diensten? Zoo ja, dan zijn de werkelijke ontvangsten over dat jaar, waarover de rekening liep, niet vermeld. Of waren deze de Ontvangsten van een vorig jaar, of van 20 o( 30 jaren geleden? Wij hebben vergeefs gezocht; wij zouden anders opeen der borderellen de Ontvangsten, van welke hier sprake is, voor Memorie moeien uitgetrokken vinden. Een reservefonds ie scheppen, zonder daarvan verantwoording te doen aan hen, aan wie men rekenpligtig is, dat is niet bestaanbaar met eenc riglige administralie. Een gelijk verschijnsel openbaart zich in 1855 bij de Uitgaven. Hoven en behalve de gewone uitgaven over dat jaar, als: voor het 11. Avondmaal732 45 vuur en licht- 2130.945 a reparatie van gebouwen - 2395.80 organisten en orgel- 1070.— ƒ6329.195 wordt er nog in dal zelfde jaar 1855 aan buitengewone uitgaven van vorige diensten verantwoord voor hel 11. Avondmaal612 99 vuur en licht- 1575 44 reparatie van gebouwen - 3823.683 hel orgel- 267.50 ƒ6279.615. Indien dit achterstallige schuld was, dan had, bij een getrouw beheer, dit moeten worden vermeld. Dit verraadt op hel minst eene onvergeeflijke slordi"heiden zijdie de rekening opnamen, hebben daardoor eene valsche voorstelling gekregen van de baten en lasten, liet verdient echter opmer- kin" dal het zoogenaamd opredderen van oude zaken juist in 1855 heeft .„a",; gehad, het jaar nadat de Commissie uit den Kerkeraadbestaande uit den predikant Dr. A Rutgers van der Loeff, den ouderling W. II. I). Suringar, en den diaken II Zaalberg, de rekening opnemende, verlangd haddendat die met de bewijsstukken zonde worden vergeleken waaraan niet dan met weêrzin door de Gem.-Comm. werd voldaan, omdat zij beweerde, dat zulks nimmer te voren was geschied Die opreddering der'0,11de zaken is, zonder twijfel, een gevolg van het vernemen door de Gem.-Comm.dat de Commissie, die de rekening had opgenomen, een schrif telijk verslag daarover in den Kerkeraad van 4 Mei 1854 had ingeleverd, waarbij zij wees op de leemten en misbruiken, die er bij het beheer der kerkelijke goederen plaats had, en haar rapport eindigde, met den wensch, dal bij'eene eventueele wels-herziening daarop mogt gelet worden. 15 April 1864, ZAALBERG. Wordt vervolgd. üurgevtijfie ONDERTROUWD: W. C. Zuurdeeg jm. 27 j en O. Schehljd. 20 j. J. van Leeuwen, jm. 23 j. en M. J. Rozier, jd. 31 j. J. Buitendijk, jm. 21 j en W. Waardenburg, jd. 24 j H. Zwaanjm. 23 j. en M. J. Seynjd. 24j F. II. Klynsman jm. 31 j en A. Hoekstra welt. geseheid. 37 j. V. Huisman jm.23j enS. Spek, jd. 26j. II. Zeilslra. jm. 30j. en J. Voetbcrg, jd. 26j. A. Waasdorp, wed'. 38j. en .1. C. Makko, jd. 30 j. II. Wanrooyjm. 30j. en L. A. Greven jd 26j. I). Zwart, jm. 27 j. en J. E. Pieterse. jd. 36 j. STADS'BEBIOTEI. VERGADERING van den Gemeenteraad 21slen April 1864, 's namiddags ten 2 ure. Onderwerpen van Lcvden Donderdag den 1». 2°. 3°. 4°. 6°. 7°. Benoeming van een ijkmeester van liet bolervaalwerk. Benoeming van een adsisteiit-commies-porlier bij de plaatselijke belastingen. Benoeming van een adsistenl-commies-roeijer bij de plaatselijke belastingen. VoordragL omtrent de oprigting ecner boogcre burgerschool met vijfja rigen cursus. 5°. Voordrag» betreffende de herstelling aan de Mare-kerk. Adres van J. Kneppelbouttot liet in eigendom bekomen van een stukje gemeente gronds aan de Langebrug. Adres van P. Kooreman Pz.tot bet in eigendom bekomen van een open erf in de Looijersslraat. 8°. Adres van J J Brandboff lsselman. tot het in buur bekomen van een lokaal in hel Sl. Catbarina gasthuis. 9°. Adres van P. van der Meer en H. van Cazant, om het gebruik van gronden waarop de molen de Eendragt en aanhoorigheden zijn gebouwd. 10°. Adres van P. Dieben, tot bet leggen van een spoeltrap in den singel tusschcn dc lloogewoerds- en Koe-poorten. 11°. Adres van D. de liaan, tol bet leggen van een duiker door de Clarensteeg. 12°. Adres van A. de Groot, lol bet in eigendom bekomen van gemeente grond aan het Utrechtsche veer. 13°. Supplctoire begrooting en slaat van af- en overschrijving, over 1863, van bet H. G. of armen wees- en kinderhuis. Be BURGEMEESTER en YVETHOUDEBS van LEYDEN doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 24sten Maart 1864, is vast gesteld de volgende TERORDE1VI1VO op den ijk en liet ijk van het botervaatwerk in de gemeente Ley den. Art. 1. Dc boter zal in geene andere vaten, ten verkoop, aan de markt of waag mogen worden gebrngt, dan in dc zoodanigen die vervaardigd zijn overeenkomstig en voldoen aan dc bepalingen dezer verordening, of die elders binnen bet rijk, vol gens de daar begaande wettelijke voorschriften, zijn vervaardigd, behoorlijk geijkt of herijkt, en alzoo daar nog geldend en toegelaten. Art. 2. Ten aanzien van het boter-vaatwerk, alhier te ijken of te herijken, gel den de volgende bepalingen. Bet botervaatwerk wordt verdeeld in drie soorten: bel vat van 40 Ned. ponden (4); 20 J 10 (tV); Art. 3. liet botcr-vaalwerk moet vervaardigd zijn van goed, zuiver, droog en gekloofd eiken Rijn-, Oostzcescb-, of best digt Amerikaansch bont, zonder spint, Kwade kwasten, wormgaten, of eenig ander gebrek. Oude duigen of bodemslukken mogen tot de vervaardiging van botervaten niet. ge bezigd, en de vaten niet verkast worden. Art. 4. Het vaatwerk, voor de eerste maal ter keuring aangeboden, zal geheel nieuw cn afgewerkt zijn en niet zwaarder wegen dan bet i. vat 7 Ned. ponden l 4 -L. 2 Art. 5. De afmetingen, waaraan de vaten bij den ijk moeten beantwoordenzijn: a. hoogte of dieptebinnenwerks bet 4 vat 460 Ned. strepen 350 y> -i-s 285 b. middellijn van den bovenhoepel het 4 vat 342 Ned. strepen 277 216 middellijn van den onder- of kimhoepel. het 4 vat 348 Ned. strepen 281 221 tl. middellijn van den huikhoepel: bet 1 vat 406 Ned. strepen 4 331 258 e. huiten-omtrek va?i den huik: het 4 vat 1280 Ned. strepen 4 1045 -Jg- 33 816 3) 33 f. dikte der duigen aan de uiteinden het 4 vat 20 Ned. strepen 33 4 17 33 33 33 -j-g 13 13 33 XI g. dikte der duigen in den huik: het 4 vat 15 Ned. strepen 33 4 33 12 33 33 11 -fg. 33 8 33 33 h. lengte van den kim bet 4 vat 40 Ned. strepen 33 l 33 35 33 33 33 33 30 33 33 Voor elke afmeting 5 strepen ongehouden cn op de dikte der duigen 2 strepen: doch de lengte van den kim zal tot op de helft mogen verminderd worden, terwijl de omtrek van den buik (letter e) tot 15 strepen minder bedragen mag. Art. 6. Het vaatwerk moet behoorlijk digt gekuipt en de duigen en bodems van binnen glad geschaafd zijn. De duigen worden op de bovenzijde schuin afgestoken, betzij aan de buitenzijde, hetzij aan de binnenzijdenaar verkiezing der belanghebbenden. De bodems mogen uit niet meer dan drie stukken bestaan, de dragt binnenwaarts en van buiten vlak. De 4 vaten moeten voorzien zijn van 11 boepels, waarvan 4 aan de onder-, 3 aan de bovenzijde cn de overige 2 aan 2de jj vaten van 10 boepels, waarvan 3 aan de onder-, 3 aan de bovenzijde en de overige 2 aan 2; dc Tlv vaten van 9 hoepels, waarvan 3 aan de onderzijde en de overige 2 aan 2. De boepels moeten eene, aan de soort van het fust geCvenredigde, dikte hebben en geschild zijn, met uitzondering van de 2 onderste, die ongeschild blijven. Ait. 7. Het gebruikte vaatwerk, dat ter herkeuring wordt aangeboden, moet voorzien zijn van het duidelijk ziglhare ijkmerk van het voorgaande jaar. Het zal echter niet langer dan gednrende drie jaren voor den hoterliandel worden gebezigd. Art. 8. De in bet voorgaand artikel bedoelde vaten zullen niet zwaarder mogen wegen dan het 4 vat 8.5 Ned. ponden 33 4 5.0 33 33 33 T\ 33 2.5 33 33 Art. 8. Dc ijkmeester kan het ijkloon vorderen, zoodra de vaten door hem zul len zijn geijkt. Dat ijkloon bedraagt, zoo bij de eerste ijking, als bij den jaarlijkschen herijk, voor elk vat ƒ0.035. Art. 10. Het merkteeken van den ijk en herijk bestaat in der. naam en bel wa pen dezer gemeente met bijvoeging van bet jaartal. leder vat zal op den bodem en op dc buitenzijde der duigen worden gebrand en wel op den naad of de zarnenvoeging der staven of duigen en op de zamenvoeging des bodems. Bovendien zal bet merk van den kuiper, of bet zoogenaamde huis merk, op ieder vat worden ingebrand. Art. 11. De botervaten, welke blijken dragen van tol andere einden te zijn ge bruikt, zullen even als die, welke vuil of onzindelijk zijn geworden, bij den herijk worden afgekeord en bij die dergelijke vaten, met boter gevuld, ter waag of aan de markt gebragt zal hebben, zal in eenc geldboete worden verwezen. Art. 12. De afgekeurde vaten, zoowel oude als nieuwe, zullen, ten blijke daar van, gebrand worden met de letters A. f. g.welke, voor de vroeger geijkte vaten, boven liet laatste ijkmerk zullen worden geplaatst. Art. 13. Na den 1 stt'n Mei van elk jaar zullen geene botervaten ter markt wor den toegelaten, dan voorzien van bet ijkmerk over dat loopend jaar. Belegen boter zal ook na den lstcn Mei, in vaten van bet vorige jaar, ter waag cn ter markt mogen gebragt worden, mits door den waagmeester als zoodanig erkend. Art. 14. Het ijken en herijken zal geschieden in de waag of in het boterbuis: gedurende de maanden Januarij, Fehruarij, November en December: op Vrijdag, \s voorniiddags van 8 tot 1 ure: gedurende de maanden Maart, Augustus, September en October: oj) Vrijdag, 'svoormiddags van 8 tol 12 ure, 33 33 's namiddags 33 2 33 5 33 gedurende de maanden April, Mei, Junij en July op Woensdag, 's voormiddags van 8 tot 1.2 ure, 33 Vrijdag, 's voormiddags 33 8 33 12 33 33 33 's namiddags 33 2 33 5 33 Art. 15. De overtredingen tegen deze verordening worden door den ijker of waag meester bij proces-verbaal geconstateerd en dit, met bet aangehouden vaatwerk, op gezonden aan den bevoegden ambtenaar van bet Openbaar Ministerie. Het is den eigenaar evenwel vrijgelaten, om vooraf bet afgekeurde val te ledigen en alzoo in bet bezit zijner boter te blijven. Art. 16. De overtredingen van arlt. 1 en 11 zullen worden gestraft met eene boete van 3 en die van art. 8 mei eene boete van ƒ10, telkens voor ieder vat, zonder dat evenwel dc gezamentlijke boete bet bedrag van 25 in eens zal mogen te boven gaan. Bij veroordeeling zullen de aangehouden vaten worden verbeurd verklaard. Overgangsbepalingen. Art. 17. Dc vaten, die in bet jaar 1862 geijkt en in bet jaar 1863 behoorlijk herijkt zijn, gelijk mede die in bet jaar 1863 geijkt zijn, alles krachtens de veror dening van 25 Julij 1861, zullen in den loop van het jaar 1864 herijkt mogen worden, mits voldoende aan de vereischten bij de artikelen 3, 8 en 11 bepaald. Desgelijks worden, onder dezelfde voorwaarden, vaten, bel huismerk van de kui pers van 1862 en 1863 dragpnde, in 1864 tot den ijk toegelaten. Art. 18. De verpligting, in art. 13 uitgedrukt, vangt voor bet jaar 1864 met 1 Augustus aan. Vastgesteld door den Raad der gemeente Leydenin zijne openbare vergadering van den 24stcn Maart 1864. De Burgemeester, D. TIKBOKL S1EGENBEEK. De Secretaris, v. PUTTKAMMER. Zijnde deze verordening aan de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, volgens hun herigt van den 4den April 1864, B. n°. 1712 (le afd.), G. S. N°. 31. in af schrift medegedeeld. En is hiervan afkondiging geschied waar bet behoort, den 18d(to April 1864. Burgemeester en Wethouders voornoemd, D. T! KROEL Sl EG EN BE EKBurgemeester, v. PUTTKAMMER. Secretaris.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1864 | | pagina 3