Lezer! gij zult het raar vinden. Ik ging naar hem toe en ik sioot hem in mijne armen en mijne tranen vloeiden overvloedig langs mijne wan gen en ik zei, niet tegen den jongen, niet hardop, maar in mij zeiven: Misschienmisschien! dat er nn nog iets van u groeit dat naar een man gelijkt." Ik weet niet of het bij u ook zoo is, misschien wel niet, maar voor mij is een jongen tusschen 12 en 20 jaar, die bang is vooreen paard, een onuit staanbaar fignur. Zoo'n jongen van pommade en glacé' handschoenen deugt enkel om in een glazen kast voor een pruikenmakers winkel te staan. On deugende jongens kunnen beter worden, maar laffe jongens zijn nergens goed voor. Als de hengst blaast door de neusgaten dat het fluit in de lucht, als hij met de voorbeenen een kuil graaft in den grond, wordt dan niet bang, ga niet terug verwijfde jongen, maar grijp hem aan en houd vast en toon dat de mensch heerschappij moet voeren over de dieren des velds. Zie om zulk een dier te beheerschente leidente leerendaartoe wordt ver- eischt geduld, zelfbeheersching, kracht, moed, moed die zoo noodig is om staande te blijven in deze bewegelijke wereld, en als de knaap een jonge ling is geworden en de verleiding lokt en vleit, dan zal hij, zijner kracht bewust, met edel en dankbaar besef van het vermogen, dat hem geschonken was, zich niet vernederen, hij die heer was over het dier, om slaaf te wor den van lage bewegingen en zelf een dier gelijk te zijn; en wederom als straks de jongeling man is geworden en als de maatschappij hem voert langs haar smal, haar steil, haar glibberig pad, en de laster lagen legt en het aanzien, het geld en de eer strikken spreiden, cn hij aan hel weifelen en wankelen wordt gebragt om zijne overtuiging de heilige en dierbare over tuiging van den man, die er eene heeft, vrij en rond uit te spreken voor de wereld, dan zal zijn vroeger geoefende moed hem nogmaals te stade komen, en krachtig geworden door de overwinning in zijne kindschheid bevochten en nederig geworden door hetgeen hem die overwinning gekost heeft, zal hij sterk zijn om pal te staan als een rots, en onder dankbaar opzien naar boven zal hij zeggen mlit is mijne overtuiging en daarom kan ik niet anders. Hier ben ik. God helpe mij.'' Terwijl nu zooveel goeds hel deel van den jongeling wordt, zal ook voor de jonge dochter de behandeling van paarden niet zonder vrucht blijven, en hoewel hare tengere leden mindere geschiktheid schijnen te hebben om weer stand te bieden aan de forsche bewegingen van het dier, toch zal zij er veel uit leeren kunnen en ik geloof op goeden grond dat de fiere amazone, die met waardigheid de onbesuisde sprongen van liet wal te voortvarende dier weet te breidelen, ook later de fiere schoone zal zijn die de onbesuisde woorden van den wat te voort varenden jongeling zal welen te breidelenen wier enkele blik genoeg z d zijn om de gedachten te doen wegsterven op zijne lip pen, die bel leeder en rein gevoel der vrouw kunnen kwetsen. En hoeveel magt eene edele vrouw oefent op den kring barer omgevingop de maatschappij wal zij arbeidt aan de opvoeding van het menscbelijk geslacht, dat zal voor niemand, die in beschaafde kringen zich beweegt, eenig betoog behoeven. Zoo nu eenig lezer nog twijfelen mogtaanhet wereldhervormende van de be handeling van paardenop hoe veel zou hem nog gewezen kunnen worden. Wal al vreemde gedachten, wat al naargeestige droomerijenwat al bizarre stelsels worden niet uitgebroed in het ziekelijk brein van den kamergeleerde. En hoe kan het anders als men altijd tusschen folianten zit, die nooit te genspreken als ze niet opengeslagen worden en die gewoonlijk zoo openge slagen worden, dat ze toch niet tegenspreken. Zend zoo'n man de maat schappij, dc frissche naiunr in, dat geeft weer frissche denkbeelden. Geef hem een jong paard dal lang zoo beleefd niet is als de folianten en laat hem daarmee worstelen en gij zult zienwelk een gezegenden invloed dit uitoe fent op den man. Wees niet bang dat de professor met zijn rosinam on der water zal raken, want ik verzeker u, dat doet volstrekt geen kwaad, dat koelt de verhitte hersenkas wal af en dat is van allergelukkigsten in vloed op de gedachten die er in wording zijn. Wat is dal nu weer wonderlijk, om zoo de deftigheid van een pro fessor onder water te dompelen. ,1a maar ik bedoel juist niet een professor die collegie geeft aan de studen ten. Gij weet elk, die een baas meent te zijn in zijn vak, noemt zich thans professor. Ik had nu eigenlijk maar gemeend een man die enkel conversatie heeft met boeken en nooit utel menschen of paarden. Gij hebt mij daar echter weer op een onderwerp gebragt, dat wel waard is opzettelijk behan deld te worden, hetgeen hier natuurlijk geen plaats kan hebben, maar dat wij toch, omdat gij er van gerept hebt, even aanroeren willen. Ik moet u zeggen, dal ik met de zoogenaamde waardigheid van een ambt weinig op heb. Als ik ooit tol een ambt geroepen werd, waar ik de dehors, de gloriole, hel aanzien van het ambt moest ophouden, dan zou ik zeker een allerdroevigst figuur maken. Ik heb daar niets mede op. Ik beschouw den minister, den burgemeester, den wethouder, den ontvanger als mijne minderendie ik betaal cn die mij dienen moeten. Is dat niet wat brutaal? Ik geloof hel niet en ik geloof ook niet, dat het dc orde in de maat schappij ooit «erstoren kan. Mij dunkt ook, dat elk goed minister enz. het even zoo beschouwt. Want niet alleen, dat ik mijn volkje goed betalen wil als ze goed oppassen maar ik heb ze ook lief. Die zich zelven vernedert om den broeder te dienen, die wordt daardoor eerst waarlijk groot. Dat de minister mijn minister, de burgemeester mijn burgemeester, de wethou der mijn wethouder, de ontvanger mijn ontvanger wil zijn, wat ben ik hun daarvoor niet verschuldigd en als ze in hunnen post hun pligt doen, hoe voel ik mij dan voor de liefde, mij bewezen, gedrongen tot wederliefde, tot dankbaarheid, tot eerbied, lol ijver om het hun aangenaam te maken in hunne betrekkingen met hen de goede orde de welvaart van land en stad te bevorderen. Ik ben ook altijd bedroefd, als er weer een minister aftreedt. Pas is de man benoemd, pas heeft hij den rug gekromd om het juk op zich te nemen, waaraan hel gewigt hangt van het staatsbeleid, of daar komt een of ander ontevreden persoon en jaagt hem uil zijn dienst. Ik hoop hartelijk dat dit niet meer gebeuren zal. Het is een heele kunst om het land met wijs heid cn liefde te regeren en als zoo iemand hel pas geleerd heeft, dan wordt hij weggezonden. O! ik hoop dal men deze menschen, hen die thans aan het bestuur zijn, als ten minste bel heil des vaderlands het doel van hun streven is (en wie zou anders zoo'n lastigen post hebben willen) eens rustig aan 'twerk zal laten. Maar wat de hoogheid van het ambt aangaat, daar heb ik niets mede op en een goed minister ook niet. Er is dunkt mij maar eene hooge waardigheid in den slaat. En welke zal dat toch wel wezen Aller knechten knecht te zijn. Dat is nog al niet moeijclijk om te leeren. Dal is zoo ligt uit te oefenen voor die het goed geleerd heeftdat hij er gemakkelijk zoo'n minder baantje als van minister, burgemeester of zoo iets bij kan waarnemen, maar die hel nog leeren moet en het leeren wil, die heeft een edele maaiv een zware taak op zich genomen. Hebt gij het beproefd dan zult gij weten hoeveel geheds en hoeveel slrijds er noodig is om ook maar éénen stap tot die hooge waardigheid te naderen hebt gij het niet beproefd, doe het dan cn gij zult het ook weten en als gij het ernstig, welgemeend en met volharding beproeft, komen tot het erkennen der waar heid, dat deze edele betrekking vele treffelijke ambten te boven gaat, en tot liet besef, dat zoo er slechts een ijverig streven in dezen zin in alle klassen der maatschappij was doorgedrongen, er reeds, eer zij de vereischte hoogte bereikt haddeneen hemel op aarde zou zijn neergedaald en dat is met het beste nieuwe ministerie nog nooit gebeurd! Doch genoeg om u slof tot nadenken te geven over hetgeen eigenlijk de waarde van den mensch bepaaltdat in onze overdenkingen van duin-ontginningen ons zeer te pas zal komen. Wij hebben gezien, dat de vruchten van de overpeinzingen van lien, die thans zoogenaamde kamer-geleerden zijn vruchten die wij door de drukpers en langs vele andere wegen van hen ontvangen, gezonder en heilzamer zouden zijn, dat de jeugd bij een gezond ligchanm ook een krachtigen geest zou bekomen, dat ouders en onderwijzers van hunne dwaze opvoedkundige rege len terug zouden komenindien deze allen zich konden bezighouden met de behandeling van paarden. Ik meen, dat ik dit heb gedaan, wel eenvoudig maar toch duidelijk genoeg, om door alle mijne lezers te worden toegestemd, terwijl ik ook vertrouw, dat ieder met mij in zal zien, dat dit alles onmid- dellijken invloed zal hebben op de vorming der maatschappij. Ik meen dus geen lid van het betoog te hebben overgeslagen, als ik nu kom tot het be sluit, dat de behandeling van paarden staal in regtstreeksch en onmiddellijk verband met de opvoeding van het menschelijk geslacht. Door deze beschouwingen gesteund kunnen wij nu in het vervolg terug- keerenlotde meer eigenlijke beschouwing van het onderwerp, dat ons bezig houdt, en daar wij in dit jaar elkander waarschijnlijk niet zullen wederzien, eindig ik met, zooals gebruikelijk is, tl toe te wenschen (en aan welken wensch gij, vooral na mijne uitweidingen, liet mij zoo voor mijn persoon als voor mijn geschrjjf evenmin zult willen laten ontbreken) een gezegend uiteinde. Leiden, 16 December 1862. SNELLEN. Burgerlijke Van den 18 tot en met den 34 December 1863. BEVALLEN: S. M. Lepelaar, geb. Post, Z. M. Walle, geb. Pondraan, Z. M. SchildZ. C. M. Pcrrin geb. Carton D. S. I.agasgeb. de Zwy- gcr, Z. levenl. S. M. Velihuyzen geb. van Iperen levettl. J. M. van de Pavord Smits geb. llepp, D. levenl. J. WebbersD. G. Dionetgeb. Werk, D. M. Spekgeb. Willemse, Z. M. Selier, geb. Schouten D. E. J. Noll geb. Slttymer, D. A. HeinkesZ. A. van der Maas, geb. van Kampen D. C. Zirkzee geb. van Eyk Z. S. J. Boogers. geb. van der Mark Z J.S. E. de Munnik geb. StroebeiZ. C. Simonsgeb. Dingjan D. M. Laman geb. de VroedeZ. J. H. Honboltgeb. Vlaanderen Z. P. Lensgeb. Kellenaar, D. J. Doolgeb. OpiendrtesD. J. Verhoevengeb. van der Nat, Z. M. J. Segaargeb. FlippoZ. A. Boekwytgeb. Weisscnslein Z. C. J. Prins, geb. KluppelZ. U. Lambinon, geb.Driest, D.levenl.H.Starkenburggeb. SnijdersZ. levenl. GEHUWD: R. H. Jilles, jm.en J. M. van der Hoeven jd. F. Kraneveldjui. en C. Mulderjd. U. M. Reiniersewedp. en S. Kraneveldwede. D. Cu' per, jm. en S. J. van Noord, jd. G. J. C. A. Cochius, jm. en W. C. Stok- huyzenjd. OVERLEDENC. Heintz, D.4 j. T. M. J. LöfflerD.ruim lj. M. van der Reydengeb. Kloos52 j. M® Kevie, 56j. S. RijkenZ.bijna 5 m. 11. Hakkaart, Z.1 j. en ruim 8 m. P. J. van Leeuwen Z.3 w. W. J. Maas60 j. G. VonkZ.2 m. K. Slikkelorum Z.3 j. cn 3 m. C. ZwaneveldZ.3 m. J. van der Laan geb. Jolje87 j. M. van den Berg 'l.bijna 2 in. K. VerJind Z.ruim 16 j. A. van Weeren Z.. 2 j. en 8 m. I). de Zeeuw D.7 j. en 8 m. A. M. Hndolph, geb. Baur, 68j. A. M. van den BroekD.2 j. De COMMISSARIS des KONINGS in de provincie Zuidholland j Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten van den 16dcn Dec. 1862, n® 17; Gelet op art. 11 der Wet van den 13dco Junij 1857 Staatsblad n°. 87); Brengt ter kennis van de belanghebbenden, dal, ingevolge bovengemeld besluit, de jagt op klein wild, opgenoemd in art. 17 der Wet van den 13den Junij 1857 Staatsblad n°. 87), voor dit jaar in de provincie Zuid holland wordt gesloten op Woensdag den 31"cn December aanstaande, met zons ondergang. En zal deze kennisgeving, door insertie in het Provinciaal Blad, in de Nederlandsche Staats-Courantalsmede in het Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhageter kennis worden gebragt der Gemeentebesturen in Zuidholland en van de belanghebbenden. De Commissaris des Konings voornoemd, 's Gravenhage, 18 December 1862. J. LOUDON. 34981e Staats-Loteri). Trekking der Vijfde Klasse. 15de Trekking. N°. 12965 een prijs van ƒ1000. AD VERTENTIEN. Getrouwd: G. J. C. A. COCHIUS, Kapitein bij het O. I. Leger, Ridder der M. W. O. Leyden 24 December 1862. en W. C. STOKI1UIJZEN. Eenige kennisgeving. Mijne geliefde Echtgenoot CHRISTINA JOHANNA KLUPPEL beviel heden van een' Zoon. Leiden, 23 December 1862. J. J. PRINS. Heden overleed onze waarde Moeder en Behnwd-Mocder, Mevrouw de Wede. G. A. RUDOLPH, geboren A. M. Bacr, in den ouderdom van 68 jaren. Uit aller naam Leyden22 December 1862. E. II. M. RUDOLPH. Voor de vele blijken van deelneming bij het overlijden mijner dierbare Echtgcnoote J. BOOGMAN, betuig ik bij dezen mijnen opregtcn dank. Voorschoten, 20 December 1862. W. C. B1BF.N. De Familie SLUYTERMAN van LOO betuigt haren welmeencnden dank, voor de vele bewijzen van deelneming, haar betoond, bij het overlijden van den Heer Mp. J. E. F. BERTUON ZEEWOLDT. Beverwijk, 24 December 1862.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1862 | | pagina 3