LEYüSCHE SCHOUWBURG.
INGEZONDEN.
(Pervolg).
S. L. Verveer geeft in eene grooie leekening in aquarel een kijkje in
«eene achterbuurt te Scheveningen." Dergelijke lafereelen hoewel ze hem
soms wal vlug van de hand gaanzijn echter doorgaans aardig opgevat en
geestig zamengesteld.
De leekening van Hipp. Bellange', 1831, een sergent-enröleuris in vele
opzigten bewonderenswaardig. Maar de ridderorde, die de horst van den ser
geant versiert, verwierf hij zeker met eene edeler daad dan werven. Bat
doet geen goed ronselen is niet ridderlijk. Desniettemin is de uitdrukking
schoon van den dorps-jongeling, die zijnen betrekkingen nog een laatst vaar
wel toewuift, misschien thans wel den in overijling gedanen stap bejamme
rende, want het scheiden is droevig. Maar de sergeant wekt hem met hel
stokje tot gehoorzaamheid en gebiedt hem zich bij zijne makkers, daar op
den achtergrond, te begeven. Geworven voor het eerste keizerrijk met
lauweren terug of den dood
Een zeegezigl" van Louis Meyer was evenzeer bewonderenswaard in dat
genre als »eenc eendenkooi" van W. Roelofs. Want Meyer is in onze da
gen evenzeer de zeeschilderals Roelofs de landschapschilder bij uitnemend
heid is. Hoe uitmuntend is op de leekening van den laatsten die uitge
strekte plas uitgedruktwaar hier en daar de eendenkorven verspreid slaan
en het hooge bies welig opgroeit of waar de donzige eenden zich zoo gerust
liggen te koesterenals of die plek nooit zal verstoord worden.
Wat I. Israels heefl bedoeld met zijne teekening is ons niet regt duide
lijk. Zie hier wat zij voorstelt: in een hoeren-binnenhuisnaar het schijnt,
staat, zonderling genoeg, precies onder den schoorsteen eene piano. Mis
schien is dat een zomervertrek of is er geen mooijer plaats voor de piano
te vinden; misschien is zij om den klank te bevorderen onder den schoor
steen gesield. Twee meisjes bevinden zich in dat vertrekde eene heeft
zich voor de piano geplaatst (op den rng gezien) en slaat de toetsen aan
zij speelt; de andere, nevens de piano op eene stoel gezeten, breidt, ge
loof ik; die twee meisjes leven dus zeer eendragtiglijk. Maar hoe komt dat
boerinnetje, want dal het een boerinnetje is kan men uit haar hoofd
tooisel opmaken, nu zóó knap om op de piano te spelen? Zou ze dat
bij den dorpsmeester geleerd hebben? Want noch hel huisraad noch de
kleeding der. meisjes doet vermoedendat aldaar een muziekmeester op een
vastgesteld uur les komt geven. De schilderij, naar welke de teekening,
thans ter beschouwing gegeven, gecopiêerd is, werd in 1860 te Brussel ten
loon gesteld en bekroond zij was getiteldtranquillité.
In eene kleine leekening van Madon zijn de kaartspelers" weer op hee
ler daad betrapt. De voorstelling is eenvoudig, zoo men wil alledaags^i
maar de uitdrukking op het gelaat der spelers en aanschouwers onbetaalbaar.
Maar wij hebben Madou reeds meermalen als een fijn opmerker leeren
kennen.
B. te Gempt geeft in eene fiks behandelde teekening, ooslind. inkt en
crayon, een goed denkbeeld van «een indringer". De kat zal hare lekkere
beetjes wel verdedigen tegen dien hondals deze maar een stap durft
naderen. Maar de kal is wat glad, te weten uit het oogpunt van kunst
beschouwd.
Eene kapitale teekening van II. ten Kate, waarvan de titel niet vermeld
is, maar uit een tal van beelden, krijgslieden onder een schoorsteen, en
gevangenen deels in het vertrek verspreid, bestaat, pleit ook thans weder
voor de bekwaamheid en vaardigheid des kunstenaars. Bij eene gelukkige
groepering en fraaije teekening is de verdeeling van licht en bruin, de be
handeling van het geheel, zoo uitmuntend als wij hel niet dikwijls van dien
meester zagen.
David Bles vertoont in eene teekening van hooge verdiensten Licfbeli-
bcrs-muziek". Drie heeren uit deu pruikentijd", waarvan er eennaar
hel schijnt, de beide andeien op de boogie houdt, zijn aan hel liefheb
beren". Een hunner strijkt er maar onverstoord en duchtig op los, terwijl
tegenover dezen een andere jongereniet minder duchtig de dwarsfluit bla
zende, zich, waarschijnlijk uithoofde van ecnige kortzigligheidverdiept in
de nooten. Of nu die twee eenige dissonnanten veroorzaken, opdat een
paar vallende muzieklessenaars en een stoel, die toevallig in aanraking komt
met een schoothondje, sloornis in de uitvoering geven, of dat wel alles te
zamen eenig onaangenaam geluid veroorzaakt dit is zeker, de heer, die
de anderen op de hoogte houdt, schijnt iets te ontdekken en put zich uit om
de anderen in de maat te honden, misschien wel overtuigd dat de harmonie
eenigermate verbroken is. Dat bad die heer aan zijn muzikaal gehoor te
danken.
De gezellige en onderhoudende toon; het gesprek, dat het bestuur met de
zen en genen, zonder onderscheid, aanknoopt, inlichting gevende waar het
gevraagd wordt hoe zou het ook anders zijn, waar men zamenkomt ter
bewondering der kunst het genoegen in het beschouwen dier teekenin-
gen, vooral door de dames, aan den dag gelegd, verhoogcn het genot van
zulk een kunst-avond in niet geringe mate. Een wensch slechts: minder
een grootvooral bij de l9le kunstbeschouwing opmerkelijkdan wel een
uitgelezen getal teekeningen worde door het bestuur in het vervolg den be
schouwers aangebodenopdat de belangstelling levendig blijve. Het gaat met
eene kunstbeschouwing van te grooteu omvang als met eene tentoonstelling
van schilderijen van bijv. 700 nommers. Zoo hel geduld niet op de proef
gesteld wordtgaan de nommers vervelenhet een zoomin als het ander ter
bevordering van den kunstzin voordeelig. «Voor een liefhebber der schilder
kunst is één uurtjenin eene zijkamer met een portret van Kruseman of
eene zee van Schotel alleen gelatenruim zoo aangenaamals de aanblik
van die ganlsche zaal vol goud en kleuren, waar de kunstgewrochten in
lagen opgestapeld zijn, en waarin de regenboog doore'e'nschemert als die der
zijden draden in de weerschijnen sakken onzer grootmoeders." Zoo schreef
Hildebrand over tentoonstellingen reeds in 1838mogt hij nu nog eens
opzien
10 Januarjj 1863. A. J. K.
„Vergelding, of een avontuur onder Karei IX" en „Rosita,
of de schat van eene vrouw."
Van de twee vorige voorstellingen hebben wij geen verslag gegeven om
dat de opgevoerde stukken, op eene geringe uitzondering na, reeds algemeen
bekend zijn, maar van deze willen wij met een enkel woord gewag ma
ken. Het eerstgenoemde stuk is vlug en levendig geschreven maar diepen
zin of degelijkheid moet men er niet in zoeken. De zeden van het behan
delde tijdperk worden vrij naauwkeurig geschetst; eene echt Fransche lucht
hartigheid, eene vurige begeerte naar vrolijke vermaken, terwijl een bloedige
burger-oorlog het rijk van een scheurt en de edelste helden vallen doel,
verder: ridderlijke dapperheid, grootmoedigheid en galanterie, ziedaar wat
ons hier voor oogen wordt gesteld. De voornaamste gebeurtenis van het
I stuk echter, die nachtelijke bijeenkomst, die de knoop der intrigue uil-
maakt, mogen wij niet goedkeuren, en dat wel om redenen, die men ge
makkelijk gissen kan. De hertog de Nevers verschijnt daar in een zeer
ongunstig daglicht, maar de grootmoedigheid, die hij in het laatste bedrijf
beloont, doordat hjj den hertog de Rohan, die hem zijne geliefde ontrooft,
het leven redt, vergoedt zeer veel. De schrijvers (als wij ons niet vergissen
de heeren Frédéric Soulie' en Badon) hebben in dat opzigt eene goede greep
gedaan. Maar thans nog iets over de uitvoering. De dames Valois-Sablai-
j rolles, als mevrouw de Naogis, Picéni, als mevr. de Saures, en de heer
Spoor, als de hertog de Nevers, hebben bijzonder uitgemunt. De heer
Nuggelmans, als de hertog de Rohan, voldeed ons minder. Hij was niet
I geuoeg in dat karakter doorgedrongen en miste de noodige ongedwongen-
j heid. In het eerste bedrijf gaf hij zijne boodschap aan Georges op veel te
luiden toon; hij was toch op vijandelijk terrein en kon ligt beluisterd wor
den. Het laatste tooneel 2e bedrijf werd goed gespeeld; mw. Valois toonde
op zeer natuurlijke wijze hare ontroering na hel leekenen van het huwelijks
contract. De vrolijkheid en geestige kwinkslagen van mevrouw de Saures
j verhelderden als het ware de geheele omgeving en gedurig bleek hel, dat
zij voortreffelijk vertegenwoordigd werd.
Nu tot het naslukje «Rosita" overgaande, moeten wij dadelijk beginnen
met te verklarendat het ons aangenaam is met die allerliefste vaudeville
kennis gemaakt te hebben. Wat toch doorgaans altijd die zoogenaamde
nastukjes, vooral in dezen schouwburg, kenschetst, is eene dolzinnige
Fransche amourette, voorzien van de noodige sauce piquante (zoo men ten
minste piquant wil noemenwal in ons oog volstrekt niet betaamt) en
juist «Rosita" maakt daarop eene gunstige uitzondering. Het is gelukkig
niet voorzien van al die flaauwc dubbelzinnigheden waartegen wij vroeger
meermalen te velde trokken, en die de oorzaak zijn dat Leydens schoonen
den schouwburg zoo zelden meer met hare tegenwoordigheid vcreeren. Thans
hopen wij van harte, dat de directie moge voortgaan met het kiezen van
dergelijke geestige en onschadelijke stukjes en ook dezelfde naauwgezetheid
in acht zal nemen omtrent de drama's of blijspelen, die voorafgaan, lil de
goedkeuring van het publiek zal zij dan zeker spoedig hare belooning vinden
Wat de uitvoering van genoemd nastukje betreft, beginnen wij natuurlijk
met de rol van Rositadie aan mej. Picéni de schoonste gelegenheid gaf om
hare buitengewone talenten ten toon te spreiden. Hetzij wij haar als cos-
tumièreSpaansche danseres, Engelsche zangeres of hidalgo aanschouw
den steeds moesten wij hare gelukkige opvatting en hare grondige studie
der verschillende karakters bewonderen. Dat ook anderen met ons gunstig
oordeel instemden, bleek uit de onophoudelijke bijvalsbetuigingen en terug
roepingen, welke haar te beurt vielen. De heeren Faassen, van Beek en
J. van der Grijp hebben ijverig medegewerkt ter verkrijging van een goed
ensemble.
STADS - II EK I GTE N.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS van LEYÜEN,
Gezien art. 8, 2e alin., der Verordening van 11 Mei/6 Julij 1861 (Gem.
blad n°. 12) en art. 10, 2e alin., der Verordening van 2 Mei/6 Julij 1861
(Gem. blad n°. 9);
Doen te welen, dat lot het laten inschrijven van nieuwe leerlingen, voor
de openbare scholen voor meer uitgebreid lager onderwjjs der le klasse,
voor meisjes, en der 2e klasse, voor jongens en voor meisjes, gelegen
heid gegeven wordt:
voor eerstbedoelde school, aan het schoolgebouw op de Breéstraat, tegen
over bel stadhuis;
voor de beide overige scholenaan het schoolgebouw in de Pieters
kerkstraat
en wel van den 5de" tot en met den 17llen Januarij e. k., op Maandag,
Dingsdag, Donderdag en Vrijdag, des voormiddags van half negen tot
negen ure, en op Woensdag en Zalurdag, van één tot vier ure des namiddags.
En zal hiervan afkondiging geschieden doorplaatsing in de Leydsche Courant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
D. T1EBOEL SIEGENBEEK, Burgemeester.
Leyden 31 December 1862. v. PUTTKAMMER, Secretaris.
Burgerlijke £>tanb.
Tan den 8 tot en met^den 14 Januarij 1863.
BEVALLEN C. Stavleu, geb. Rijnvis, D.M. Weerdenburg, geb. Persoon,
Z. en D. tweel. M. Alterageb. FaasD. D. Geebe, Z. E. Blom geb.
van Heuze, Z. H. M. E. Keyzergeb. van DrielD. M. de Kruys geb üee
D. M. Choufour, geb. Spat, Z. M. Stoute, geb. Laven D. II. Engers,
geb. Cohen, Z. C. Snyder, geb. Holswilder, D. W. M. van Itcrson geb.
Blom D. A. van der Hart, geb. Bisot, Z. G. T.Tykcn geb. Wanna D.
H. Uoogervorst, geb. Wilschut, Z. A. W. Sanders, geb. van Gulik, D.
S. C. Hoevelaken, Z. A. II. Kroplfgeb. WillemseD. A. K. van den Burg
geb. van der Kolk D. C. Landwebrgeb. OudshoornI). M Jillissegeb.
van der SpreeZ. S. M. de Graaff, geb. van der ReeZ. J. E. Hakkaart
geb. Thcys, Z. C. E. Persoon geb. Rosdorf, D. J. Schoeré geb. den Os,
D. E. M. Sala, geb. Eberson D. A. E Gunler, geb. Hnf, Z. C. Langen-
huysen geb. SlyperD. J. Vermond geb. TeilD.
GEHUWD: P. Aardrijk jm. en J. W. A. Plesman, jd. L. van Wijk jm.
en J. van Tienen jd.
OVERLEDEN: J. Molles, geb. Monfils, 84 j M. Riebeekgek. Ilorré,
64 j. H. N. Snyders, Z., 3j.en2in. H. van der Velden, D., Ij. en bijna
5 m. J. Parmentier, D 5 j. en 9 m. J. E. II. Somerwilgeb. Marselis,
40 j. J. van den Bos, 55 j. A. M. van Schooien D.4 w. M. C. Cremers,
D.8 j. G. van Geenen geb. Kramer. 58 j. II. FriskesZ.17 d. M. Hel-
venstyn73 j. A. MylingZ., Ij. en 8 ui. C. A. Groenbijna 79 j. P. L.
van der MeelZ.13 j. en 2 m.