lieden, die de ondervinding als zoodanig lieefl doen kennen; voorts uil
daarmede verwante bepalingen voor de beroepen en bedrijven, die
thans niet aan palenlregl zijn onderworpen, terwijl voor zooveel het
vermogen en portefeuille betreft, de inkomsten daarvan bij schatting
zullen worden vastgesteld. Heeft men nu, op die wijze, iemands ver
moedelijke inkomsten berekend, dan wordt de belastingschuldige ge
plaatst in eene der klassen van inkomsten die zeer ruim zullen worden
gesteld. En meent nu iemand dat hij in eene verkeerde klasse is ge
plaatst, dan kan hij in eene andere worden overgebragt, mits ten ge-
noege van de bevoegde magt bewijzende dat men zijne inkomsten ver
keerd berekend heeft.
De minister gaat hierna over tot de accijnsen. Na eerst als zijn voor
nemen te hebben te kennen gegeven, dat hij bij de tegenwoordige her
ziening voorstellen wenschl te doen tot afschaffing van de belasting op
brandstoffen, zeep en azijn, en die van den accijns op het geslagt wenscht
voor te bereiden, behandelt de minister ieder der accijnsen afzonderlijk.
1°. De brandstoffen. Deze belasting moet worden afgeschaft, omdat
zij drukt op eene eerste levensbehoefte en de ontwikkeling der nijverheid
in den weg staat. Die ontwikkeling vordert niet alleen vrijen invoer van
alle grondstoffen, maar ook dat deze zoo goedkoop mogelijk kunnen
worden verwerkt. Daar deze belasting thans omstreeks 3 millioen op
brengt, moet hier ook aan de belangen der schatkist worden gedacht.
De minister meent, dat een deel dier som zich gereedelijk laat terug
vinden in de belasting op het personeel bij den grondslag der haardste
den, die ruim millioen meer kan opbrengen.
2°. De zeep. Ook die belasting moet worden afgeschaft als belemme
rend voor de nijverheid en drukkend voor de behoeftige klassen.
Daarenboven is het, daar elke verbruiker op de meest eenvoudige wijze
in staat is het artikel zelf te fabriceren, thans onmogelijk fraude te
voorkomen.
3°. De azijn. De Regering geeft toedat de belasting op azijn drukt op eene
eerste levensbehoefte, maar ontkent dal deze belasting belet, dat bier een
volksdrank worde. De minister wenscht maatregelen voor te dragen om
zooveel mogelijk de belemmeringen weg te nemen, die op de vervaardi
ging van azijn drukken. De wetgeving op de vervaardiging van bieren
behoeft verbetering; want dan zullen ook de biersoorten beter zijn en bier
een volksdrank kunnen worden. Een ontwerp van wet op de bieren wordt
gereed gemaakt, waarin de groote verzoeking wordt weggenomen, die thans
deze industrie belemmert zich te ontwikkelenmaar daarbij tevens de accijns
zoodanig zal worden verhoogd dat daarvan omstreeks 5 ton meer worde
verkregen dan thans van bier en azijn te zamen.
4°. Het gedistilleerd. Eene wet op het buitenlandsch gedistilleerd
zal spoedig worden voorgedragen. De accijns op het gedistilleerd zal
worden verhoogd. Die verhooging zal zijn van f 22 op f 35, en daar
door zal een meerder bedrag van drie millioen worden verkregen. Daarbij
is gerekend op eene proportioneel mindere opbrengstook ten gevolge van
minder verbruik.
Alvorens het gebied der accijnsen te verlaten en over te gaan op dat
der induslrieële belastingen, geeft de minister te kennen, dat het zijn
voornemen is in zijn plan op te nemen:
1®. een regt op koffij. Een matig regt op koffij eene der minst druk
kende belastingen zijnde, wil de minister dat stellen op 7 de 100
kilos. Nadeel voor den handel vreest de minister niet.
2°. een verhoogd regt op thee. Deze regten bedragen volgens het nieuwe
tarief f 25. De minister zou die wenschen te verdubbelen en brengen
op f 50 de 100 kilos. De thee beschouwt de minister niet te zijn eene
levensbehoefte.
De opbrengst door deze middelen te verkrijgen, schat de minister min
stens op één millioen. Ook wordt door heffing dezer middelen nog een
ander voordeel erlangd; vereenvoudiging van het tarief. Eenmaal immers
zal dit tarief tot slechts betrekkelijk weinig artikelen worden teruggebragt.
Wat vervolgens betreft de indirecte belastingen, ook daarin wil de
minister groote veranderingen brengen.
1° De zcgelregten. Door de afschaffing van het zegel zal de pers wor
den bevrijd van banden, waaronder zij te lang reeds heeft gezucht. Het
zegel zal worden afgeschaft op elke der in art. 23 der wet van 3 Octo
ber 1843 (Slaatsbl. n°. 41) aangeduide gedrukte stukken, namelijk:
«Alle dagbladen, couranten, nieuwspapieren, nieuwstijdingen, periodieke
werken of tijdschriften, catalogussen of notitie van boeken, kunstvoor
werpen, meubelen en andere goederen, prijscouranten, prospectussen,
aankondigingen en beriglen, uitgegeven, ter lezing gelegd, aangeplakt,
rondgevend of verspreid ot op eenige andere wijze in omloop gebragt
wordende, van welken aard, inhoud of bestemming ook, zelfs in den
vorm van brieven of circulaires, en wijders alle adressen van woning
of woonplaats."
2®. De registratieregten. Van de nieuwe regeling is het tweeledig
beginsel van belasting en formaliteit behouden. Het ontwerp is reeds
aan vele deskundigen in den lande gezonden om advies, met de meeste
welwillendheid wordt aan deze uitnoodiging voldaanen op deze wijze
zal eene spoedige indiening van het ontwerp, reeds bij voorbaat grondig
onderzocht, mogelijk zijn.
De veranderingen in beide genoemde wetten zullen eene verminderde
opbrengst te weeg brengen van één millioen, maar de minister herinnert,
dat, naar mate eene belasting billijker is geregeld, naar die mate ook
hare opbrengst zal toenemen.
Het verlies zal alzoo totaal bedragen f 6.800.000, de winst echter
f 7.040,000. Blijft over een overschot van nagenoeg 2j ton.
Om het totaal cijfer der belastingen niet in gevaar te brengen, zullen
niet alle wijzigingen ter gelijker tijd worden ingevoerd. Met de brand
stoffen wil de minister aanvangen op 1 April aanst. en aan die afschaf
fing zal verbonden zijn de invoering van den accijns op gedistilleerd en
de regten op koffij en thee; legen eene vermindering van minstens 3 ton
heeft men dan eene vermeerdering van 4 ton, zoodal ook in hel eerste
jaar geene te geringe opbrengst te vreezen is.
Eindelijk bespreekt de minister de belasting op de suiker. Daar de
suikerwetgeving niet zonder gevaar voor de industrie op eenmaal in een
natuurlijken toestand te brengen is, poogt de minister door eene ge
meenschappelijke en eenvormige regeling van de suikerwetgeving tusschen
Nederland, Frankrijk, Engeland, België en welligt ook het Tolverbond
de belangen van schatkist en industrie te vereenigen. Mogt de poging
mislukken, dan toch zal de minister maatregelen beramen om deze be
lasting meer productief te maken.
Toetst de minister ten slotte zijne inzigten en voornemens met betrek,
king tot het stelsel onzer belastingen aan de eischen door hem gesteld
en de moeijelijkheden door hem aangewezen, dan schijnt het hem toe,
dat zij aan de eerste voldoen en de laatsten hebben overwonnen.
De minister zegt, aan het einde zijner rede gekomen, te gelooven dal
wij in onzen finanliëlen toestand groote reden van dankbaarheid hebben
en dat de herziening van ons belastingstelsel, dat eene behoefte des tijds
is geworden, onder de meest gunstige omstandigheden kan worden on
dernomen.
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.