De verkoopers mogen zich van geene andere maten bedienen dan van behoorlijk geijkte, eene Nederlandsche mud of de onderdeelen van deze inhoudende. Art. 272. Overtreding van eenige bepaling der drie voorgaande artikelen wordt gestraft met geldboete van één tol tien gulden en gevangenis van één of twee dagen, te zamen of afzonderlijk. Vijfde Titel. Van de graanmarkt. Art. 273. Het graan, zaad, de boekweit, erwten en boonen mogen niet anders dan in zakken, welke eene Neder landsche mud inhouden, Ier markt worden gebragt. Bijaldien de marktmeester vermoedt, dat eenige zak die maat niet inhoudt, is hij bevoegd de geheele partij door een beëedigden nieter te doen nameten. Art. 274. Gedurende den markttijd mogen geene dragers zich op de marktplaatsen begeven, wanneer zij niet door koopers of verkoopers geroepen wordenen dan nog maar alleen onder de gaanderijen. Art. 275. Gedurende den markttijd is het verboden met rij- of voertuigen over de Rorenbrug te rijden of te gaan. Art. 276. Bij de meting in art. 273 bepaald, wordt eene speling toegelaten bij tarwerogge en peulvruchten vanéénen, bij de andere ter markt gebragte waren van twee koppen. Ondermaat van eiken kop wordt met eene geldboete van één gulden gestraft, zoo echter dat die boelen de som van vijf en twintig gulden niet te boven gaan. Art. 277. Overtreding van artt. 274 en 275 wordt gestraft met eene geldboete van één tot tien gulden. Zesde Titel. Van de kermis of jaarmarkt. Art. 278. De kermis of jaarmarkt vangt aan op maandag der laatste volle week van de maand Julij en eindigt op den daaropvolgenden zaturdag. Art. 279. Bij het plaatsen hunner tenten, loodsen, kramen of stallingen, zijn de belanghebbenden verpligt zich naar de hun van wege Burgemeester en Wethouders gedane aanwijzingen te gedragen, de hun toegestane plaats niet met andereu te ruilen, geene meerdere ruimte in te nemen en te zorgendat hunne tentenloodsen kramen of stallingen nevens elkander en aan de voor zijde op ééne lijn gesteld worden. Gelijke verpligting rust op de werklieden, welke zij tot de plaatsing gebruiken. Art. 280. De kramers zijn verpligt te zorgen dat vóór midder nacht de kramen gesloten worden en vuur en licht daar binnen weggenomen en uitgedoofd zijn. Aan zuur-, koek-, gebak-, wafel- of broedertjeskramers kan, op daartoe gedane aanvrage, door Burgemeester en Wet houders een later uur aangewezen worden. Wanneer na het sluiten der kramen door de beambten van policie in eenige kraam eenig vuur of licht wordt ontdekt, moeten zij de zich in de kraam bevindende personen daarvan verwittigen en, geen gehoor verkrij gende, de kraam openenen het vuur of licht wegnemen. Daartoe wordtin dat gevalaan de beambten van policie de bevoegdheid toegekend ommet inachtneming der bepalingen van art. 3 der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad n°. 83)die kramen ten allen tijde binnen te treden. Art. 281. Na den voor het einde der kermis bestemden dag, is het verkoopen of uitstallen in kramen ofstallingen zon der bijzondere toestemming van Burgemeester en Wet houders, het geven van voorstellingen of vertooningen, zonder bijzondere toeslemming van den Burgemeester, verboden. De voor de kermis geplaatste tenten, loodsen, kra men of stallingen moeten ten spoedigste, en uiterlijk voor het einde der volgende week, opgeruimd worden. Bij verzuim daarvan geschiedt de opruiming door de zorg der policie en ten kosten der gebrekigen. Art. 282. Overtreding van eenige bepaling der vier laatste arti kelen wordt gestraft met geldboete van vijf tot vijf en twintig gulden en gevangenis van één tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk. VIERDE AFDEELING. Van slijters tappers, kroeghouders enz. Art. 283. Zijdie eene slijterijtapperijkroeg of ander huis houden, dat voor het publiek tot het koopen en aldaar verbruiken van wijn, bier of gedistilleerd open staat, zijn verpligt daarvan, bij het aanvangen van hun beroep of bij de overbrenging van dit in eene andere woning, op eene boete van vijf gulden, schriftelijk kennis te geven ter gemeente-secretarie en aan het bureau van policie. Hun wordt daarvan een bewijs afgegeven. Art. 284. Gedurende de maanden April, Mei, Junij, Julij, Augustus en September, mogen zij van elf ure des avonds tot zes ure des ochtends, en gedurende de overige maan den des jaars mogen zij van elf ure des avonds tot zeven ure des ochtendsaan uiemaud wijnbier of gedistilleerd verkoopen. Bij overtreding verbeuren zij eene geldboete van tien tot vijf en twintig gulden. Deze bepaling is niet van toepassing op kofbjhuishou ders, in wier gelagkamer een of meer billardtafels zijn geplaatst en die daarvoor in de hoogste klasse van het patenttarief zijn aangeslagen. Art. 285. Op straf eener geldboete van één tot drie gulden is ieder, die niet lot bet buisgezin van de personen, in art. 283 vermeld, behoort, verpligt zich vóór of tegen het siuitings-uur, in het vorig artikel bepaald, te ver wijderen zelfs zonder daartoe te zijn aangemaand. Art. 286. Bij kermis of buitengewone gelegenhedenkan de Burgemeesteronder zoodanige voorwaarden als bij in het belang der openbare orde noodig acht, vrijstelling van het in de twee vorige artikelen bepaalde verleenen. Art. 287. Aan dronken lieden, aan hen die in een liefdadig gesticht verpleegd worden, of aan kinderen beneden de,15 jaren, is het, op straf eener boete van ey/gulden en gevangenis van één tot drie dagente zamen of afzonderlijk, verboden wijn, bier of gedistilleerd te verkoopen. Art. 288. Op dezelfde boete mag, bij gelegenheid van brand, binnen den afgezetten kring, aan niemand wijn, bier of gedistilleerd verkocht worden tenzij de Burge meester het toestaatvolgens art. 189 der gemeentewet. Art. 289. Aan de beambten van policie wordt de bevoegdheid toegekend, om, met inachtneming der bepalingen van art. 3 der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad n". 83), ter uitvoering van artt. 284 en 285 dezer verordening, de plaatsen in art. 283 vermeld, ten allen tijde binnen te treden. VIJFDE AFDEELING. Van logementhouders, herbergiers, slaap- steêhoudersenz. Art. 290. Zij, die een logement, herberg, slaapstee of ander huis houdenwaar tegen betaling nachtverblijf verschaft wordt, zijn verpligt, binnen acht dagen na het aan vangen van dat beroep, daarvan, op eene boete van tien gulden, schriftelijk kennis te geven ter gemeente secretarie en aan het bureau van policie. Hun wordt daarvan een bewijs afgegeven. Art. 291. Zij moeten tusseben tien en elf ure des avonds op het bureau van policie eene door ben onderteekende en volgens een ter gemeente-secretarie verkrijgbaar model ingerigte lijst brengen van al de personenwelke bij hen zijn, om er dien nacht verblijf te houden. Des morgens tusschen negen en tien ure leveren zij aldaar eerie gelijke lijst in van die personen, welke na het indienen der in de eerste alinea vermelde lijst bij hen hunnen intrek genomen hebben. Overtreding van dit artikel wordt met eene geldboete van vijf lot tien gulden geslralt, onverminderd de bepa lingen van art. 475, 2", Wetboek van Strafregt. Art. 292. Zij moetenop straf eener geldboete van één tot vijf gulden, het register, voorgeschreven bij art. 475 n°. 2 van bet Strafwetboekalvorens zij daarvan gebruik ma ken alsmede op den eersten of tweeden dag van elke maandvertoonen aan den eersten commissaris van policie, die ten bewijze daarvan het bij de eerste ver tooning waarmerkt en voorts maandelijks voor gezien teekent.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1861 | | pagina 18