9 In liet geval van art. 93 kan de regler tevens gevan genisstraf voor één of twee dagen uitsprekenvoor zoo verre dit niet reeds bij art. 477 van bet Wetboek van Strafregt is voorgeschreven, de voorwerpen van het mis drijfhetgeen uit bet misdrijf is voortgesprotengelijk mede de middelen en de werktuigendie tot bet ple gen van misdrijf hebben gediend of bestemd zijn ge weest', verbeurd verklaren of bevelen dat die voor mis bruik ongeschikt gemaakt of vernietigd worden. Art. 98. Ieder die zich op de openbare straat in kennelijken staat van dronkenschap vertoont, wordt gestraft met geldboete van één tot tien gulden en gevangenis van één tot drie dagen te zamen of afzonderlijk. DERDE AFDEELING. Van het rijden met rij- of voertuigen en met of op losse paarden. Art. 99. Het is verboden binnen de gemeente met rij- of voertuigen barder te rijden dan op een matigen draf. Art. 100. De voerman eener vrachtslede is verpligt er naast legaan. Art. 101. Handwagens mogen niet zoo hoog met goederen be laden zijndat de daarachter geplaatste geleider of bestuurder daar niet over kunne heenzien. Art. 102. Bij bet ontmoeten van rij- of voertuigen moet door de voerlieden regts, ter breedte van de halve straat, uitge haald worden. Een rijtuig mag, een ander achterop komende, dit niet dan aan de linkerzijde uithalende voorbij riiden. Art. 103. Overtreding van eene bepaling, in een der vier voor gaande artikelen voorkomende, wordt gestraft met de straffen bedreigd in de arlt. 475, 476 en 478 van het Wetboek van Strafregt. Art. 104. Voor rijtuigen, wagens van twee of meerdere wielen voorzienen sledenop welke wijze ook in beweging gebragtis de passage door de Donker- en Maarsmans- stegen, anders dan in de rigting naar de Breèstraat verboden. Art. 105. Eveneens is door de Mandenmakers- en Vrouwen- stegenvoor bovenbedoelde rij- en voertuigen, de passage, anders dan in de rigting naar de Haarlemmerstraat verboden. Art. 106. Bij elke overtreding der twee voorgaande artikelen worden de bestuurders der rijtuigen, wagens en sleden gestraft met eene boete van één tot vijf en twintig gulden en gevangenis van één tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk. Art. 107. Aan de bewoners van panden in voormelde stegen gelegen, kan bij uitzondering, om gewigtige redenen, door Burgemeester en Wethouders vergunning worden verleendom die stegen in de tegenovergestelde rigting te berijden. Art. 108, Geen kar of wagenmet honden bespannenmag zonder behoorlijken geleider door de gemeente rijden. Die geleider moet naast de kar of den wagen loopen en de touwen vasthouden. Bij liet voorbijgaan van een rijtuig moet de geleider zich tusschen dat rijtuig en zijne kar of zijnen wagen plaatsen. De bonden mogen niet anders dan gemuilband aan karren of wagens gespannen worden. Art. 109. Bij mistig weder of wanneer er sneeuw op de straten ligt, moeten de paarden, betzij los, hetzij voor rij- of voertuigen gespannen, op straat van bellen voorzien zijn. Art. 110. De voerlieden moeten zorgen, dat hunne rijtuigen, op straat stil staande, de passage niet belemmeren. Art. 111. De bestuurders van rij- of voertuigen voor eene op gehaalde brug komende, mogen deze niet overrijden dan nadat de op het nederlaten der brug wachtende voetgangers daarover zijn gegaan. Art. 112. Bij het aan- en uitgaan van openbare bijeenkomsten van welken aard ookzijn de bestuurders van rijtuigen, welke personen derwaarts voeren of van daar afhalen, verpligt den door de policieaantewijzen kant op te rijden. Wanneer geene andere bevelen gegeven worden, mo gen, bij bijeenkomsten in de schouwburgzaal, de rij tuigen alleen komen van de zijde der Turfmarkt, bij bijeenkomsten in de gehoorzaal op de Breèstraat, van de zijde van het raadhuis, en bij die in het gebouw der Maatschappij tot Nut van 'tAlgemeen, van de zijde der Breèstraat. Zij moeten naar de tegenovergestelde zijde wegrijden. Art. 113. Zij mogen elkander niet voorbij rijdenmaar moe ten naar de orde in welke zij staan hunne personen uitzetten of opnemen. Dadelijk daarop rijden zij weg. Ook mogen zij zich niet builen de rij plaatsen, tenzij om personen op te nemen, welke vóór den afloop der bijeenkomst mogten willen vertrekken. Art. 114. Gelijke maatregelen als in de beide vorige artikelen vastgesteld zijn, worden ook bij feesten en partijen, door bijzondere personen te geven, in acht genomen, wanneer de Burgemeester dit in het belang der open bare veiligheid noodig acht. Art. 115. Wanneer bij bijzondere gelegenheden, ter voorko ming van ongelukken, door de policie bepalingen om trent bet rijden of verblijven van rijtuigen op straat gemaakt worden, zijn de bestuurders van rij- en voer tuigen verpligt zich daaraan te onderwerpen. Art. 116. Niemand mag karren of wagens, door beesten getrok ken, of ook wel losse paarden, op straal alleen laten, dan behoorlijk aan hekken, palen of ringen voor een huis, met toeslemming van den bewoner, vastgemaakt. Art. 117. Men mag noch met losse paardennoch met hand wagens, noch met wagens door beesten getrokken, anders dan om personen op te nemen of af te zetten of voor andere rijtuigen te wijken, op de kleine straat- steeneu rijden. Kinderwagentjes alleen zijn uitgezonderd. Art. 118. Het is verboden meer dan een paard aan de hand te leiden, wanneer zij niet behoorlijk aan elkander zijn vastgebonden. Art. 119. Overtreding van eenige bepaling der elf voorgaande artikelen wordt gestraft met geldboete van één tot tien gulden en gevangenis van één tot drie dagente zamen of afzonderlijk. VIERDE AFDEELING. Van honden en andere hees ten. Art. 120. Stieren mogen niet vervoerd worden dan van knie banden voorzien en aan een touwhetwelk door^ een behoorlijken geleider moet worden vastgehouden. Art. 121. Het is verboden, zonder vergunning van Burge meester en Wethouders, paarden, ezels, runderen, kalverenvarkensschapenlammerenbokken of geiten te laten losloopen of, al of niet vastgebonden, op gemeentegrond te laten grazen of weiden. Het drijven van vee is hieronder niet begrepen. Ook het losloopen van kippen op gemeentegrond zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders, is verboden. Art. 122. Overtreding van eene bepaling der twee voorgaande artikelen wordt, voor zooverre daartegen bij de alge- meene Strafwet geene straf is bedreigd, gestraft met geldboete van drie tot tien gulden en gevangenis van één lot drie dagen, te zamen of afzonderlijk. Art. 123. Paarden, ezels, rundereu, kalveren, varkens, scha pen, lammeren, bokken of geilen, los en zonder gelei der aangetroffen wordende, worden geschut en voor re kening des eigenaars onderhouden. Art. 124. Het geschutte vee, hetwelk niet, binnen acht dagen na oproeping des eigenaars in de dagbladen, is afge haald, wordt in het openbaar verkocht. De opbrengst wordt na aftrek van alle kosten en van de opgelegde boeten, in de gemeentekas gestort en aan den eigenaar, wanneer deze zich binnen den tijd bij de wet voor verjaring gesteld aanmeldt, uitbetaald. Art. 125. Behalve op de hondenmarkt is het verboden honden, welke niet aan karren of wagens gespannen zijn, op straat vast te leggen. Art. 126. Het is verboden bonden of eenige andere beesten op straat te tergen of te mishandelen. Art. 127. Van I October tot 31 Maart is het van elf ure des avonds tot des ochtends ten zes ure, en gedurende de overige maanden des jaars is het van twaalf ure des avonds tot des ochtends ten vijf ure, verboden zijne

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1861 | | pagina 11