ENGELAN I». vicarie-gocderen vooreerst nog niet eene wet zal worden aangeboden; dat de regering wenscht de S'. Agaiha-goederen deels in het openbaar te ver- koopendeels bij minnelijke schikking aan de tegenwoordige huurders in eigendom af te slaanen dat de zamenslelling van ontwerpen van nieuwe wetten op de registratie en op hel zegel thans is ondernomen. De regering zegt dat het wenschelijk is dat deze twee ontwerpen gelijktijdig worden behandeld, daar beide belastingen naauw met elkander in verband staan. Bij het bestaan van het voornemen om een ontwerp eener geheel nieuwe wet op het zegel in te dienen, ware het niet raadzaam aan het in de af- geloopen zitting der kamer ingediende voorstel tot gedeeltelijke herziening der bestaande wet op dat middel gevolg te geven. Voorts blijkt nog dat de regering, nu iu 1864 het 25-jarig octrooi vao de Nederlandsche bank zal zijn verstreken, er geen bezwaar in ziet deze zaak bij de wel te rege len; dat eindelijk eene nieuwe voordragt tot invoering van een uniform- port voorloopig niet moet worden verwacht, en dat de regering bereid is de misbruiken bij de staats-lolerij krachtdadig te keer te gaan. Bij het antwoord op de bedenkingen betreffende het tiende hoofdstuk doel de minister van oorlog opmerken, dat het uiterst bezwaarlijk is, bij dezelfde onderwerpen, als welke zich steeds bij herhaling voordoen, in nieuwe beschouwingen Ie treden, en meent Z. E.dat hij in dat opzigt op vroeger gewisselde stukken mag verwijzen. Het minder eindcijfer der begrooting is wel toe te schrijven aan een min der aangevraagd bedrag voor het materieel der geniemaar deze verminde ring is geenszins willekeurig en ook geene bezuiniging, en alleen het gevolg van mindere behoeften voor de legerplaats bij Millingen. Voor hel overige vermeent de minister Ie moeten verklaren dat eene aanmerkelijke vermin dering van het eindcijfer noch voor hem, noch voor een opvolger mogelijk zal zijn. Volgens den minister is het volkomen waar, dat ons leger ontoe reikend is voor de behoorlijke verdediging van het vaderland, en dat daartoe de bijstand eener krachtige volkswapening onmisbaar is, ten einde over het grootste gedeelte van het leger, als over eene mobile krijgsmagt, te kun nen beschikken; dal onze financiële krachten te kort schieten om een leger in stand te houden, 't welk op den voet van oorlog te gelijk in de dienst te velde en in het bezetten der vestingen kan voorzien. Voor het juist begrip der volkswapening moet men, volgens den minister, aanne men, dat deze moet bestaan uit militie, schutterijen en vrijwillige corpsen, welke laatste, terwijl de militie steeds een deel van het leger behoort uit te maken, zich in tijd van oorlog moeten vormen. De minister verklaart, met genoegen te hebben vernomendat uil den boezem der tweede kamer stemmen zijn opgegaan ter opwekking van den militairen geest onder de bevolking, maar meent, dat het voorbeeld van Zwitserland op dit land niet toepasselijk kan worden geacht. Hij verlangt in dat opzigt vooral mede werking van de gegoede en verlichte standen der maatschappij en verzekert, dat het alsdan aan geene ondersteuning van de zijde der regering zal ont breken, door het verleenen van juistheids-wapenen, en onderrigt, ten einde vooral langs dien weg goede en geoefende schutters te bekomen. 's GRAVEN H AGE, 26 November. Z. M. heeft aan den heer von Pommer-Esche, opper-president der Pruissi- sche Rijnprovincie, het grootkruis der orde van de Eikenkroon geschonken en tot ridder van die orde benoemd den heer Dehout, hoofdambtenaar bij de civiele lijst van den koning der Belgen. Z. M. heeft aan mr. J. C. L. A. ridder Nedermeijer van Rosenthal, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als lid der rijkscommissie voor statistiek. Tot substituut-officier bij de arrond.-regtbank te Assen is benoemd mr. M. A. de Savornin Lobmanthans in die betrekking bij de arrond.- regtbank te Hoorn. Tot burgemeester der gemeenten Slompwijk en Veur is benoemd de heer T. C. Roering, wethouder van eerstgenoemde gemeente. De minister van koloniën zal morgen en die van finantiën overmorgen geen gehoor verleenen. Bij den minister van binnenl. zaken is ten behoeve der noodlijdenden door den watersnood ontvangen J36 58, van hel e'tat-major en verdere schepelingen van de Pylades in O. I. De in December 1860 benoemde commissie voor de strafwetgeving in Nederl.-Indlë heeft thans aan den minister van koloniën, als resultaat van haren arbeid, aangeboden hel ontwerp van een strafwetboek, bestemd om te gelden voor de Europeanen en de daarmede gelijkgestelde ingezetenen van Ned.-Indië, welk ontwerp vergezeld gaal van eene uitvoerige memorie van toelichting. Tot lid van de kamer van koophandel en fabrieken alhier is gekozen de heer L. M. Hermans. Zalnrdag II. heeft er bij het in aanbouw zijnde huis op liet Alexanders- veld een treurig ongeluk plaats gehad. Twee bulsems van een steiger, waarop zich eenige werklieden bevonden, braken, waardoor zes werklieden naar beneden stortten. Twee wisten zich echter vast te klemmen, de anderen hebben belangrijke verwondingen en kneuzingen bekomen, waaronder er zich een bevindt, voor wiens leven men beducht is. Met Mei aanst. zal de hier gedetacheerde 4e komp. van het reg. veld artillerie vervangen worden door eene komp van liet reg. rijdende artillerie. Ticeede Hamei* dee Staten-Generaal. Zitting van Maandag 25 November. In deze zitting zijn aangevangen de algemeene beraadslagingen over de staatsbegrooting voor 1862. Daaraan namen deel de hh. Dirks, Wichers, Wintgens, de Poorter, van LynrtenSchimmelpenninck Zylker eu HofTman. De heer Dirks bepaalde zich tot finantiële beschouwingen, volgens de rede van den minister van finantiën bij de indiening der begrooting uitgespro ken. De door de regering gedane becijferingen waren, volgens hem, noch j juist, noch duidelijk. De heer Wichers verklaarde niet in te stemmen i met lien die gezegd werden geen vertrouwen in het tegenwoordig ministerie !l te stellen. Uij zag niet in dat het kabinet ontrouw zou zijn geweest aan zijne verklaring van een liberaal stelsel te zullen volgen. De heer Wint gens behandelde twee onderwerpen: de politieke gesteldheid des lands in het algemeen en de koloniale quaestie. De heer de Poorter trad in eenige beschouwingen omtrent het beslaande belastingstelsel, hetwelk hij zeide van dien aard te zijn, dat het Nederland op den weg van vooruitgang leru» hield. De heer van Lynden wees op de onverwachte aftreding van den vorigen minister van buitenl. zaken. Uij wenschte te weten of de reden te zoeken was in de koloniale politiek, en welk dan het stelsel der regering dienaangaande was. De minister van finantiën gaf daarop eeni»e inlichtingen omtrent hetgeen bij de vorming van het ministerie en de op stelling van het programma was voorgevallen. Aanvankelijk had aangaande de daarin medegedeelde beginselen overeenstemming bij alle ministers be staan, doch later was gebleken dat tusschen den minister van Zuylen van Nyevelt en den minister van koloniën groot verschil van gevoelen omtrent het beheer der koloniale aangelegenheden bestond, en dit had lot de aftre ding van den eerste geleid, en die zelfs bespoedigd nog vóór de afdoenin» der begrooting, hetgeen de overige ministers gaarne tot later verschoven hadden willen zien. De heer Schimmelpenninck besprak de quaestie der koloniale politiek, en verklaarde zich met de meerderheid der staten-gene- raal der natie te dien aanzien behoudend gezind. De heer Zylker hield daarna eene rede, waarin hij hoofdzakelijk de quaestie van de uitzetting der uitgaven van de staatsbegrooting behandelde. Daartegen had hij groote be zwaren, vooral omdat die vermeerdering verontrustend was. In den loop der beraadslagingen kwam de minister van justitie op tegen een onderdeel van de rede van den heer Wintgens, waarin de aangenomen en door den koning bekrachtigde wet op de regterlijke organisatie werd aangevallen. De minister zeide te gelooven dat de spr. die wet uit overtui ging had bestreden, maar dat hij haast tot de gedachte kwam of zijne af keuring zich niet associeert met die van hen, welke bij de beoordeeling der wel meer gelet hebben op het belang hunner beurzen, dan op het algemeen belang der reglzoekenden. De heer W. zeide dat de minister van justitie verpligt was ontzag te koesteren voor de vrijheid van discussie, en dat, als de minister op denzelfden loon zou voortgaan, hij zich verpligt zou zien hem niet te antwoorden. BUITENLAlMlSCIlE BERIGTEN. LONDEN, 24 November. De Nashvillehet vaartuig van de zuidelijke staten van Noord- Amerika, dat de üarvey Birch in open zee heeft verbrand, en de beman ning van dat handelsvaartuig te Southampton aan wal heeft gezet, ligt nog altijd in de genoemde haven. Aan de raadslieden der kroon is de vraag onderworpen of de toelating van dat schip in strijd is met de houding van Engeland tegenover de noordelijke staten. Bij den beeldhouwer Casenlini, Weslminister-bridgeroadheeft een brand gewoed, waardoor eene schade van 3000 a 4000 is aangerigt. De Iersche bladen deelen het volgende voorval mede, dat Woensdag jl, te Dublin plaats greep. Een bediende in een hotelWilliam Wolly genaamd, sedert eenigen tijd zonder betrekking, geraakte in twist met zijne vrouw en schoonzuster over eenige nietige familie-aangelegenheden. In een oogenblik van woede greep hij een pook en bragt haar beiden zeer gevaarlijke wonden toe, doch niettemin slaagden zij er in te ontsnappen. Hij greep nu, door de ontsnapping der beide vrouwen nog meer verwoed, zijne twee nog jeug dige kinderen en sneed met een scheermes beiden den hals af. De moorde naar is onmiddelijk gevangen genomen. De nieuwe koning van Portugal, Don Luiz I, heeft bij het aanvaar den der regering eene proclamatie uitgevaardigd, waarin hij, na hulde te hebben gebragt aan de deugden van zijnen voorganger, het volgende zegt: j »De staatkundige instellingen mijns lands getrouw in acht nemen, is iets dat mij door mijnen pligt wordt voorgeschreven, en tevens met mijne nei ging en gezindheid strookt. Ter uitvoering der voorschriften van het con stitutionele charter der monarchie zweer ik de kalholijke, apostolische en roomsche godsdienst alsmede de integriteit des rijks in stand te zullen hou den, de politieke constitutie der Portugesche natie alsmede de andere wetten des rijks te zullen in acht nemen en doen in acht nemen, en in het alge meen, zoo veel in mijne magt staal, voor het welzijn der natie te zullen zorgen. Deze eed zal door mij in de aanslaande vergadering van de alge meene corles der Portugesche natie bekrachtigd worden." Volgens de laatste handelsberigten uil New-York hebben de graanver- schepingcn van daar iu de maand October II. eene vroeger nooit gekende hoogte bereikt. Aan tarwe en meel alleen werd voor eene waarde van meer dan anderhalf millioen g uitgevoerd. De invoer van fabriekaten be droeg in dezelfde maand slechts eene waarde van 400 000 (1,100,000 in dezelfde maand des vorigen jaars), en daarvan bestond nog de helft uit wollen goederen, die ten gebruike van het leger besteld waren. De schroefstoomboot Nórth Briton is op de kust van Labrador ver gaan. De bemanning en de passagiers zijn gered. EKANKRIJH. PARIJS, 24 November. Het regt bij keiz. besluit van 17 Dec. 1856 aan de stad Parijs ver leend, om entre'e-geld voor den toegang tot de effecten-beurs te heffen, is ingetrokken. Dat regt bragt jaarlijks 600,000 fr. aan de stad op De op heffing wordt door al de dagbladen niet alleen goedgekeurduiaar men voegt er ook den wensch bij, dat nog andere belastingen mogten worden afgeschaft. Wanneer echter de bewering, dat Frankrijk in 1862 400,000 man onder de wapenen moet houden, waarheid beval, dan zal de heer Fould, in plaats van belastingen af te schaffen, nieuwe belastingen moeten opleggen. Het Journ. des Débats toont dit duidelijk aan en zegt dat de Patriein plaats van een artikel te geven: »over de onmogelijkheid eener

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1861 | | pagina 2