BIJVOEGSEL, behoorende tot de Leydsche Courant
van Vrijdag 6 31 aart 3863, /V°. 23.
ISfGEZONDEK.
II.
Toen de commissie des kerkeraads, benoemd lol opname der rekening
en verantwoording over 1853 haar schriftelijk verslag in den kerkeraad
had uitgebragl, oordeelde de kerkeraad het van belang om pogingen aan
le wenden overeenkomstig arl. 13 van het Reglement van 1809 (in ons
vorig N°. medegedeeld), om van zijne bevoegdheid gebruik le maken door
aan de gemeente-commissie zijne bedenkingen kenbaar te maken, opdat
door gemeen overleg de administratie der kerkelijke fondsen zoude kun
nen worden verbeterd. Hij vaardigde eene commissie uit zijn midden
af, om met de gemeente commissie over de belangen der kerke-fondsen
te raadplegen. Niet geheel zonder vrucht was deze zamenspreking, want
van toen af hebben er belangrijke bezuinigingen plaats gegrepen, niet hel
minst op de uitgaaf van brandstoffen.
Geheel vruchleloos echter was de poging eenur commissie des kerke
raads om eene revisie van het Reglement van 1809 lot stand te bren
gen. De toepassing dier verouderde wel, bij den tegenstand der gemeente-
commissie door zich van den kerkeraad geheel onafhankelijk te maken,
en aan hem elke inmenging in hel beheer te betwisten, waarop hij regt-
matig aanspraak bad, omdat aan hem was opgedragen al dat geen
te verriglen wat bij de kerkvoogdijen tot de bevoegdheid van nolabelen
behoort; de toepassing dier verouderde wet, zeide ik, eischte dringend
herziening, omdat de finanliëele aangelegenheden der gemeente in deze
ten eenenmale werden verwaarloosd, door ingeslopen misbruiken, die
door de gewoonte als liet ware regel waren geworden en die daarom de
gemeente-commissie zelve aan banden lag.
De benoemde commissie des kerkeraads bragt daarom in den kerkeraad
van Mei 1854 rapport uil; dat zij oordeelde dat eene geheele herziening
van het Reglement noodzakelijk was. Zij ontwierp een Reglement, dat
door den kerkeraad aan de gemeente-commissie werd toegezonden. De
gemeente-commissie beweerde, dal de kerkeraad onbevoegd was tot eenige
revisie en sloot dal concept-reglement in hare kast. liet bleef daar
ongeveer vier jaar rustig liggen; want de kerkeraad, de alles behalve
aangename correspondentie met de gemeente-commissie moede, wachtte
een weljigt gunstiger tijdstip af, in het vertrouwen dat de gemeente-
commissie later zelve het initiatief zou nemen, hetgeen door sommigen,
die als wolken van getuigen eene drukkende zoelte verkozen boven eenen
zuiverenden donder, in de verte werd voorgespiegeld als hangende aan
den horizont der gemeente-commissie. Doch te vergeefs, de eene bui
volgde op den ander, nu eens druppelend dan wederom snerpend en door
dringend. Hoort maar! Zij hield terug de jaarlijksche uilkeering voor
de krankbezoekers. Zij weigerde de noodzakelijke kosten der vergaderin
gen des kerkeraads te voldoen. Zij ontdook de uitbetaling der beroepings-
kosten van een der predikanten. Zij moest gedwongen worden lot het
verbouwen van het inwendige gedeelte der Pieterskerk, niettegenstaande
eene voldoende som haar werd ter hand gesteld, en nog f4000 daaren
boven werd aangeboden. Zij deed den kerkeraad nog zeer vele kleinere
grieven aan, te veel om le noemen. Zij sloeg hem als het ware telkens
in het aangezigt en zij onttrok eindelijk aan de predikanten hunne jaar-
lijksche toelage, het laatste wat lot de eeredienst behoorde en waarvan
de regeling uitsluitend aan den kerkeraad was opgedragen.
Nadat de kerkeraad vier jaren had gewacht, oordeelde hij dat bij het
toenemen der ongeregeldheden in bel kerkelijk beheer, waarover vele
gemeenteleden klaagden en die groote schade aan de eeredienst toebrag-
len, nu de tijd gekomen was om de revisie van bet Reglement wederom
met kracht op le vatten. In het begin van 1858 opende hij met de
gemeente-commissie wederom de correspondentie over de revisie van
het Reglement, edoch de gemeente-commissie antwoordde: dal zij het
vooralsnog niet wensehelijk achtte haar Reglement te herzien.
In het begin van het daaraanvolgend jaar benoemde de gemeenle-coin-
missie twee nieuwe leden. Zij gaf daarvan kennis aan den kerkeraad en
verzocht dat hij de benoemden van den predikstoel zou afkondigen.
De kerkeraad weigerde zulks, niet omdat bij eenige aanmerking,
hoegenaamd ook, had op de personen der benoemden, maar dat bij niet
langer wilde medewerken om eene gemeente-commissie aan le vullen
en te bestendigen, die eigenmagiig zich boven den kerkeraad en alzoo
boven de gemeente verhief.
De gemeente-commissie bleef echter op de afkondiging der twee be
noemden aandringen. De kerkeraad volhardde in zijne weigering en gaf
te kennen aan de gemeenle-commissie, dal, naardien er hier geschil
plaats had over de uitlegging van art. 5 (handelende over de redenen
die de kerkeraad hebben zou om de nieuwbenoemden op den ecrslvolgen-
den Zondag niet aan de gemeente voor te stellen), dat geschil overeen
komstig art. 15 door arbitrage, moest worden beslist. De gemeenle-com
missie verkrachtte ook dat artikel van het Reglement en noodigde de
beide benoemde heeren uit om zitting te nemen zonder voorafgaande
afkondiging. Één hunner gaf daaraan gehoor. Later vulde zij haar
collegie op dezelfde willekeurige en onwettige wijze aan.
Van dal oogenblik af verklaarde de kerkeraad de gemeente-commissie
voor onwetlig, en moest dus elke onderhandeling met haar afbreken.
Van daar de reden waarom de kerkeraad in Mei 1860 zich geheel van
haar wilde losmaken, en lag daarom in den schoot der gemeente het
mandaat neder, dat hem als vertegenwoordigende Notabelen, bij het
Reglement van 1809 was opgedragen. Hij kon den last der gemeente
niet meer volbrengen en zou bij het behoud van het mandaat, ontrouw
hebben moeten worden jegens de gemeente. Dit mogt hij niet, al had
hij ook in naam der gemeente zicli vele onaangenaamheden en smaad-
lieid getroost.
De gemeente nu, die het Reglement van 1809 had beoordeeld en goed
gekeurd, benoemde bij vrije stemming een vijftal gecommitteerden, om
te beraadslagen wat in deze omstandigheden met het belang der gemeente
overeenkwam en wat en hoe zou behooren geregeld te worden wat in dat
belang noodig was.
ftv *1
Die vijf gecommitteerden ontwierpen een nieuw reglemei/ldat. ge-
j drukt en aan de leden der gemeente rondgedeeld werd, cd waarvan',
zoo ik mij niet vergis, de gemeenle-commissie ook een esenrolaaV ont
ving; althans de kerkeraad ontving zulk een exemplaar en tieeN. wijzin
gen voorgesteld, waarvan ook door de commissie van vijf leden" i§-ge
bruik gemaakt. Na de gemaakte bedenkingen is dat reglement gewijzigd1";
en door de opgekomene stembevoegden tnel groote meerderheid aange
nomen en goedgekeurd en door den kerkeraad vastgesteld.
28 Febr. 1863. F.en oud kerkeraadslid.
(Wordt vervolgd),
©pSieldercFsde Open Brief.
Levden, 2 Maart 18G3.
Aan mijne mede-leden der Nederd. Hervormde gemeente te Legden.
De oud-reglsgelcerde heeft hier en daar, waar hij den open brief vat
25 Febr. 11. hoorde bespreken, gemerkt dal zijn schrijven meestal niet lie
grepen werd, en men niet kon gissen, wat hij eigenlijk bedoelde en waar
heen hij wilde.
Hij veronderstelt dat zijn brief is gelezen zóó als die stukken van den da,:
dikwijls gelezen worden, oppervlakkig, ten halve, soms bevooroordeeld c
vooringenomen, soms al met dadelijk gevoel van verontwaardiging, welks
helaas! niet zelden bij het lezen van dit of dal ontstaat. Zijn stuk volgde
onmiddellijk op een ander stuk, en hoe ligt ontstond de gedachte: «al-weet
zóó wat." Onder zoodauigen indruk wenschte hij den brief niet gelezen
zijn schrijven had goede, bevredigende, zoo hij meent doeltreffende, voor
zeker althans Christelijke bedoelingen.
Verlangt men die verduidelijkt, hij doel dit gaarne, maar dan ook n
vRegl door see", nGoed Zeeuicschgoed rond", en ernstig verzoekt h
er bij, niemand zij ergdenkend
llony soit, qui mal y penset
Vóór en bij den aanvang van het proces, welk moest aangevangen wo>
den, sprak de een en ander wel eens: is er nu gecne mogelijkheid dal d
zaak spoedig en voor goed ten einde kome." Dal was mogelijk als de pa
tijen het wilden. De wet stelt dannoor een regtsmiddel. Daarbij gee.;
men de zaak over aan e'én reglscollegicen men drage den regter op <i.
beslissing van het hoofdpuntde zaak waarop het eigenlijk aankomt, ont
daan van alle bij- en nevenpunlen of bijzaken. Die hoofdzaak is bic
welk regl heeft de Gemeente?
Achtingwaardige, aanzienlijke leden der gemeente hebben ook beproe
iets dergelijks aan te wenden. Zij vonden daartoe de nieuwe commiss
volgaarne bereid, maar men stiiilte af bij de oude. Haar antwoord was to
even zóó, als menig ander vroeger en later, waardoor de beste bedoeling
schipbreuk leden en de tegenwoordige stand van zaken is geboren. Men zs
geloof ik, der waarheid niet ver af zijn, wanneer men hel standpunt, waar
de oude commissie zich steeds stelde en stelt, als autocratisch ultra-consc
raticf beschouwt, waarbij men alle verandering, naar eisch des lijds s
j vvenscht, ja zelfs verbetering afwijst. Ik wenschte nu zoo gaarne dat m
del. Verlangt niet ieder hartelijk naar het einde, een spoedig einde, e:
goed einde? Welnu, ieder spreke dan dien wcnsch met bescheidcnhei
overal uit. De vervulling is te verkrijgen: door de beslissing van de hooj
zaak op le dragen aan één regtscollegie. In de uitspraak van dal col1:
gie berusten allen, en wij wij laten nu reeds alle hartstogt varei..
wij geven de zaak over en leven intusschen in vrede. Wordt aan den
gemeen geuiten wensch geen gehoor gegeven, hetgeen God verhoede! waar
zal dan nog sympathie kunnen zijn voor dien, die hare vervulling weigerde?
Door de vervulling is er wapenstilstandja zelfs de preliminairen zijn ge
teekend, de ratificatie volgt spoedig. Ieder bereide zich intusschen voor
het vredefeest!
De ond-reglsgeleerde enz. enz.
VE AGENT.
Een leek verzekert in een artikel «Leeke-raad", geplaatst in de Courant
van heden, dat azijn doel geenszins is iemand te grieven of ie helcedigen
maar tevens dat bij geen enkelen traan bij den dood van den tegenwor
digen", naar zijne meening sluipt rekken den kerkeraad" der Nederl. He
gemeente alhier zal laten, maar hem in tegendeel «met vreugde zien sl
ven om voor eenen nieuwen en beteren plaats te maken."
1.) Geen traan laten, wal beduidt dal? welligt geen enkelen traan over
laten, de geheele bron zijner tranen uitputten? maar dat strookt niet met
de vreugde" waarmede hij den kerkeraad zal »zieti sterven"! De heer
Tc Winkel zal welligt voor het Nieuw Woordenboek de uitdrukking tran
laten voor tranen storten kunnen opnemenen dan zich beroepen op de:i
Leek in de Leydsche Courant van 4 Maart 1863!
2.) De leek wil niemand grieven of beleedigen; maar mogt hij dan zeg
gen dat hij iemand, laat staan eenen geheelen" kerkeraad met vreug
zal zien sterven"
Verder verklaart de leek dat hij «alleen het bewijs vvenscht le gevi
dat er toch óók gevonden worden die niet schromen rond en open ve
lum gevoelen uil te komen."
3.) Iloe kan één leek door zijne handeling bewijzen, dat er niet slecht,-,
e'én of voor het minst één, maar «dat er gevonden worden die niet schro
men", spreekt de leek ook voor...? ja, voor wien? voor zijnen dubt)
ganger?
4.) Hoe geeft men een bewijs dat men open voor zijn gevoelen u
komt, wanneer men zich met het masker der nameloosheid hel aangez
bedekt? wanneer men, zoo als de leek, in een ongeteekend artikel zjn
gevoelen uitspreekt, en dan daarin een bewijs zoekt, dal men nietschroo it
open voor zijn gevoelen uit te komen?
Leiden, 4 Maart 1863. A.