mei plans en voorwaardensuppleioiren slaai van begrooting en staat van af- en overschrijving. 7°. Opmerkingen van de Commissie van Financiën ad hoebetreffende de stedelijke Gasfabriek. 8». Voordragt tot den verkoop van gemeenschappelijk eigendom met de ge meente Delft. 9». Regeling van de door J. Leen wen burgh te betalen recognitiën. 10». Adressen van Regenten van het Evangelisch-Luthersch Weeshuis, lot het leggen van eenc stoep voor dat gesticht op den Middelweg, en van R. van der Meer, om gelijke vergunning voor het perceel Wijk V,n°. 44. 11". Concept-verordeningen voor de waagwerkers. 12". Concept-verordening houdende instructie voor de keurmeesters van levens middelen. Oproeping van de Verlofgangers der Nationale Militie tot het bijwonen der Inspectie. BURGEMEESTER ek WETHOUDERS tak LEYDEN Gezien het besluit van den Commissaris des Konings in de Provincie Zuidholland van den 25slen April 1863, A. N°. 3021 2('t-' Afd.l, houdende regeling van hel onderzoek der verlofgangers van de Nationale militie te land; Roepen dien ten gevolge op, al de binnen deze gemeente met onbepaald verlof aanwezige manschappen der nationale militie, om te verschijnen in de Lakenhal aan den Ouden Singel, len einde door den Luitenant-Kolonel, Militie-Commissaris te worden geïnspecteerden wel de verlofgangers, behoorende tot de ligling van 1859, op Maandag, den 8>,e0 Junij 1863, des morgens ten 9 ure; die, behoorende tot de ligting van 1860, mede op dien dag, des namiddags ten 1 ure, en voorts de verlofgangers, behoorende lot de ligtingen van 1861 en 1862, op Dingsdag, den 9den Junij 1863, des morgens ten 9 ure; in uniform gekleed, voorzien van de kleeding- en uitrusting-stukken, hun bij het vertrek met verlof mede gegevenalsmede van hunne zakboekjes en verlofpassen. En vermanen voorts Burgemeester en Wel houders de betrokkene verlofgangers aan deze oproeping naauwkenrig te beantwoordente zorgen dat hunne kleedingen uitrusting stukken in goeden staat worden voorgesteld, als ook gedurende de inspectie en bij het gaan naar en lerugkeeren van de daartoe bestemde plaats zich ordelijk te gedragen, daar ongeregeldheden als anderzins, zoolang zij in uniform zijn gekleedworden gestraft volgens het Criminele Wetboek en hel reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande, en alzoo zich te vrijwaren voor He toepassing der strafbepalingen vermeld bij de artikelen 130, 141-145 der Wet van 19 Aug. 1861 Staatsblad N°. 72). En zal deze door plaatsing in de Leydsche Couratit worden afgekondigd. Burgemeester en Wethouders van Leyden, Lïyden, 26 Mei 1863. D. TIEBOEL SIEGENBEEK, Burgemeester, v. PUTTKAMMER, Secretaris. De BURGEMEESTER ek WETHOUDERS yak LEYDEN doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 16den April 1863, is vastge steld het volgende RAADSBESLUIT houdende wijziging van het raadsbesluit van den 11/24 December 1855, regelende de heffing van plaatselijke belastingen te Leyden voor zooveel de belasting op het gemaal betreft. De Gemeenteraad van Leyden Heeft besloten Te beginnen met 1° Julij 1863, wordt de heffing der belasting op het gemaal, geregeld bij raadsbesluit van den 11/24 December 1855, gewijzigd als tolgt: dal bij invoer van elders zal worden geheven van: per 100 ponden gebuild tarwemeel3.92, in plaats van ƒ3.80; brood van gebuild tarwemeel - 2.845, -2.75 fijne beschuit- 3.92. - 3 80; kleingoed en Sl. Nicolaas-gebak - 1.96, - 3.80. Gedaan le Leyden, ter openbare raadsvergadering van den 16den April 1863. De Burgemeester, D. TIEBOEL SIEGENBEEK. De Secretaris, v. PUTTKAMMER. Zijnde deze wijziging der plaatselijke belasting op het gemaal goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den lldeo Mei 1863, n°. 64, waarbij tevens zijn aangehaald de algemeene verordening van 9 Novembcr/24 December 1855 (Gem. blad r»°. 5), de verordening van 6 Februarij 1862, houdende bel gewijzigd «art. 37 dei algemeene verordening (Gem. blad n°. 4 \an 1862), de terordening van 1/24 December 1855 (Gem. blal n°. 6), die van 5 December 1861 (Gem. blad n°. 1 van 1862) en die van 16 April 1863 (Gem. blad n°. 11). En is biervan afkondiging geschied waar bet behoort, den 2den Junij 1863. Burgemeester et» Wethouders voornoemd D. TIEBOEL SIEGENBEEK, Burgemeester, y. PUTTKAMMER, Secretaris. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 16den April 1863, is vastge- steld de volgende VERORDENING houdende wijzigingen in de verordening van 1/24 December 1855, in ver band met die van 5 December 1861, regelende de invordering eener plaatselijke belasting op het gemaal binnen de gemeente Leyden meer bijzonder wat betreft de molens of inrigtingen in welke tarwe tot meel of bloem wordt bereid. Art. 1. Op de molens of inrigtingen, waar tarwe door maling, zuivering, btiiling of schif ting lot meel of bloem wordt bereid, blijft de verordening van 1/24 December 1855, in verband inet die van 5 December 1861regelende de invordering eener plaatse- i lijke belasting op bet gemaal binnen de gemeente Leyden, van toepassing, voor zoo verre daarvan bij deze verordening niet is afgeweken en andere bepalingen zijn gemaakt. Art. 2. Molenaars, die het bereiden van tarwe tot meel of bloem als bedrijf willen uitoefenen, zijn verpligt daarvan vooraf aar. bel algemeen kantoor van ontvang kennis te geven. Wanneer zij dat bedrijf laten varendoen zij daarvan binnen acht dagen ten zelfden kantore aangiFle; van een en ander wordt hun bewijs gegeven. Art. 3. Art, 9 der verordening van 1/24 December 1855 is op het bereiden van tarwe lot meel of bloem niet van toepassing. j Art. 4. Het is den molenaar-meelbereider verboden, andere granen dan tarwe, 1 hetzij belast of onbelast, tot meel of bloem te bereiden. Art. 5. De molenaar-meelbereider kan bij dat bedrijf gelijktijdig uitoefenen dat van meelverkoopermits de bergplaatsen, zoo mede de gebouwen lot opslag of ver koop van meel, minstens drie honderd ellen van den molen zijn gelegen. Binnen den zelfden afstand mogen ook geene brood bak kerijen of meel verkooperijen worden opgerigt. Art. 6. Bij onderzoek of peiling zullen de molenaars, gedurende den daarvoor noooigen tijd. des gevorderd, bet werktuig, waarmede de maling, breking of be werking geschiedt, doen stilstaan en geene nieuwe partij mogen beginnen të malen, en zal dc molenaar of diens knecht de ambtenaren bij bet onderzoek en de peiling behulpzaam moeten zijn. I Art. 7. Wanneer de tarwe bestemd is om tot meel of bloem le worden bereid moet dit door den aangever opgegeven en op het bewijs van betaalde belasting, in- gerigt overeenkomstig art. 4 der verordening van 1/24 December 1855, uitgedrukt worden. Art. 8. Wanneer de tarwe afkomstig is van personen, buiten de gemeente woon achtig, en bestemd om tot meel of bloem bereid te worden, moet dit door den aan gever opgegeven en op het consent-billctvolgens art. 6 der verordening van 1/24 December 1855, vermeld worden. Art. 9. Het graan moet bij aanvoer op den molen door de beambten worden geverifieerd. Art. 10. Alle uitslag uit de gebouwen, bedoeld iri art. 22 der verordening van 1/24 December 1855, van belast graan, meel of bloem, zemelen, stuifmeel, op- veegsel of afval, in welke hoeveelheid ook, is strafbaar, wanneer die niet is gedekt door een billet, hetwelk door den bij den uitslag aanwezigen ambtenaar der plaat selijke belasting is afgeteekend. Art. 11. De tijd, door den ontvanger op de accijns-kwitantie lot afvoer bepaald, vangt aan van het oogeriblik der aftcekening door de ambtenaren die bij den uitslag tegenwoordig zijn. Art. 12. Bij afvoer van meel of bloem, wordt door den aan den molen aanwezi gen beambte, op de keerzijde van bet bewijs of consent-billet, bij de hoeveelheid daarvan, ook die van den afval, benevens bet getal en de merken der zakken, vermeld. Art. 13. Behalve de verpligtingen in art. 28 der verordening van 1/24 Decem ber 1855 bij het malen opgelegd, moet de molenaar-meelbereider, op gelijke wijze, bij het uitstorten van eiken zak eener partij graan ter bereiding, met rood krijt stellen eene duidelijke en zigtbare streep op bet bewijs van betaalde belasting of consent-billet; zoo noodig wordt dit billet met een strook wit papier verlengd, dooi den ontvanger er aangehecht en gewaarmerkt. Art. 14. Zoowel bij peiling als bij afvoer van tot meid of bloem bereide tarwe, inoet, met wijziging van art. 37 der verordening van 1/24 December 1855, elke honderd ponden tarwe worden verantwoord met 76}. ponden meel of bloem, 21 ponden zemelen en 1 pond afval, wordende 1 pond voor verstuiving berekend. Bevinding van een verschil van 4 pCt. op de verhouding tusschcn bet meel en de zemelen, betzij in ovcrwigt op bet meel en onderwigt op de zemelen of omgekeerd, zal niet in aanmerking worden genomen; bevinding van giooter verschil in die ver houding is strafbaar. Door afval wordt verstaan hetgeen door de zuivering van bet graan wordt verkregen. Art. 15. Afvoer van tot meel of bloem bereide tarwe van den molen, of uit de daartoe behoorende panden van den molenaar-meelbereider, mag niet geschieden dan met gelijktijdigen afvoer van zemelen en afval tot de partij behoorende, ieder io afzonderlijke zakken en volgens de verhouding in art. 14 uitgedrukt. Art. 16. Strafbaar is bet, wanneer hlijkt dat de tarwe of het daarvan afkomstige meel met ander graan of meel is vermengd. In dal geval wordt de l>oete berekend in verhouding tot bet getal ponden, waaruit de partij vermengd graan of mee! hestaat, met verbeurte tevens van bet graan, meel en afvalalsmede van de daarbij behoorende zakken. Art. 17. Het zoogenaamde stuifmeel of opveegsel wordt, na als zoodanig door de ambtenaren der plaatselijke belastingen te zijn erkeud en vermengd, in verhou ding van 2} ponden droog zand op elke honderd ponden stuifmeel of opveegsel, op een billet, in hoeveelheden van een honderd en vijftig ponden, uit de gebouwen waarin de bereiding tot meel is geschied, afgevoerd. De molenaar-meelbereider is strafbaar, wanneer op den molen eene grootere hoe veelheid stuifmeel of opveegsel dan van drie honderd ponden gevonden wordt. Art. 18. De hoeveelheid graan, welke mag worden ingeslagen, mag nimmer befc zesvoudige te boven gaan van hetgeen in 24 uren kan worden afgewerkt. De inslag geschiedt zooveel mogelijk achtereenvolgens en zonder tusschenpoozen. Art. 19. Inslag in bergplaatsen dezer meel- of bloembereiders mag niet geschie den. dan in tegenwoordigheid van een ambtenaar der plaatselijke belastingen, die zijne bevinding op bet bewijs van betaalde belasting Stelt. Bewijzen van zoodanige aanteëkening niet voorzien dekken de daarop uitgedrukte hoeveelheid niet. Uitslag uit die bergplaatsen of winkels van ineel of bloem, van tien ponden of daar beneden, is verboden. Art. 20. Hetgeen in deze verordening ten aanzien van molenaars die meel of bloem bereiden, is bepaald, is ook van toepassing op fabrieken en andere inrigtingen, waar tarwe lot meel of bloem wordt bereid. Art. 21. Met wijziging van art. 37 der verordening van 1/24 December 1855 worden, bij de peiling en het onderzoek, honderd ponden meel van belast graan ge rekend gelijk te staan met: 76J ponden gebuild meel van tarwe, in plaats van 79 ponden; 105} ponden brood van gebuild meel var» tarwe, in plaats van 109 ponden; 76} ponden fijne beschuit, in plaats van 79 ponden; 153 ponden kleingoed er» St. Nicolaas-gebak, in plaats van 79 ponden. Art. 22. Onder de in deze verordening voorkomende benaming tarwe kan nim mer Turksche tarwe of maïs worden begrepen. Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leyden, in zijne openbare vergadering van den 16den April 1863. De Burgemeester, D. TIEBOEL SIEGENBEEK. De Secretaris, v. PUTTKAMMER. Zijnde deze verordeningaangcbaald bij Koninklijk besluit van den lldenMei 1863, n°. 64. En is biervan afkondiging geschied waar het behoort, den 2den Junij 1863. Burgemeester en WethotïHers voornoemd D. TIEBOEL SIEGENBEEK, Burgemeester, v. PUTTKAMMER, Secretaris. Burgerlijke £>tanD. ONDERTROUWD: T. L J. Vlek jm. 23 j. en G. M. van Gelder, jd. 21 j. - H. Sloos jm. 36 j. en P. Malys, jd 48 j. J. D. Pillekens jm. 33 j. en M. Arnol- dus, jd. 29 j. J. C. P. van Heek jm. 26j. en A. C. van Slobbe, jd. 20j. W. van Hensden, jm. 22 j. en L. M. Slegtenliorstjd. 20j. G. vanEs.jm. 29 j. en A. Romyn jd. 23 j. A. Paauvv jm. 29 j. en A. Room jd. 27 j. W. N. Bnlleman jm. 25 jen C. J. van Brederode, jd. 26 jP. J. H.Oltcn, jm. 22 j. en F J. C. Messens, jd. 23 jA. O. Ilaecou, jm. 30 j enCJ.van Santen jd. 32 j A HA CS fcJWI K-KIK UW S t'KOVIOTIEN AAN DE LEYDSCHE UOOGESCHOOL. Den l!lfn Junij de lieer D. van Weel, van Dirkslar.d, in de reglen, na openbare verdediging van zijn akademisch proefschrift: de leer der solidaire of hoofdelijke verbindlenissen naar het Itomeitische en hedendaagsehe regt. Denzelfden dag de lieer P. C. A. M. van Weel. van Dirksland, in de reg len, na openbare verdediging van zijn akademisch proefschrift: ecnige aan- teekeningen over schriftelijk bewijs naar aanleiding rail dit. 1909 II. II'. 2ölslt Mtaats-Loterl). Trekking der Eerste Klasse. ls,e Trekking. N°'. 244 en 17525 ieder een prijs van f 1500. N°'. 2637 en 14672 ieder een prijs >an ƒ1000. 2<lc O N°. 11150 een prijs van ƒ5000. N°. 14163 een prijs van ƒ2000.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1863 | | pagina 3