onder in deze verordening mede spek, gerookt of ge
droogd vleesch en worst wordt verstaan, in de tot ver
koop bestemde winkels zorgvuldig gade te slaan en te
onderzoeken, bet voor de gezondheid schadelijke af te
keuren en in zoodanig geval voor de toepassing van art.
180 te waken.
Art. 184.
De keurmeesters zijn bevoegd ten allen tijde de ver
tooning te vorderen der bewijzen van keuring, voor
zooverre die nog voorbanden behoorden te ziin.
Art. 185.
Geen geslagt vleeschvoor vleeschwinkels bestemd
mag binnen de gemeente worden ingevoerd dan van
runderen ten minste bij vierde en van ander vee bij
halve deelenzullende de achterpooten van schapen
en lammeren ongevild moeten blijven.
Alle ingevoerd wordend geslagt vleesch moetvoor
zien van het gelei-billetdoor de ambtenaren der ge
meentebelasting aan de daartoe aangewezen poorten
af te gevenkrachtens de bepaling der verordening op
de invordering, in dato 1855, 10 December
1855 en 22 October 1857, ter keuring gebragt wor
den naar de stads waag, binnen den op dat gelei-
billet bepaalden tijd.
Bij goedkeuring van het vertoonde vleesch wordt
daarvan door keurmeesters een schriftelijk bewijs afge
geven, hetwelk slechts voor 48 uren geldend wezen zal.
Die invoer is verboden door de Morsch- en Heeren
poorten.
Art. 186.
Kleinere boeveelheden vleesch voor particulieren be
stemd, zijn aan dezelfde formaliteiten onderworpen
als in het voorgaande artikel zijn bepaald.
Ook is de invoer van dat vleesch door de Morsch-
en Heerenpoorten verboden.
Invoer van paardenvleesch is verbodentenzij voor
zien van een gedeelte der huid of van een der daaraan
nog bevestigde hoeven.
3. Van den verkoop van vleesch.
Art. 187.
De verkoop van vleesch geschiedt in daartoe inge-
rigte winkels.
Geen vleesch mag aan de buizen worden rondgevent.
Art. 188.
Het is verboden bedorven vleesch te verkoopen of ten
verkoop te stellen moetende dit aan de keurmeesters
dadelijk op hunne vordering worden afgegeven. Ook
op dit vleesch is de bepaling van art. 181 toepasselijk.
4. Van de winkels.
Art. 189.
Die eenen winkel, geheel of gedeeltelijk tot verkoop
van vleesch bestemd, wenscht op te rigtente verplaat
sen of op te heffen, geeft daarvan, onder aanwijzing
van bet gebouw, schriftelijk kennis ter gemeente-secre
tarie. Van die kennisgeving wordt bewijs uitgereikt.
Art. 190.
In die winkels mag geen ander verschgerookt of
gezouten vleesch verkocht worden dan hetgeen niet
schadelijk is voor de gezondheid.
Art. 191.
Zoodanige winkels moeten ten minste 2>- ellen hoog,
3j- ellen breed en 4 ellen diep zijn. Zij moeten der
wijze zijn ingerigt, dat de lucht er van weerszijden
doortrekke en mogen niet van stookplaatsen voorzien zijn.
Deze bepaling geldt niet voor de winkels in art. 192
vermeldnoch voor diewaar alleen gerookt vleesch
verkocht wordt.
Art. 192.
Zijwier winkels alleen tot het verkoopen van nuch
ter kalfsvleeseh, pens of koppen en afval zijn bestemd,
zijn tot gelijke kennisgeving, als in art. 189 is bepaald,
verpligt. Het toezigt der keurmeesters strekt zich mede
tot deze winkels uit. De bepaling van art. 181 is ook
bij deze toepasselijk.
Art. 193.
Vleeschverkoopers mogen hunne waren niet op de
straat of op hunne stoepen uitstallen, op de straf bij de
algemeene Strafwet bedreigd, onverminderd de bepaling
van art. 180 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsbl. n°. 85).
5. Strafbepalingen.
Art. 194.
Met eene geldboete van één tot vijftien gulden
worden gestraft, die in gebreke blijven de bewijzen
overeenkomstig art. 184 te vertoonen of die vleesch aan
de huizen rondventen.
Art. 195.
Met eene geldboete van vijf tot vijftien gulden
wordt gestraft die, in strijd met art. 188, aan de keur
meesters weigert bedorven vleesch af te geven.
Art. 196.
Met eene geldboete van tien tot vijf en twintig gul
den wordt gestraft, die de schriftelijke kennisgeving
nalaat, bij artt. 189 en 192 voorgeschrevenof wiens
winkel niet voldoet aan de vereischten van art. 191.
Art. 197.
Met geldboete van vijftien tot vijf en twintig gulden
en gevangenis van één tot drie dagen, te zamen of
afzonderlijk, worden gestraft die de keurmeesters ver
hinderen in het verriglen der werkzaamheden bij artt.
183 en 192 bepaald.
Art. 198.
Met geldboete van vijf en twintig gulden en gevan
genis van één tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk,
worden gestraft, die de keuringen niet hebben gevraagd
in de artt. 175, 176, 185 en 186 voorgeschreven.
Art. 199.
De keurmeesters, de beambten van policie en de amb
tenaren der gemeentebelastingen maken van alle over
tredingen der bepalingen van dezen titel op den ambtseed
proces-verbaal op, aan den Burgemeester in te dienen.
Derde Titel.
Van het verkoopen van brood.
1Algemeene bepalingen.
Art. 200.
Alle personenwelke hun beroep maken van bet
verkoopen van brood hetzij van belasthetzij van on
belast graan, moeten daarvan vooraf ter plaatselijke
secretarie schriftelijk aangifte doenmet vermelding
der panden, waarin zij dat bedrijf willen uitoefenen;
hun wordt daarvan een bewijs afgegeven.
Art. 201.
Alle ten verkoop bestemd brood is aan keuring on
derworpen.
Art. 202.
Het roggebrood envan de tarwebroodsoortenhet
gebraakte of zoogenaamde hoogbrood mogen niet ver
kocht worden dan duidelijk gemerkt met een cijfer,
door Burgemeester en Wethouders aan de bakkers te
geven.
Art. 203.
De bakkers en broodslijters moeten de wagens en
manden, waarmede zij bun brood vervoeren of rond
brengen, met hunne namen en het hun overeenkomstig
art. 202 gegeven cijfer duidelijk merken.
Art. 204.
Een in plano gedrukt exemplaar van de bepalingen
van dezen titel moet in de winkels der bakkers en
broodslijters voorhangen, zoodat daarvan door de koo-
pers gemakkelijk kennis kan worden genomen.
2. Van de zetting van het brood.
Art. 205.
De broodsoorten, welke tot voornaamst en dage-
lijksch voedsel der ingezetenen dienen, zijn aan eene
zetting onderworpen, die alleen beschouwd wordt
als een hoogste prijs (maximum)waarboven het ver
boden is die broodsoorten van een bepaald gewigt te
verkoopen.
Art. 206.
Die broodsoorten zijn:
a. het beste tarwe- of zoogenaamd franschbrood.
b. het hoog- of zoogenaamd gebraakt tarwebrood
c. het huisbakken of zoógeuaamd bruinbrood.
d. het ongebuild of zoogenaamd kropbrood.
e. het onvermengd roggebrood.
De zamenstelling dier broodsoorten wordt bij art.
211214 nader omschreven.
Alle andere broodsoorten, zoo als: fluit- en krans-
brood, dubbelgebakken- en kleinbrood, kadetjes, ge
bak enz., behooren niet tot die welke aan de zetting
zijn onderworpenmaar worden als brood van weelde
beschouwd.
Art. 207.
De zetting wordt geregeld door Burgemeester en
Wethouders; als grondslagen daarvoor worden aange
nomen
1°. de hoeveelheid ponden broods, die een mud graan
oplevertnamelijk
a. 78 ponden franschbrood.
b. 74 hoogbrood.
e. 86 bruinbrood.
d. 108 kropbrood.
e. 100 roggebrood.
2C. de kostendie vereischt worden om het graan
lot brood te verbakkenalsvan ieder mud voor
franschbroodf 5.015.
hoogbrood4.385.
bruinbrood4.785.
kropbrood 5.375.
roggebrood 2.48.