niet ongestraft kan plaats hebben en waar de ingezeten onderrigt wordt welke
leveranciers bedriegen, of zeiven door hunne leveranciers bedrogen worden.
Om dit te bewijzen behoef ik slechts e'e'ne plaats uit het Tweede jaar-
lijksch verslag der werkzaamhedenverrigt door het coilegie van weten
schappelijke keurders en door de keurmeesters" van Amsterdam over te
schrijven. Op bladz. 17 van genoemd verslag leest men: «In e'e'ne fabriek
werd azijn aangetroffen, welke met vrij zwavelzuur vermengd was. Te
gen den fabriekant werd proces-verbaal opgemaakt wegens deze bijmenging,
welke door het coilegie van wetenschappelijke keurders, daaromtrent ge
raadpleegd door eene regterlijke autoriteit, verklaard werd bij ruim en
voortdurend gebruik eenen schadelijken invloed uit te oefenen.
Een na dien tijd bij denzelfden fabriekant ingesteld onderzoek leerde
dat hij zich niet meer aan deze vermenging schuldig maakte
Dus in Amsterdam worden vervalschiugen ontdekt, gestraft en daarna
niet weder gepleegddie nogtans door de zintuigen niet onmiddellijk te
ontdekken zijn. Want van zwavelzuur in azijn geldt hetzelfde als voor
zwaarspaat in meel. Zwavelzuur is niet in azijn te zien, want het is eene
kleurlooze vloeistof en met azijn mengbaar, het heeft geen reuk en smaakt
zuur, even als azijn.
En waardoor is dat in de hoofdstad mogelijk? Eenvoudig, omdat men
daar behalve de gewone keurmeesters, gelijk die ook in andere steden werk
zaam zijn, bovendien nog naast en boven deze wetenschappelijke keurders
heeft, die hunne zintuigen te hulp komen met al de hulpmiddelen welke
de scheikunde en de mikroskopie aan de hand geven.
DE LEIDSCIIE HULPBANK.
II.
Het schijnt oppervlakkig vreemd, dat de Hulpbank, wanneer zij ook
maar een deel van de vruchten levert welke wij in het voorlaatst nommer
aanwezen, nog niet meer verspreid is in Nederland; te vreemder nog, wan
neer men bedenkt, dat deze inrigling van de ondernemers geenerlei gelde
lijke offers vergtmaar integendeel rentegevend is. De hoofdreden van dit
verschijnsel zal welligt hierin gelegen zijn, dat allen die de werking van
de Hulpbank niet uit eigen ervaring kennen, van nature ten haren aanzien
bij uitnemendheid sceptisch gestemd zijn. Eene inrigling, welke geld
wil voorschieten aan minvermogenden, inderdaad de omschrijving klinkt
weinig uitlokkend, en geen wonder dat men hare bestaanbaarheid, op den
duur althans, in twijfel trekt. Geen gegoede misschien, die niet wel eens
op zijne beurt geld aan minvermogenden heeft uitgeleend, en dan ook zeker
geendie daarbij niet de treurige ervaring heefi opgedaandat zulke voor
schotten zich in den regel enkel door hun hooger bedrag en hun naam
van gewone giften onderscheiden. Hoe zal eene inrigting slagen, welke in
het groot beproeven wil wat in het klein meestal zulke jammerlijke resul
taten oplevert? 'lis waar, de Hulpbank vordert persoonlijke borgstelling
en op die wijze dekt zij zich zelve voor verliesmaar indien het ten slotte
blijkt dat de borgen de lijdende partij wordenwaartoe dient dan de Bank
en waarom zouden can die borgen niet liever zonder hare tusschenkomst
zeiven de gevraagde som regtstreeks voorschieten?
Men veroorloove ons tweederlei opmerkingwelke tot antwoord op de
gestelde vraag dienen kan. Van de tien voorschotten uit particuliere beur
zen, zijn er minstens negen een uitvloeisel van louter medelijden, tegen ée'n
var. werkelijk crediet, terwijl bij de Hulpbank, gebonden als zij is aan
reglementen, welke haar voorschrijven enkel op de belangen van de nijver
heid te letten, de krachtige prikkel van het medelijden al zijn invloed ver
liest. Maar daarenboven en dit onderscheid zegt nog meer niet alleen
dat de particuliere leener behalve een hoofd ook een hart heeft en dal dit
hart hem niet zelden belet te doen wat zijn hoofd hem voorschrijft; maar
de leener kent, ongelukkig genoeg, het bestaan van dat hart, en weet dat
zijne zonden hem niet bijster zwaar zullen worden toegerekend. Bij de
Bank is de zaak geheel anders; van deze weet de leener dat zij noch hoofd
noch hart bezit, maar enkel een reglement, en dat dit reglement zijne func- i
tién verrigt met de onverbiddelijke regelmatigheid van het stoomwerktuig.
Eerste verzuim: boete; tweede verzuim: dubbele boete; derde verzuim: op-
eisching van de schuld bij den borg en uitsluiting van den leener voor altijd.
Geen speld die er tusschen kan, en mogt iemand er aan twijfelen, de on
dervinding zal het hem al spoedig op gevoelige wijze leeren.
't Kan niet anders of vooral in den aanvang sluipt er menig kwade beta
ler binnen en moeten de borgen meer dan eens worden aangesprokenmaar
lang duurt dit niet, want al spoedig leeren de leeners de Bank en de Bank
de leeners kennen. Zij die voorschotten verlangen voor andere dan wezen
lijk productieve doeleinden hebben in korten tijd de ervaring opgedaan
dat zij zich noodcloos moeite geven met bij de Bank aan te kloppenen
deze op hare beurt raakt weldra t'huis in den kring waarin zij werken
moet. Het kaf scheidt zich allengs van het koorn, en na een niet zeer
lang tijdsverloop kan het weigeren van voorschotten, eerst regel meestal,
uitzondering worden, omdat zij die ze aanvragen ook juist de personen zijn
die men zoekt. Zijn er eenige jaren voorbijgegaan dan worden vreemde ge-
zigten zeldzaamheden: deze komt voor de vijfde, gene voor de tiende of
twintigste maalniet weinigen zelfs die hunne betrekkingen met de Bank
schier niet afbreken en reeds bij het storten van den laatsten termijn om
een nieuw voorschot vragen. Die soort van menschen vindt blijkbaar de
meeste baat bij de onderneming, en ook juist voor die soort is zij bestemd.
«Schoone theorign," dus roept men welligt «maar de practijkWelnu
ook die practijk kan men raadplegenbijv. uit het tijdschrift de Economist,
jaargang 1859, waarin een overzigt van de voornaamste Hulpbanken voor
komt. De daar gegeven statistiek is verre van volledig, maar toch allezins
voldoende om de feiten door ons gesteld te bewijzen.
Het weigeren van voorschotten, dus zeiden wjjwordt al spoedig uitzon
dering, en zie hier cijfers: ln 1857 weigerde men te Alkmaar van 217
aanvragen 8, te Dordrecht van 254, 22 te Gorinchem van 79, 9
te 'sGravenhage van 397, 98 te Haarlem van 223, 30 te Leeuwarden
van 347 21 te Utrecht van 418, 71 en te Zwolle van 212, 22.
Was die vrij algemeen zoo gunslige beschikking misplaatste goedhartig
heid? Maar dan moeten de borgen duchtig geleden hebben. En toch zie
eens: In het genoemde jaar werden door de borgen afbetaald: te Alkmaar
7 van 209 voorschotten, te Apeldoorn 1 van 78, te Arnhem 4 van 59, te
Delft 6 van 170, te Dordrecht 6 van 232, te 'sGravenhage 20 van 299,
te Harlingen 17 van 227, te Leeuwarden 2 van 219, te Middelburg 23 van
360, te Utrecht 31 van 347, te Zwolle 9 van 190. Naar de bekende cijfers
te oordeclen hebben de reslilutign door borgen gemiddeld nog geen 2 pCt.
van de geleende sommen bedragen. Zouden er veel particulieren zjjn die
van hunne leeningen aan minvermogenden even gunstige uitkomsten ver
kregen
Maar wie weet hoeveel moeite het gekost heeft om de leeners lot betaling
te dwingen. Ware dit het gevaldan zouden de boeten wegens verzuim
nog al hoog moeten loopenen dit is het geval niet. Men ontving uit dien
hoofde te 's Hagc nog geen ƒ50, en dit is de hoogste som; op eenige an
dere plaatsen werden ƒ30 en 20 aan boete ingevorderd, maar bij de
meeste Banken nog geen ƒ10. Daarenboven indien sommige leeners nu
en dan achterlijk waren in het betalen en daarom boete beliepen, vele
andere betaalden te vroeg en ontvingen dien ten gevolde eenige stuivers
premie. De sommen als premign gekweten, klommen te Haarlem tot ƒ85,
te Deventer tol ƒ52, te Utrecht tot ƒ44, te Delft tot ƒ35, enz.
Ziedaar eenige feiten, naar wij vertrouwen reeds meer dan genoeg, om
de theorign, welke wij voorop stelden, te regtvaardigen.
De Hulpbank, hebben wij gezegd, is eene productieve onderneming ook
voor de geldschieters, want deze trekken rente van hun geld en zells vrij
hooge rente. Hier te Leiden heeft men die bepaald op 5 pCt.maar inder
daad beloopt zij meer. En zie hier waarom. De leener betaalt een jaar
rente van de geheele schuld, maar hij moet die in wekelijkscbe termijnen
kwijtenzoodal de Bank na verloop van eenige maanden reeds een deel
van het geleende terug bekomen heeft. Dit gedeelte, waarvoor reeds een
jaar rente is betaald, kan zij dadelijk weder uitzetten en zoodoende veel
meer voorschieten aan haar kapitaal bedraagt. De statistiek, welke wij
boven aanhaalden, stelt ook deze waarheid duidelijk in het licht. De Bank
te Alkmaar bijv. leende in dat jaar met ƒ5000 kapitaal, 11000; die te
Haarlem met ƒ9900, ƒ16000; die te Dordrecht ƒ15000 met ƒ7000; die te
's Hage ƒ23000 met ƒ13000, enz. Zoo daar als overal elders vinden wij
deze uitkomst: dat de Bank rente trekt van eene som, welke veel grooter
is dan het kapitaal, door haar opgenomen en waarvoor zij zelve rente
moet uitkeeren.
Misschien schudt deze of gene het hoofd en misprijst hij dat maken van
winsten waar het geldt hulp te bieden aan minvermogenden. Hij vergunne
ons echter van eene geheel tegenovergestelde meening te zijn. Neen de Hulp
bank wil geen kunstmatige, zij wil eene natuurlijke instelling zijn; zij wil
helpen, maar zoo als vrije menschen in den staat elkander altijd helpen: op
gelijke voorwaarden namelijk; zij wil kapitaal leenen, maar niet beneden
den marktprijs. Men eischt meer rente dan van de welgestelden. Na
tuurlijk, want men leent aan niet-welgesteldenaan menschen met weinig
crediet, en in de natuurlijke orde van zaken rijst de rente in dezelfde ver
houding waarin het crediet daalt. De minvermogenden betalen meer
om dezelfde reden waarom de keizer van Oostenrijk hooger interest moet
opbrengen dan de koningin van Engeland.
Anderen mogen dit een schaduwzijde noemen in ons oog beslaat juist
daarin hel sieraad van de Hulpbank: zij wendt zich tot de kleine nijver
heid maar niet tot de armen; zij helpt maar zij bedeelt niet; zij geefi maar
zij ontvangt ook, en haakt niet naar de tegenstelling van «weldoenster" en
beweldadigde." In e'én woord de Hulpbank is eene zuivere crediet-instel-
Iing, en dat ook moet zij blijven om waarachtig nuttig te zijn.
Wordt ons nog eene kleine ruimte gegund dan zullen wij in een volgend
nommer de hoofdbepalingen van het voor de Leidsche Hulpbank geldende
reglement mededeelen. J. T. B.
STADS - BEIiBUTKN.
VERGADERING van den Gemeenteraad van LeydenDonderdag den
13 Maart 1862, 's namiddags ten 2 ure.
Onderwerpen:
1". Benoeming van een regent van het gereformeerd minnehuis.
2°. Benoeming van een regent van het Heiligen Geest- of Armen Wees- en
Kinderhuis.
3°. Voordragt lot ontslag van den gaarder Isaac Berg.
4°. Voordragt tot wijziging der op den 6dea Februarij jl. vastgestelde ver
ordening omtrent de arlt. 50, 53, 57en71 der algemeene policie-verordening.
5°. Nadere voordragt van de gezondheids-commissie, tot het benoemen van
keurders der levensmiddelen, met een rapport van de commissie tot de
strafverordeningen.
6°. Verzoek van J. Mulder, tot het huren van land, de gemeente aanko
mende, gelegen builen de Morschpoort.
7°. Verzoek van H. en J. W. Filippo, lot het leggen van eene brug over de
sloot aan den Lagen Rijndijk en het wegnemen van eenen boom aldaar.
8°. Voordragt tot het verleenen van een verhoogd subsidie aan het gerefor
meerd minnehuis, over 1861.
9°. Suppletoire staat van begrooling en staal van af- en overschrijving van
het evangelisch-luthersch weeshuis, 1861.
10°. Voorwaarden omtrent de leverantie van houtwaren.
tiurgcriijfic Stanö.
ONDERTROUWD: H. van der Maas, jm. 29j. en H. Dee, jd. 30j. C. W.
Wallaartjm 23 j. en J. TafBjnjd. 22 j. H. J. Eggink wedr. 62 j. en E. Ran
selaar wede. 57 j.
Gebonden Verkooping van onroerende goederen
in het Heeren-Logement aan den Burg, Zaturdag 8 Maart.
Notaris Mr. 11. Obreen.
Een Huis en Erf, ingerigl tot Brood-, Beschuit- eu Kleingoedbakkerij
aan de noordzijde van de Groenesteeg, om den hoek van de Laugeslraat
Wijk VIII. N°. 797 en 750. Opgehouden.
Een dito, ingerigt tot Brood- en Koekbakkerijaan de zuidzijde van de
Hoogewoerd, om den hoek van de S'. Jorissteeg Wijk III. N®. 441. Op
gehouden.
Een dito, aan de zuidzijde van de BreedestraatWijk IV. N°. 323.
Kooper H. van Zonnenberg alhier, ƒ2500.
Een dito, aan de noordzijde van de Breedestraat, Wijk IV. N°. 193.
Kooper C. Bylandt, van 'sGravenhage. ƒ1625.
Notaris Mr. J. L. Klaveryvyden.
Een Huis en Erve, aan de westzijde van het SteenschuurWijk IV. N®.
263. Opgehouden.
Een dito, aan de zuidzijde van de Breedestraat, Wijk IV. N®. 304. Kad.
Sect. G. N®. 373. Koopster Mejufvronwen Johanna Maria eu Helena de
Bruyn alhier, ƒ5500.
Een dito aan den Ouden Singel, Wijk V. N°. 411, Kad. Sect. B. N°.
770. Kooper J. Zitman, alhier, ƒ1408.
Twee dito, aan de zuidzijde van de Langegracht, Wijk V. Nos. 594 en
595, Kad. Sect. K. Nos. 594 en 595. Kooper J. van der Tas, alhier, ƒ582.
AKABEWIK-1* 1! E UW
PROMOTIE AAN DE OTRECUTSCUE ilOOGESCilDOL.
Den 7de" Maart de heer G. Kolff, van Dei!, in de regten, na verdediging
van zijn akademisch proefschrift: Over de uitvoerders van uiterste willen.
Den 8sten Maart de heeren G. P. van Tienhoven, med. doet, van de Wer
ken, en W. M. Gunning, med. et chir. doet., van Amsterdam, in de
verloskunde.