de woningen en andere panden der ingezetenen, huns
ondanks, ten allen tijde binnen te treden.
TWAALFDE HOOFDSTUK.
BorwpoLiciE.
Art. 355.
Niemand mag aan de straat eenig gebouw oprig-
ten dan na schriftelijke kennisgeving aan Burgemees
ter en Wethouders,Wier voorschriften, in het belang
van de veiligheid der voorbijgangers of der belendende
gebouwenmoeten opgevolgd worden.
Deze bepaling is ook op het verbouwen, afbreken of
uitbreken van gebouwen toepasselijk.
Art. 356.
Niemand mag zonder verlof van Burgemeester en
Wethouders zijn gebouw, muur of heining buiten de
algemeene rooijing der belendende erven doen uit
springen waartoe de aanwijzing van rooimeesters moet
gevraagd worden.
Art. 357.
Geen gebouw mag binnen deze gemeente worden op-
gerigt dan met steeneu gevel en steenen zijwanden.
Ook mogen zij niet anders dan met pannen, leijen
tegels of andere niet brandbare stoffen gedekt zijn.
De tegenwoordige gebouwen welke niet overeenkom
stig aan deze bepalingen zijn ingerigtmoeten, bij
herstelling of vernieuwing, daarmede in overeenstem
ming worden gebragt. In buitengewone gevallen alleen
kan door Burgemeester en Wethouders vrijstelling van
het opvolgen dezer bepalingen gegeven worden.
Art. 358.
Zij, voor wier rekening tusschen andere huizen gebouwd
wordtmoeten hunne gebouwen met sterke ijzeren an
kers, volgens voorschriften door rooimeesters te geven,
aan de naastbelendende doen verbinden.
Wanneer het gebouw op den hoek eener straat of
aan het einde eener rij gesteld wordt, moeten de an
kers, wanneer rooimeesters dit noodig oordeelen, doch
altijd met beroep op Burgemeester en Wethouders, tot
aan bet derde huis uitgestrekt worden.
Art. 359.
De eigenaars moeten bij het bouwen van huizen de
voorgevels hunner gebouwen, zoo aan de strijkbinten
als aan de houten van de dakspanning, met behoorlijke
ankers doen vast maken.
Art. 360.
Bij het bouwen van paardenstallen moet de ruif ge
plaatst worden tegen een vollen steensmuur, welke
één palm van den gemeenen muur verwijderd is.
Art. 361.
Al wie in zijn huis tot het maken van riolenkel
ders, pulten, waterbakken of dergelijke werkenden
grond laat opgraven, moet daarbij, behoudens zijn be
roep op Burgemeester en Wethouders, de bevelen vol
gen, hem door rooimeesters in het algemeen belang
of in dat der belendende gebouwen gegeven.
Art. 362.
Hij die in de nabijheid van eenen gemeenen of niet
gemeenen muur eenen put laat graven, die er een
meslbak tegenaan wil bouwenof tegen dien muur een
magazijn of pakhuis van zout of eene verzamelplaats
van bijtende stoffen wil aanleggen of daartegen andere
schadelijke of gevaarlijke werken wil maken, is verpligt
eene tusschenruimte te laten of te maken van ten minste
vier palmen.
Bij het graven van een riool of sekreet zal die afstand
vijf palmen moeten bedragen.
Sekreetputten moeten daarbij met afgeronde hoeken
worden gemetseld, het gewelf en de muren moeten
minstens één steen dik zijn, terwijl de bodem ter dikte
minstens van 0.28 Ned. el, even als de muren waterdigt
moet gemaakt worden door eene beklamping van klin
kers en sterk tras.
Art. 363.
Alle gebouwen, aan de straat uitkomende, moeten
van goede gotenloopende langs het dak en van daar
naar beneden op de straat, voorzien zijn. Niemand
mag het water van zijn dak langs de muren op den
publieken grond doen afloopen.
Art. 364.
Niemand mag, zonder vergunning van Burgemeester
en Wethouders, eenige uitstekken buiten den gevel
zijner woning doen maken of uithangborden, dwars
over de straat hangende, doen stellen.
Gelijke vergunning is noodig tot het doen maken
van over de straat openslaande deuren of vensters.
Art. 365.
Stoepen mogen niet gelegd of verplaatst worden dan
met goedvinden van den Gemeenteraad en onder toe-
zigt van rooimeesteren.
Wanneer bij verlegging niet meer of geen andere
gemeentegrond wordt ingenomenis toestemming van
Burgemeester en Wethouders voldoende.
Dit is mede het gevalwanneer verzocht wordt aan
bestaande sloepen hekken of palen te plaatsen.
Art. 366.
Wanneer gebouwen, muren, heiningen of schoor-
steenen kenteekenen van bouwvalligheid vertoonen en
voor de voorbijgangers of de naburige percelen gevaar
lijk wordenbevelen Burgemeester en Wethouders de
herstelling of verbetering daarvan binnen eenen bepaal
den tijd. Als daaraan niet voldaan is, of zelfs voorloo-
pig, nemen Burgemeester en Wethouders op kosten van
den eigenaar al die maatregelen, welke zij voor de
veiligheid der voorbijgangers of der naburige percelen
noodig achten.
Art. 367.
Overtreding van eenige bepaling der arLt. 355 tot en
met 365 wordt gestraft met eene geldboete van drie
tot vijf en twintig gulden en gevangenis van één tot
drie dagente zamen of afzonderlijk.
Art. 368.
Werklieden, welke behulpzaam geweest zijn aan
het maken van eenig werk, dat in strijd is met de
bepalingen van dit hoofdstukworden evenzeer als zij
die het hebben laten makengestraft.
Art. 369.
Aan de rooimeesters wordt, onder inachtneming der
bepalingen van art. 3 der Wet van 31 Augustus 1853
(Staatsblad n°. 83)de bevoegdheid toegekend om
ter uitvoering van de artt. 355, 357, 358, 359, 360,
361 362 en 366 dezer verordening, de woningen der
ingezetenen binnen te treden.
Art. 370.
De rooimeesters maken van alle overtredingen der
bepalingen van dit hoofdstuk op den ambtseed proces
verbaal op, aan den Burgemeester in te dienen.
ALGEMEENE BEPALINGEN.
Art. 371.
Onder de uitdrukking straat worden in deze ver
ordening verstaan alle straten, grachten, stegen, plei
nen, bruggen, plantsoenen, vestwallen en singels der
gemeente.
Art. 372.
Wanneer in deze verordening geene andere personen
bepaald zijn aangewezen, wordt van de overtredingen
'door een der Commissarissen of andere beambten van
policie proces-verbaal opgemaakt.
OVERGANGSBEPALING.
Art. 373.
Alle vroegere plaatselijke policie-verordeningente
gen welker overtreding straf was bedreigd, houden op
te werken bij het in werking treden dezer verordening.
Vastgesteld door den Raad der gemeente
Leyden, in zijne openbare vergadering
van den 26slen September 1861.
De Burgemeester,
D. TIEBOÉL SIEGENBEEK.
De Secretaris,
v. PUTTKAMMER.
Zijnde deze Verordening aan de Gedepu
teerde Staten van Zuid-Holland, volgens hun
berigt van den ÏO^" October 1861, B n°.6242
(1 afd.), G. S. n°. 13, in afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied waar
het behoort'den 24slen October 1861.
Burgemeester en Wethouders van Leyden,
D. T1EBOEL S1EGEINBEEK,
Burgemeester.
v. PüTTKAMMER
Secretaris.
Te Leyden bij J. G. DRABBE, Stads-Drukker.