Is na deliberatie dienovereenkomstig achtereenvolgens met algemeene stemmen besloten a. de gevraagde afschrijving te verleenen aan: 1°. De erven P. van Hartrop, voor 8 maanden of 8/12, ten bedrage van 23.76 2°. Cornelia van den Aardwegh als erfgename van wijlen W. A. van Dam voor 8 maanden of 8/12, ter somma van 24.24; 3°. Vrouwe O. C. S. van Swinderen, weduwe Star Numan, voor 5 maanden of 5/12 ad 22.02; 4°. A. L. van lleusden, voor 6/12 of 4.59; 5°. 11. Kramer, voor 6/12, ten bedrage van 5.32; b. als niet voor eene gunstige beschouwing vatbaar, te wijzen van de band de verzoeken om afschrijving der gezegde belasting, van: 1». G. H. G. van Oerle; 2°. P. Stallinga 3°. de weduwe J. J. van den Berg, geb. Boudri; c. op bet adres van Johanna Lieber, die vrijstelling van de betaling dier belas ting verzoekt, uithoofde van onvermogen, over te gaan tot de orde van den dag. 8°. Adres van Tcunis Wilhelmus van Hartrop, daarbij verzoekende een duiker te mogen leggen door de straat voor zijne fabriek aan het Galgewaterwijk 1. n°. 98a. Gelet op het rapport van Burgemeester en Wethouders Is na deliberatie dienovereenkomstig met algemeene stemmen besloten, den adressant het leggen van dien duiker toe te staan, mits betalende voor deze ver gunning het regt, bepaald bij art. 3, n°. 11, van het tarief, vastgesteld den 5 Maart 1857. De opname der rekeningen van de gemeente-apotheek en de vcreenigde gast- en leprooshuizen, dienst 1860, sub 9" aan de orde gesteld, kon geen plaats hebben, uit hoofde het lid Kluit, als mede-gecommitteerde lol heide administratiëndaar- bijingevolge art. 24 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsbl. n°. 85), niet tegen woordig mogt zijn, terwijl buiten hem bet overeenkomstig art. 47 dier wet ver- eischte getal leden om te beraadslagen of te besluiten niet aanwezig zoude zijn geweest, zoodat dit tot eene volgende bijeenkomst moest worden verdaagd en alsnu in behandeling komt: 10°. Concept-verordening op bet ijken en herijken der botervaten. Algemeene consideration zijn niet in het midden gebragt, weshalve de Voorzitter <le verschillende art. (110) dier Verordening achtereenvolgens in rondvraag brengt welke allen met algemeene stemmen onveranderd worden aangenomen. Vervolgens wordt de Verordening in haar geheel in rondvraag gebragt en met twaalf stemmen tegen éénc stem, die van het lid Ilartevelt, vastgesteld, dus luidende Art. 1. Aan de belanghebbenden wordt gelegenheid gegeven, ten hunnen koste bet boter-vaatwerk te doen kenren en, bij goedkeuring, de vaten van een merk te doen voorzien. De ijking mag echter niet geschieden, ten zij die vaten aan de vol gende veieischten voldoen. Art. 2. Het boter-vaatwerk wordt verdeeld in drie soorten: het vat van 40 ned. ponden het vat van 20 ned. ponden het vat van 10 ned. ponden (r's). Art. 3. Het boter-vaatwerk moet vervaardigd zijn van goedzniverdroog en gekloofd eiken-, Rijn-, Oostzeesch-, of best digt Amerikaansch bout, zonder spint, kwade kwasten, wormgaten, of eenig ander gebrek. Geene botervaten worden tot den ijk toegelaten, die blijken dragen, uit duigen van reeds gebruikte botervaten zamengesteld of verkast te zijn; ook moeten de vaten in alle opzigten zindelijk en blank zijn en mogen zij geene kenmerken dragen van in het water te hebben gelegen. Art. 4. Bij de ijking mogen de nieuwe vaten, die altijd geheel moeten afgewerkt zijn, niet zwaarder wegen, dan: bet vat van 40 ned. ponden 8 ned. ponden; het vat van 20 ned. ponden 4 ned. ponden; het vat van 10 ned. ponden (T*j) 2 ned. ponden. Art. 5. De afmetingenwaaraan de vaten bij den ijk moeten beantwoordenzijn a. hoogte of diepte, binnenwerks: het vat 460 ned. strepen; het j J vat 35Q ned. strepenhet T'T vat 285 ned. strepen b. middellijn van den bovenhoepel: het vat 328 ned. strepen; het vatf27l ned. strepen; het T*s vat 216 ned. strepen. c. middellijn van den onder- of kimhoepel: liet -) vat 348 ned. strepen; het J vat 281 ned. strepen; het vat 221 ned. strepen. d. middellijn van den buikhoepel: het vat 406 ned. strepen; het J vat 331 ned. strepen; het vat 258 ned. strepen. e. buitenomtrek van den buik: het vat 1280 ned. strepen; het vat 1045 ned. strepen; bet TJ„ vat 816 ned. strepen; dikte der duigen aan de uiteinden: het j vat 20 ned. strepen; het J vat 17 ned. strepen; het f vat 13 ned. strepen; g. eadem in den buik: het 4 vat 15 ned. strepen; het J vat 12 ned. strepen- het vai 8 ned. strepen h. lengte van den kim: het -ï vat 40 ned. strepen: het J vat 35 ned. strepen; het vat 30 ned. strepen. Voor elke afmeting 5 strepen ongehouden en op de dikte der duigen 2 strepen beiden in minder. Art. 6. Het vaatwerk moet met zorg vervaardigd, behoorlijk digt gekuipt, de duigen en bodems uitgekookt en van binnen glad geschaafd zijn. De dnigen mogen in den buik gemeten, niet breeder zijn, dan: voor het t vaj 120 ned. strepen; voor het J vat 105 ned. strepen; voor bel 11f vat 90 ned. strepen. Zij worden aan de bovenzijde schuin naar buiten afgestoken. De bodems der 4 cn vaten mogen bestaan uit niet meer dan drie, die der J vaten uit niet meer dan twee stukken en moeten zoodanig in de kroos zijn gewerkt dat de binnen-oppervlakte nagenoeg glad is. De vaten moeten voorzien zijn van 11 hoepels, waarvan 4 aan de onder-, 3 aan de bovenzijde cn de overige 2 aan 2, de vaten van 10 hoepels, waarvan 3 aan de onder-, 3 aan de bovenzijde en de overige 2 aan 2, de T*a vaten van 9 hoe pels, waarvan 3 aan de onderzijde en de overige 2 aan 2. De hoepels moeten eene aan de soort van het fust geëvenredigde dikte bezitten cn geschild zijn met uitzon dering van de 2 onderste, die ongeschild blijven. Overigens znllen de vaten in alle opzigten zijn vervaardigd overeenkomstig de modellen bij den lceui meester aanwezig. Art. 7. De botervaten mogen slechts tweemalen tot den jaarlijkschen herijk wor den aangebodenen alsdan niet zwaarder wegen danhet 4 vat 9.5 ned. ponden; het vat 5 ned. ponden; het fs 2.5 ned. ponden. Geene gebrnikte botervaten op welke het ijkmerk Tan het laatst voorgaande jaar niet duidelijk zigtbaar is, mogen herijkt worden. Art. 8. De ijkmeester kan het ijkloon vorderen, zoodra de vaten aan hem ter ijking worden aangeboden. Dit ijkloon bedraagt, zoowel bij den eersten ijk als bij den jaarlijkschen herijk: voor vat 5 cents; voor vat 3). cents; voor T*5 vat 2 cents; hetgeen ook dan, wanneer de vaten worden afgekeurdmoet voldaan worden. Art. 9. Het merkleeken van den ijk en herijk bestaat, behalve uit het bijzon dere merk van den ijker, uit hel wapen der gemeente en het jaartal; het wordt op den buitenkant der duigen en op den bodem gebrand. Het wordt gebrand op den naad of de zamenvoeging der staven of duigen en op de zamenvoeging des bo dems, en mag nimmer op niet geheel afgewerkte vaten worden gesteld. Art. 10. Bovendien moet ieder vat op den bodem en op de buitenzijde der dni gen zijn gebrand met het zoogenaamde huismerk, duidelijk aanwijzende den naam van den kuiper, die het heeft vervaardigd. Waarna de vergadering door den Voorzitter wordt gesloten. Te I.eyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1861 | | pagina 6