De toestand van het politiewezen was in de voormalige steden allezins gunstig, terwijl men dit ten platten lande zooveel mogelijk tracht te ver beteren. In de verschillende gevangenissen waren op 31 Dec. 1859 aanwe zig 1098 personen; bij afwisseling waren gedurende 1860 aanwezig 7273 personen. Nopens de uilvoering van den geconcessionneerden aanleg van een spoor weg van Scheveningenover 's Gravenhage en Leyden, naar Woerden, ter verbinding met den Rijnspoorweg, is in 1860 niets ter kennis van gedep. stalen gekomen. Wij zijn echter in de gelegenheid, zeggen z(j, u te kun nen mededeelen, dat ons onlangs is gebleken, dat, ten gevolge van de moeijelijkhedenaan het bepalen der rigting van de lijn tusschen Scheve ningen en 'sGravenhage verbonden, die rigting tot dusverre niet definitief is vastgesteld, doch dat in beginsel is aangenomen, dat de spoorweg niet langs de westzijde der stad behoort te loopenmaar langs de oostzijde moet worden gelegd, ten gevolge waarvan het bestuur der Roll, ijzeren spoor weg-maatschappij in overleg met burgemeester en wethouders van 's Gra venhage enmet overlegging der vereischte grond- en profil-teekeningen het voorstel heeft gedaan, om den spoorweg van Scheveningen langs het Badhuis door of langs de Maliebaan en den Koekamp in verband te brengen met den bestaanden spoorweg nabjj het tegenwoordige station (bij de draai brug over den Vliet); terwijl wij door den minister van binnenl. zaken zijn uitgenoodigd te dienen van berigt en raad, omtrent een door den ge meenteraad van 's Gravenhage aan den koning ingediend adres, waaraan door eenige ingezetenen is gcadhaereerden waarbij verzocht wordt, dat de regering hare goedkeuring onlhoude aan het gemelde voorstel en aan elk ander tot den aanleg van een spoorweg, die zou loopen door het Bosch, met te kennen gevendat een spoorweg naar Scheveningen door den raad alleen wordt verlangd, wanneer die tot stand komt, zonder dat het Bosch wordt aangeraakt. Wij hebben ons gevoelen omtrent deze aangelegenheid aan den minister medegedeeld en verwachtendat de zaak alsnu spoedig tot eene beslissing zal worden gebragt. Verder is de strekking van de lijn van Leyden naar Woerden voorloopig door den minister van binnenl. zaken vastgesteld en zijn de stukken, benoodigd om, voor zoo veel die lijn be treft tot de toepassing te geraken van de wel van den 28s,en Aug. 1851 regelende de onteigening ten algemeenen nutte, door tusschenkomst van het prov. bestuur, aan de betrokkene gemeentebesturen toegezonden en ter in zage van de belanghebbende eigenaren op de plaatselijke secretariën nedergelegd. Het afgeloopen jaar is in het algemeen voordeeliger geweest voor den veehouder, dan voor den landbouwer. De hevige storm van 28 Mei 1860 veroorzaakte eene belangrijke mindere opbrengst van de meeste granen en peulvruchten. Ook de aanhoudende regens hebben eenen nadeeligen in vloed uitgeoefend op de inzameling der veldvruchten. Het getal nieuw opgerigte fabrieken is in Zuidhollandin de twee laatste jaren, vrij aanmerkeljjk toegenomen. Met uitzondering van de scheepstimmerwerven en de daarmede in verband slaande touwslagerijenzeildoekfabrieken zeil- en blokmakerijenkopergieterjjen en blikslagerijendie den invloed ondervon den van den stilstand van den scheepsbouw, is de toestand der overige fabrieken in Zuidholland in 1860 over het algemeen gunstig geweest. 'sGRAVENHAGE, 4 Julij. Z. M. heeft benoemd tot ridder der orde van de Eikenkroon, den offi cier van gezondheid 3e kl. J. M. H. G. Theunissen. Z. M. heeft aan den met verlof in Europa aanwezigen kapitein der infanterie van het leger in Ned. Indie F. G. Steek vergunning verleend tot het dragen der onderscheidingsteekenen van ridder lste kl. van de orde van I'hilip den Grootmoedige, hem door den groothertog van Hessen geschonken. Bij kon. besluit van 1 Julij is aan den heer B. Goudswaard, op ver zoek, tegen den laatsten December dezes jaars, een eervol ontslag verleend als directeur van de Ned. handelmaatschappij te Amsterdam. Tot notaris zijn benoemd: te Groningen mr. J. W. van Uildriks; te Vcendam, arrond. Winschoten, mr. G. Baart de la Faille; te't Zandt, arrond. Appingedam, mr. L. Wildervanck de Blécourt; te Soest, arrond. Amersfoort, W. Collard, allen cand.-notaris. De minister van marine zal morgen en die van binnenl. zaken op over morgen geen gehoor verleenen. Bij den minister van binnenl. zaken is ten behoeve der noodlijdenden door den watersnood ontvangen 19 till, door den Ned. consul te Varel in gezameld; ƒ32.13, bij den heer G. Wehry te Parijs ontvangen; ƒ596.80, door den Ned. consul te Liverpool ingezonden; ƒ225.10, door den Ned. consul-generaal te Mannheim ingezameld4000 fr.van den pred. E. Co- querel te Parijs, door middel van het godsdienstig dagschrift le Lien inge zameld 407.50 fr. door den Ned. consul-generaal le Marseille ingezameld ƒ73.28, door den Ned. consul-generaal in Zwitserland ingezonden; 186.70 door den Ned. vice-consul te Wijk op Föhr ingezonden, ƒ83.75, door den Ned. vice-consul te Kronstadt ontvangen; 31.10 opbrengst eener te Mel bourne gehouden collecte; ƒ347.76, te Beyruth ingezameld28.35door den pred. L. Durandte Veveydoor middel van het godsdienstig dagschrift les deux Patries ingezameld; /62.47i, van den heer G. Roand te Coin Chester; ƒ9, van den Ned. consul te Valparaiso; 1000 van wege de commissie in de Kaapstad; ƒ3352.77, van de e'tats-major en verdere beman ningen van een 8-tal schepen der Nederl. zeemagt in Oost-Indië; ƒ50.30, nadere opbrengst van een door den sergeant der mariniers J. Zwarts uitge geven gedicht; ƒ4.71, nadere opbrengst van een te Brielle gegeven concert. Voor de noodlijdenden op Java is bij hel dep. van koloniën ingekomen ƒ1458.04, van de te Leeuwarden gevestigde commissie. De commissie van beheer over de tentoonstelling van kunstwerken al hier heeft het verslag openbaar gemaakt van de door haar benoemde jury van bekrooning. De uitslag der bekrooning is geweest, dat aan de volgende kunstenaars de door de gemeente geschonken eerepenningen zijn toegekend: Van de bnitenlandsche kunstenaars aan: O. Achcnbach, (n®. 2); E. E. Hil- lemacher, (n®. 196); J. Robie, (n®. 370); mevrouw II. Ronner, (n®. 370, Van de Nederlandsche aan: A. Allebe', (n®. 5); C. Bisschop, (n®. 41) W. van Borselen, (n®. 50); P. J. H. Cuypers(voor de bouwk. teek)' W. J. Martens, (n®. 312) en A. Mollinger, (n®. 325); P. Stortenbeker (n®. 427). (35 kunstenaars hadden verklaard buiten aanmerking te willen blijven). De jury slechts over zes medailles te beschikken hebbende, en wenschende aan de heeren W. J. Martens en A. Mollinger eene gelijke eer toe te ken nen heeft bij de haar gebleken groote zwarigheidom aan een dezer beiden de voorkeur te geven, niet tot eene stemming daaromtrent willen overgaan Zij heeft het wenschelijker geacht beiden de eerepenning waardig te keuren en alleen door loting te beslissen aan wien van hen de medaille zelve ton worden uitgereikt. Het lot is dientengevolge getrokken en de medaille ver- kregen door den heer W. J. Martens. Gisteren is alhier de 46sle vergadering var. de algemeene synode der Nederl. herv. kerk geopend. Voorzitter is de heer P. A. C. Hugenholtz pred. te Dokkum, en vice-voorzitter dr. F. J. J. A. Junius, pred. te Tiel. De regtbank heeft den heer II., huisschilder en glazenmaker alhier beklaagd 1®. dat hij, behalve het voormelde beroep, ook dat van vergulder zou hebben uitgeoefend, zonder daarvoor aangifte le hebben gedaan voor het patentregt, en 2®. dat hij verzuimd heeft een zijner knechten in te schrijven in het daartoe bij de wet voorgeschreven register, veroordeeld voor het eerste feit in eene geldboete van ƒ25 en voor het tweede in eeut van ƒ3, zijnde het minimum van de geëischte straf. Aanstaanden Dingsdag vertrekken van hier de escadrons dragonders benevens de muzijk van het reg. dragonders, ten einde deel uit te maken van de in het eerste kamp te Millingen te kamperen troepen. Onder meer andere bijzonderheden omtrent het vergaan van het brik schip Stad Flissingen, ter hoogte van Loosduinen, wordt nog medegedeeld, dat de 7-jarige knaap, die daarbij is omgekomen, het zoontje was van den kapiteindien hij voor het eerst aan boord had medegenomen. Men had tot het laatste toe voor dat kind de meeste zorg gedragen en het eindelijk, goed in zeilen gewikkeld, aan het want bevestigd. Toen eindelijk alle hoop verloren was en ieder op zelfbehoud bedacht moest zijn, greep de kapitein, op aanraden van zijn stuurman, naar eenig voorwerp, om zich vast lebou den en trachtte te gelrjker tijd zijn kind mede te nemen. Het laatste ge lukte hem, doch het eerste niet, zoodat hij met zijn kind oogenblikkelijk in de golven verdween. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zitting van Woensdag 3 Julij. In deze zitting zijn de beraadslagingen voortgezet over de wet op de na tionale militie. Aan de orde was art. 7 (waarbij een deel van elke ligtin; bestemd wordt voor de dienst ter zee, in tijd van vrede niet meer dan 600 man) in verband met hoofdst. XII van het ontwerp: »Van de zee-militie in het bijzonder." Op art. 7 stelde de heer ter Bruggen Hugenholtz een amendement voor strekkende om de eerste zinsnede aldus te lezen.- «Een deel van elke ligting kan voor de dienst ter zee worden bestemd." De nadeelen der verpligte zeedienst deed hij in korte trekken uitkomen; hjj geloofde dat men door de vrijwillige dienst daarbij te bevorderen, de be langen der zeemilitie zou bevorderenen den lust daarvoor zou opwekken. Ook andere leden deelden in dat gevoelen. De minister van binnenl. zaken verklaarde dat hij zich niet tegen het amendement zou verzetten. De mi nister van marine merkte aan dat de bepalingen omtrent de zeemilitie in de wet opgenomen waren ter voldoening aan de eischen der grondwet. Ter bekoming van eene goede zeemilitie was het, dacht hij, veel beter daarvoor de geschiktsten aan te wijzendan die bestemming aan het lot over te laten. Nadat de algemeene beraadslagingen over de zeemilitie gesloten waren, is op art. 147 een amendement van den heer ter Bruggen Hugenholtz met 41 tegen J4 stemmen aangenomen. Dit amendement luidt als volgt: De zee militie wordt zamengesteld uit lotelingen en vrijwilligers voor de militie die zich vrijwillig hebben aangemeld om bij de zeemilitie te dienen" en komt dus in plaats van het regeringsvoorstel. Art.7 is vervolgens, met opname daarin van een door den heer Hugenholtz voorgesteld en door de regering over genomen amendement om de zeemilitie facultatief te maken, met behoud van het maximum van 600 man, aangenomen met 38 tegen 24 stemmen, Artt. 8 en 9 zijn zonder beraadslaging aangenomen. De beraadslaging over art. 12, waarbij 0. a. bepaald wordt dat een minderjarige, die zijn 19de jaar heeft volbragt, voor het dienst nemen de toestemming van zijnen vader of voogd niet behoeft, in deze zitting aangevangen, zal morgen wor den voortgezet. De heer van Nispen van Sevenaer heeft zich tegen en de lieer Wichers ivoor het artikel verklaard. De eerstgenoemde vreesde voor de losmaking van de banden tusschen vader en zoon in dit artikel bedoeld. Aan de leden der kamer is rondgedeeld1°. Ontwerp van wet lot in koop van nationale schuld. In de daarbij behoorende memorie van beant woording zegt de minister van finanliëndat de amortisatie van 3 millioen gegrond is op de aanzienlijke ruimte van geld in de schatkist. Ilij doet daarin mededeeling van de vermoedelijke uitkomsten der diensten over 18601870, ten betooge, dat in 1870, na dekking der uilgaven voorde spoorwegen, voor de emancipatie der slaven, de doorgraving van Holland op zijn smalst en voor de verbetering van den waterweg van Rotterdam naar zee, nog een overschot van circa 8 millioen zal zijn, zoodal nu wel 3 millioen kan geamortiseerd worden. 2®. Ontwerp van wet lot afschrijving van het kapitaal der schatkist-biljetten, bedoeld bij het eerste lid van art.3 der wel van den 18den Junij 1851. Het af te schrijven kapitaal bedraagt circa 10 millioen. 3°. Vaststelling der begrooting van uitgaven voor dea aanleg van staatsspoorwegen, dienst 1860 en 1861. Voor 1860 is een mil lioen voor 1861 tien millioen bestemd voor uitgaven ten behoeve der kunst wegen en van den gelijktijdigen aanvang der afzonderlijke lijnen en den aankoop van materialen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1861 | | pagina 2