Per Telegraaf. fen opzigle der Poolsche zaak, weinig ol" gcene verandering is gekomen. Oostenrijk zou alleen gezind zijn aan Rusland den vriendschappelijke!) raad te geven ten opzigte van Polen niet langer eene verdrukkende staatkunde te volgen. In sommige kringen gelooft men dat Oostenrijk zich bereidwillig heeft verklaard lol medewerking in hetgeen Frankrijk ten gunste der Polen mogt willen doen, maar dal is moeijelijk aan ie nemen. De broeder van den aartsbisschop van Warschau is alhier aangekomen. Blijkens de bcrigten uit Polen wordt de strijd tusschen de opstande lingen en de Russische troepen, in weerwil van de nederlaag en de vlugt van Langiewicz, met hardnekkigheid voorigezet. Naar gemeld wordt heeft er bij Patnovo, in het district Kalisch een scherp gevecht plaats gehad, waarbij de Polen zouden gezegevierd hebben. Van de Russen waren 4 offi cieren en 60 man gesneuveld en 80 karren met gewonden waren naar Konin gebragt. De prins von Wittgenstein was daarbij door de opstandelingen gevangen genomen. Er had ook een treffen bij Makerowo plaatsgehad, waarvan de uilslag onbekend wasalleen wist men dat er vele dooden en gekwetsten gevallen warenen dat er onder de laalsten twee Fransche officieren waren. Een regeringsberigt uit Warschau deelt mede, dat eene talrijke bende opstandelingen, grootendeels bestaande uit manschappen der Pruissische landweer, in het woud van Karwierz, na eenen strijd van 5 uren, geslagen en grootendeels vernield is. 's GRAVENIIAGE, 26 Maart. In de zitting der tweede kamer van he den zijn de beraadslagingen over de zaak van den graaf d'llombres voort gezet. Die zaak zal op nieuw onderzocht worden. De discussie over de subsidie aan de Roll, spoorwegmaatschappij is aangevangen. De hh. Gevers, van Bosse en Wintgens verklaarden er zich zeer tegen. De heer van Loghem zal nadere inlichtingen afwachten. LEMBERG, 25 Maart. Het corps van Czeckowski is ontbonden. De divisie van Prsewaskischo is den Bug overgetrokken om tegen Lewandowski en Leiewei Ie handelen. Talrijke Russen trekken naar de Oostenrijksche grenzen, om de opstandelingen, die bij massa over de grenzen vluglen, te vervolgen. Langiewicz is te Gralz geïnterneerd. PARIJS, 25 Maart. Rel blad la France beval een artikel onder hel opschrift: Polen en een congres, geteekend door den secretaris der redactie. Daarin zegt de schrijver te gelooven, dat prins Metternich verzekeringen heeft gegeven, waardoor men allezins geregtigd is tot de hoop, dat de Poolsche quaeslie op billijke wijze vereffend zal worden, liet kabinet van Weenen schijnt geneigd, om langs diplomalieken weg mede te werken tol eene schikking, om alzoo een einde te maken aan een staat van zaken, die eene voortdurende bedreiging is voor de rust van Europa. Het artikel acht het uitzigt op een congres, waaraan al de onderleekeuaars van hei Weener tractaat zullen deelnemen, waarschijnlijk. LONDEN, 26 Maart. De Times meldt dat prins Willem van Denemar ken, broeder van de prinses van Wallis, den Grieken als souvereiri zal aanbevolen worden. De bloedverwanten van den prins stemmen hierin toe. Prinses Dagmar van Denemarken treedt in den echt met den Rtissischen grootvorst-troonopvolger Nikolaas. INGEZONDEN. Het stuk der «twee ottd-kerkeraadsleden" voerde ons tot het laatst van het jaar 1853 terug; dal, hetwelk geteekend is X en geplaatst in n«. 33 dezer courant, naar aanleiding waarvan wij thans eenige regelen schrijven, betreft voornamelijk de vaststelling van het reglement, die in 1861 plaats had. De schrijver, die de geringe opkomst der leden tol stemming over hel reglement daaraan toeschrijft, dat de gemeente toen niet op de hoogte was van het geschil en nu eerst door den brief, of, zooals hij dien noemt, de brochure des kerkeraads, is ingelicht geworden, is zelf ook daardoor nog niet »op de hoogte" gebragt. Hij schijnt dien ook met weinig op merkzaamheid gelezen te hebben. Hoe kon hij toch anders schrijven: De kerkeraad zegt: de gemeente heeft het regt om te vorderen dal het beheer der kerkelijke goederen plaats hebbe volgens provinciale reglementen, inge voerd sedert 1819?" De kerkeraad zegt dat nergens. X, hoewel over de vaststelling van het reglement van 1861 sprekende, schijnt het dus zelf niet te kennen en hel met het provinciale reglement te verwarren. Hel stuk bevat meer dergelijke misvattingen. Ik laat die onaangeroerd, maar bepaal mij bij eene enkele, namelijk bij de voorstelling, die de schrijver zich vormt van de rol, die de kerkeraad in de reglementsherzieuiiig zal vervuld hebben. Het zou mij verwonderen, indien er behalve X niet nog anderen waren, die eenige bciiocfle hebben op de boogie" gebragt te worden. Ik hoop dat mijn geschrijf hun daartoe van eenige dienst moge zijn. 1J Het laatstvorige nommer dezer courant, waarin tiet eerste gedeelte van liet stuk, dat ik liier vervolg, geplaatst werd, bevatte tevens eene Toelichting op de stukken IIV van een otid-kerkeraadslidonderteekend door den heer J. tl. de Mnen, mijn geacht medelid in den kerkeraad van 18531855. In die toelichting zijn, door vergis sing, enkele onnaauwkeurigheden ingeslopen, op wier verbetering ik prijs stel. 1°. Tot het weigerenom het door de gemeente-commissie benoemde lid aan de gemeente voor te stellen, 'zal in Dec. 18-53 besloten zijn met geringe meerderheid. Doch de vergadering was op vijf leden na voltallig, en behalve de acht leden, die aanteekening' verzochten dat zij zich met dat besluit niet hadden vereenigdstemden, op zeer kleine uitzonde ring na, allen voor: de meerderheid was dus niet gering. 2Ü. De heer de M. schrijft: »op den 20sten Jannarij 1855 wendden zich vijftien leden van de zestien tegenstemmen- den tot den algemeenen kerkeraad inet een schriftelijk verloog, hun leedwezen te ken nen gevende over het slechts met ééne stem op den 19den Jannarij vastgesteld reglement." Niet toen maarzoo als uit de notulen des kerkeraads blijktden 17den November 1854 werd het reglement vastgesteld: ook niet niet de meerderheid van ééne stem; de meerder heid was tamelijk groot. In die vergadering toch, (aan welke negen leden ontbraken), stemden slechts vier leden, onder welke de beer de M. zelf, tegende overigen voor hel gebeele reglement. Ook in de overige vergaderingen, die in 1854, om met den heer de M. te spreken, aan het reglement verspild werden, werd niet beslist bij ge- linge meerderheid." Den 19den Jauuarij 1855 was do« r den kerkeraad een ander besluit ge nomen dan door den heer de M. vermeld wordt namelijk om aan de commissie van re visie op te dragen de vergadering te adviseren over de wijze waarop het concept-regle ment aan de gemeente zon aangeboden en hare goedkeuring gevraagd worden. Dat was het besluithetwelk met de meerderheid van ééne slem genomen werd. Daarop slueg het door den heer de M. vermelde schriftelijk vertoog dd. 25 Jannarij waarin uitstel verlangd werd. Dat uitstel werd in de vergadering van 9 Februarij 1855 toege staan tot den tijd, dat de predikant, welke, in de plaats van ds. Berkhout, die over leden was, moest beroepen worden, het beroep zou hebben aangenomen: naderhand is dat voor onbepaafden tijd verlengd. Den lOdeu Augustus deszelfden jaars verzocht en verkreeg de commissie van revisie haar ontslag. Tc regt zegt de heer de M. dat de oorzaak der quacstie, namelijk der oneenigheid tus schen den kerkeraad en de gemeente-commissie, was de benoeming van den heer Bodel Nyenhnis en de weigering des kerkeraads om den benoemde aan de gemeente voor te stellen tot do herziening van het reglement gaf dat slechts de aanleiding. Dc S. is van oordeel dat dc gemeente liet regt had liet reglement van 1809 door een ander te doen vervangen, en hier plaatst hij zich tegenover de oude gemeente-commissie aan de zijde des kerkeraads. Iltj meent echter een zeer belangrijk gebrek in de voorstelling, door den kerkeraad van de zaak gegeven, ontdekt te hebben. De grond der redenering," zegt hij, nis het regt der gemeente; maar de kerkeraad wordt voor de gemeente in de plaats geschoven. Was nu de kerkeraad de gemeente, o. dan was te gen dc brochure geen enkel woord in te brengen." En wat lager: n de schrijvers (de kerkeraad) spreken van het regt der gemeente, maar denken aan den kerkeraad. Ziet, nu verandert de zaak geheel en al; nu slaat niet dc gemeente tegenover het collegie van kerkmeesters, maar twee colle- giënwier leden elkander kiezen, die staan tegenover elkander, en die voeren proces." Het is volkomen waar dat van den 24s,ea April 1858 af, toen de kerkeraad de gemeente-commissie weder uitnoodigde om met hem omtrent de revisie van het reglement in overleg te treden, tot aan den 25sten Mei 1860, (toen hij daartoe gedwongen, omdat de gemeente-commissie heL eenige middel om aan het geschil een einde te maken, arbitrage, niet wilde te baat nemen in den school der gemeente alles nederlegde, wat hem was opgedragen bij het reglement »an 1809), geschil gevoerd werd tusschen de beide collegiën en tnsschen deze alleen. Maar van toen af hield het slrijd voeren tnsschen de collegiën alleen op. Door het nederleggeu door den kerkeraad van hetgeen hem bij het regle ment was opgedragen werd levens de betrekking afgebroken tusschen de gemeente en de beheerders harer goederen, die door zijne tusschenkomsl had plaats gevonden. Dit kon en mogt op den duur alzoo niet blijven. De kerke raad moest trachten den ongeregelden toestand, die ontstaan was, weder door een geregelden te doen vervangen. Maar hij wenschte zelf zich daarbij zoo veel mogelijk van handeling te onthouden en besloot dus niets anders te verrigten, dan de manslidmaten op te roepen tol benoeming eener commissie van vijf leden uit de gemeente, om haar voor te lichten over hetgeen haar nu te doen stond. Ook van die voorlichting meende de kerkeraad zelf zich te moeten onthouden; en het was daarom dat hij die taak aan gemeente leden, buiten de beide collegiën, die geschil gevoerd hadden, slaande, opge dragen wilde hebben. De commissie kwam spoedig na liet aanvangen harer werkzaamheden tot de overtuiging, dal slechts door het aannemen van een nieuw reglementhet zij het provinciale, het zij een ander, bepaaldelijk voor haar bestemd, de orde kon worden hersteld. Zij koos het laatste (waarom is elders aan gewezen) en ontwierp een nieuw reglement. Daarin werd de benoeming van leden der gemeente-commissie aan een in te stellen collegie van nolabelen opgedragen. Hiermede verviel aan de eene zijde het regt der gemeente- commissie, om hare eigene leden te kiezen, aan de andere zijde het regt, hetwelk de kerkeraad zich toeschreef, de door de gemeente-commissie be noemde leden aan de gemeente voor te stellen of dit te weigeren. Aan deze, buiten bemoeijing van den kerkeraad te benoemen, nolabelen werd verder het onderzoeken der begrooting en der rekening opgedragen. Over deze grondslagen van het reglement trad de commissie zoowel met de gemeente commissie als met den kerkeraad in correspondentie, maar met verschillend gevolg. De kerkeraad, hoezeer hij bij die regeling den invloed, dien hij op hel kerkbestuur had, en die wel gering, maar altijd toch iets was, zou verliezen, liet zich die welgevallen; de gemeente-commissie, hoewel zij van alle controle van den kerkeraad ontslagen werdwilde van zulk eene rege ling niets weten, omdat zij daarbij aan eene andere controle zon worden onderworpen, en eene zoodanige, die meer serieus was dan die, welke door den kerkeraad had kunnen geoefend worden1). Door die onwilligheid der gemeente-commissie was de commissie uit de gemeente builen slaat eene regeling voor te stellen, die de goedkeuring van beide collegiën wegdroeg. Zij kon nu niets anders doen dan, na van de aanmerkingen van gemeente leden op haren arbeid, tot verbetering van haar ontwerp, gebruik gemaakt te hebben, den kerkeraad voor te stellen, het concept-reglement (voorafgegaan van hare toespraak aan de gemeente) te doen drukken en ronddeelen en de gemeente daarover te doen stemmen. Hieraan is door den kerkeraad vol daan, en ziel daar het eene, wat hij tot invoering van het nieuwe reglement heeft verrigt; het andere was, dat hij aan de commissie de verklaring af legde, bereid te zijn de verpliglingen die het ontwerp h'ern oplegde, op zich te nemen. Zoo wel het eene als het andere was noodig, zou het reglement een wettig bestaan kunnen erlangen en uitvoerlijk worden. Maar hiertoe alleen hebben zich dan ook de verrigtingen van den kerkeraad bepaald. Hij heeft en de ondergeteekende, die destijds geen lid des kerkeraads, maar van de commissie der vijf gemeenteleden was, en evenzoo zijne medegecom mitteerden kunnen het getuigen --- hij heeft noch direct noch indirect eenigen invloed op de zamenslelling van hel reglement uitgeoefend. Wil men ont kennen dat liet de uitdrukking is van den wil der gemeente, het is geheel bezijden de waarheid te beweren dat het, in welken zin dan ook, het werk des kerkeraads zou mogen heeten. Maar is hel inderdaad toch wel de gemeentedie hel reglement heeft vast gesteld? Ja, zegt X »naar letter en vorm," maar terwijl »aan letter en vorm punctueel is voldaan, is aan den geest niet voldaan." Waarom'niet? »I)e ware bedoeling van den maatregel was, de gemeente te laten spreken," en zij moet, meent hij, geacht worden gezwegen te hebben, daar nog geen 200 stemmen over het reglement zijn uilgebragt geworden. Op hoedanige wijs kon de kerkeraad de gemeenteleden over het reglement laten spreken? Door, na hun gelegenheid gegeven te hebben, om van hetgeen, waarover ge stemd zon worden, kennis Ie nemen, te zorgen dal een ieder zijne stem zou kunnen uitbrengen. Dit heeft hij gedaan. In weerwil daarvan zwegen verre de meesten. Maar kon de kerkeraad, of wie ook, nu oordeelen dat de ge meente gezwegen had? Hij had haar niet tot consultatie, maar tot stem ming opgeroepen. Toen de stemming geschied was, was het reglement wet, eene wel, waaraan hij zich, in geval van aanneming, bij voorbaat reeds had onderworpen; welk reglement wet geworden zou zijn, ook indien het getal stemmen nog veel kleiner ware geweest. X spreekt .over dc zaak alsof liet den kerkeraad vrijstondnadat de stemming was afgeloopen en ge bleken was dat het getal uiigebragle stemmen niet groot kon genoemd wor den te werk te gaan alsof niets geschied wareen hel »naar letter en vorm en dus wettig, vastgestelde reglement eigenmaglig weder in te trekken. X doet tie vraag: die honderd en zooveel stemmen vielen zij niet in het water, toen kort daarop ruim 300 leden der gemeente eene contra-stem uil- hragten bij den minister van eerediensl?" Hij zal hiermede willen zeggen dat, daar ruim driehonderd meer is dan nog geen tweehonderd, het alzoo gebleken is, dat de meerderheid van de leden der gemeente inderdaad het reglement heeft verworpen. X schijnt dus uiigebragle stemmen en namen, onder een verzoekschrift gesteld, voor gelijksoortige dingen te houden, die bij elkander geteld en van elkander afgetrokken kunnen worden. Buiten dien, al hadden onder het request aan den minister van eerediensl niet 300 maar 1000 namen gestaan zou daaruit nog niet veilig te besluiten zijn ge- Grond voor het gestelde meen ik te mogen ontlecnen aan de duistere woorden van haren brief van 13 Deo. 1800, gedrukt in het Versing der commissie enz., bl. 13.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1863 | | pagina 2