JPer Telegraaf.
daarop in bijzonderheden na, meer bijzonder de afschaffing van gunstbetoon
in Indië; de opheffing van de magt voor den minister van koloniën om
zonder medewerking der kamer over al de gelden van Indië te beschikken
de afschaffing der slavernijhet daarstellen van vaste beginselen omtrent
het beheer in Indië. Die punten van verschil waren door den minister van
buitenl. zaken miskend geworden. De heer Duymaer van Twist verklaarde
met de door den minister van koloniën blootgelegde inzigten overeen te
stemmen, maar niet met het programma van den minister van buitenl.
zaken. Onderscheidene grieven had hij daartegen; zooals: het denkbeeld
hier liberaal en in Indië behoudend te zijn; verkeerde voorstelling van de
gevoelens van hen, die met den vorigen minister van koloniën in denkbeel
den verschilden; het stilzwijgen over het regerings-reglement, waarbij de
beginselen van het beheer in Indië waren vastgesteld.
De minister van buitenl. zaken verdedigde het programma, dat, volgens
hemin algemeene trekken de bedoelingen der regering bevatte. Op ver
schil met betrekking tot de koloniale poliliek tusschen die mededeelingen
en die in de memorie voorkomende was gewezen; en daaruit was afgeleid
dat de minister van koloniën andere gevoelens voorstondmaar hij moest
doen opmerken dat beide stukken het gevoelen van het geheele ministerie
uitdrukten. Ten tweede waren in die mededeelingen wel de gevoelens van
velen geschetst, die gekant waren tegen het behoud van vele punten, met
name van het cultuurstelsel; maar daarbij was niemand in het bijzonder
bedoeld. De koloniale politiek van de partij, die hij op het oog had, had
hij nooit gedeeld. Ten derde was de politiek van het ministerie als liberaal
hier en behoudend in Oosl-lndië voorgesteld; die voorstelling bevreemdde
hem, want vroegere liberale ministeriën hadden dezelfde gevoelens omtrent
Indië als het tegenwoordige voorgestaan. Hij kon ook niet toegeven dat
dit ministerie dat der minderheid zou wezen; die bewering steunde, naar
zijn gevoelenop verkeerde gronden. Was het kabinet dat der minder
heid dan moest ook deze begrooting verworpen worden. Wierd deze be-
grooling aangenomen, dan hoopte hij dat het zou geschieden op eene wijze,
dat uit die stemming bepaaldelijk blijken zou welken weg het ministerie op
koloniaal gebied te volgen had. De minister van koloniën verklaarde, dat
hij zich volstrekt niet wil afscheuren van hel programma door den minister
van buitenlandsche zaken op 23 April medegedeeld. Heeft dat stuk hier of
daar lot verkeerde opvatting aanleiding gegeven het zal hem aangenaam
zijn nadere ophelderingen te verschaffen, en hij acht zich gelukkig reeds
door de mem. van antwoord eenig licht te hebben verschaft. Iljj geeft ge
heel zijne adhaesie aan hetgeen de min. van buitenl. zaken gezegd heeft
over de beteekenisdie de regering aan het votum der kamer hecht.
De heer Mijer zeide een voorstander te zijn van het behoud onzer instel
lingen in Indië. Hij vertrouwde dat het ministerie op dien weg zou voort
gaan en zich daarvan door geene beschouwingen, van welken aard ook,
zou laten afleiden. De heer van Goltslein deed uitkomen in welk opzigt
hjj van dit ministerie verschilde; voornamelijk betrof dat de scheiding tus
schen de liberale politiek voor dit land en de behoudende voor de koloniën.
Ilij voor zich was voor de politiek van vooruitgang en ontwikkeling voor
allen. De heer Mackay drukte zijne verwondering uit over de houding van
den minister van buitenl. zakenvan wien hij wilde weten welke partij
hij was toegedaan, omdat hij dit uit diens antecedenten en mededeelingen
niet goed kon opmaken. In antwoord daarop trad de minister in eene ont
wikkeling der door hem steeds, vooral in koloniale aangelegenheden, voor
gestane gevoelens, ten bctooge dat hij steeds daarin een en dezelfde ge
dragslijn had gevolgd, en drukte den wensch uit dat, indien de rigting der
koloniale politiek niet werd goedgekeurd, dit dan mogt blijken uit de te
houden stemming over de begrooting of over eene te doene motie.
Zitting van Maandag 13 Mei.
Voortzetting der eergisteren afgebroken beraadslagingen. De minister van
koloniën gaf eenige nadere verklaring van sommige punten in de memorie
van beantwoording voorkomende, zoo als het cultuurstelsel, de Indische
comptabiliteit en het consignatie-stelsel. Wat betreft het cultuurstelsel,
stond de regering die rigting voor, die bedoelde de oplossing van den ge
dwongen arbeid in vrijen arbeid bij de gouvernements-cultuur, om de voor
deden uit den laatsten aan het rijk te doen geworden. Het vaststellen van
de Indische begrooting bij de wet zou belemmering voor bet bestuur ople
veren; dat bestuur moest eenige vrijheid van handelen hebben. Ook in
Engeland werd die begrooting niet bij de wet vastgesteld. Omtrent het
consignatie-stelsel was hij voornemens langzamerhand voort te gaan met den
verkoop van producten in Indië, niet verder dan lot dekking van het tekort
in de administratie. Die verkoop was niet onvoordeelig en daarvan was
reeds nut getrokken.
De heer Thorbeckc zeide een bondgenoot te willen zijn van een liberaal
ministerie, maar daar er bij hem twijfel bestond omtrent het begrip dat dit
ministerie aan dat woord hechtte, verlangde hij omtrent sommige punten
opheldering. Dien ten gevolge ging hij het ministerieel programma van 23
April na, en verklaarde dat de indruk, dien het had gemaakt, algemeen
ongunstig was geweest, daar het was als of het ministerie beknorde en be
dreigde, en de geheele parlementaire wereld uitdaagde. Nopens de koloniale
poliliek trad hij in een onderzoek van het daarbij bedoelde behoudend stel
sel, in strijd, naar hij achtte, met de behoeften van een land als Indië,
dat van de voordeelen der ontwikkeling niet uitgesloten mogt zijn en alwaar
moest gehandeld worden in het algemeen belangen niet ten voordeele van
particuliere belangen; ook schelste hij het regeringsstelsel in Indië zelf en
de daaraan verbonden verkeerdhedenen toonde aan hoe hel behoud daar
van verkeerd moest werken op den stand van zaken aldaar, in verband met
de ontwikkeling der bevolking. Ten slotte maakte hij de opmerking dat
men met het programma van dit ministerie niet veel verder was gekomen lot
opbeuring van de zedelijke kracht, die men in den laatsten tijd verloren had.
De hh. Zijlker en Duymaer van Twist gaven te kennen dat, indien zij de
begrooting goedkeurdendit alleen was om den minister van koloniën aan
het werk te zien, en niet als eene adhaesie aan liet ministeriële programma
moest aangemerkt worden. De lieer Hoffmann gaf te kennen dat het pro
gramma op hem eenen aangenomen indruk had gemaakt. In hetgeen de
minister van koloniën heden gezegd had omtrent het consignatië-stclselzag
hij gevaar voor onzen handel, en hij hoopte dat de minister dit onderwerp
met omzigtigheid zou behandelen.
Door den minister van buitenl. zaken werd vervolgens de inhoud van het
programma verdedigdvooral tegen de bestrijding van den heer Thorbecke.
Volgens hem bestond er geen wezentlijk verschil tusschen den inhoud van
het programma en dien van de memorie, en bij eene naauwkeurigc lezing
der beide stukken zou men tot andere gedachten komen. Het ministerie
was gezind in zamenwerkiug met de kamer de Grondwet uit te voeren; de
daaromtrent uitgedrukte hoop was geene ijdele zelfverheffing, maar steunde
op het begrip dat een liberaal ministerie, ondersteund door eene liberale
kamer, veel kon tot stand brengen.
Zitting van Dingsdag 14 Mei.
Voortzetting der beraadslagingen over dc begrooting voor koloniën.
De heer van Hoëvell zeide dat hij nog niet veel deel aan de bera_„01
gingen had genomen, maar dat hij langzamerhand het onderwerp daarvan
was geworden, welke eer hij aan den minister van buitenl. zaken had te
danken, en trad vervolgens in uitvoerige wederlegging van de bewerin^n
van dien minister. Na hem voerden nog het woord de hh. Mijer, Blussé
van Oud-Alblas en van Bosse. Vervolgens verklaarde de minister van bui-
tenl. zaken dat al de ministers over het koloniaal stelsel eenstemmig dach
ten en dat zoo de minister van koloniën verder ging dan het programma
hij tegenstand bij zijne ambtgenooten zou ondervinden. De begrooting vatJ
koloniën werd daarop aangenomen met algemeene stemmen op een na 'fe
van den heer van der Linden), nadat de minister van koloniën zich not
bereid had verklaard tot de overlegging der koloniale begrooting over I860
en het drukken van dat stuk voor de leden.
Dit is de eerste maal dat een dergelijk stuk in handen der leden komt.
BUITENLANDSCHE BER1GTEN.
ENGELAND.
LONDEN, 12 Mei.
Op de werf te Chatham wordt een ijzeren kogelvrij stoomfregat van
40 stukken geschut gebouwdhetwelk den naam Achilles zal dragen ea
waaraan meer dan 1000 arbeiders werkzaam zijn.
Te Haverfordwest is dezer dagen een postbode overleden, die op l[
Mei dezes jaars den ouderdom van 105 jaren zoude hebben bereikt; hij was
zelden ongesteld geweest.
Volgens het dagblad van Lahore zijn in de twee laatste jaren niet
minder dar. 1000 kinderen in de Punjaubeene der noordwestelijke provin
ciën van Britsch-Indië, door wilde dieren, meestal wolven, gedood. Van
regeringswege zijn in dien lijd 14,368 ropijen betaald voor het afmaken van
4225 roofdieren, als tijgers, luipaarden, beeren, wolven enz.
FRANKRIJK.
PARIJS, 12 Mei.
Volgens de Indép. Beige zou men thans geneigd zijn om de helft der
Fransche bezetting te Rome door Sardinische troepen te doen vervangen
onder belofte echter van het gezag van den Paus over het hem nog over
gebleven grondgebied te erkennen. Frankrijk zou, indien deze schikking
tot stand kwam het Italiaansche koningrijk erkennen. Dat de Paus ech
ter daarmede geen genoegen zal nemenbehoeft geen betoogmaar op die
wijze zou Frankrijk zich van zijne verantwoordelijkheid kunnen ontsla
gen achten.
Volgens berigten uit Cochinchina wint onze expeditie in Cambodscln
meer en meer veld. De Mon. de l'arméc zegt dat genoemd gewest tea
eeuwigen dage deel van Frankrijks bezittingen uitmaakt.
ITALIË.
Naar men beweert blijft koning Frans II nog steeds betrekkingen
onderhouden met vreemde mogendheden. Ook moet hij dezer dagen onder
zijnen aanhang een groot aantal kamerheeren hebben benoemd, die zich
die benoeming hebben laten welgevallen en te Rome den volgenden eed
hebben afgelegd. »Ik zweer trouw en gehoorzaamheid aan Frans II, koning
der Beide Siciliën. Ik beloof het mij toevertrouwde ambt met ijver en eer
lijkheid en als een man van eer te zullen waar nemen. Ik beloof de constitutie
van 10 Febr. 1848, door den koning bij besluit van 1 Julij 1860 in wer
king-gesteld, te zullen opvolgen en te doen opvolgen. Ik beloof al de wette»
en de besluiten te zullen nakomendie bestaan of later krachtens dezelfde
constitutie afgekondigd zullen worden. Ik beloof nimmer tot ecnig geheim
genootschap te zullen behooren."
Koning Victor Emmanuel heeft de hh. Cosenz, Medici, Bixio, Turr
en Sirlori, luitenant-generaals bij het corps der Italiaansche vrijwilligers,
en Sacchi, generaal-majoor bij dat corps, in hunnen rang bevestigd. Hier
mede is aan een van Garibaldi's dringendste aanzoeken voldaan.
PKEI88EN.
BERLIJN, 11 Mei.
Een der hoofden van de politie, de heer Patzke, verdacht van valschheid
in geschrifte, had zich, vermoedelijk met medeweten van den poli tie-presi
dent Zedlilz, op de vlugt begeven. Hij is echter te Ysladl in Zwede»
achterhaald en gevankelijk herwaarts overgebragt. De verontwaardiging
over dit voorval is groot.
Uit Wiesbaden meldt men, dat in den loop van den zomer de koning
der Nederlanden weder eer.igen tijd in die plaats de baden gebruiken zal.
OOST-INDIE.
BATAVIA, 2 April.
De Javaansche bladen zijn opgevuld met nadere bijzonderheden omtrent
de jongste rampen, maar |ook omtrent de middelen en bijdragen tot leni
ging daarvan, zoowel door het bestuur, als door particulieren. De zending
van den heer van der Wyck heeft veel bijgedragen om den zedelijken moed
der bevolking te doen herleven. De ingezetenen der geteisterde landstreken
zijn naar hunne woonsteden teruggekeerd of bezig nieuwe woningen te
bouwen. Voor bepaald gebrek is nergens te vreezen. De levensmiddelen
zijn weinig duurder dan gewoonlijk en de stand van het rijstgewas is gunstig.1
In het rijk van Banjermassing is de toestand dezelfde; op sommige;
punten is onze verhouding verbeterd.
In hel district Tambanganlan (afd. Bandong) heeft een zware storm
gewoedwaardoor 1128 vruchtdragende en 62 jonge koffijheesters en 2006
dadapboomen zijp. omgewaaid.
1
der
aan
doe
heii
D
den
trat
Tfni
telij
onzi
H
weg
gen
te I
dat
's GRAVENIIAGE14 Mei. In de zitting van de tweede kamer van he
den is nog aangenomen eene motie van den heer van Heukelomom de her
stelling van de loterijzaal te staken en nader deskundigen daarover te hooren.
De vergadering is daarop tot nadere bijeenroeping uileen gegaan.
V
sche
het
omst
door
van
broo
hove
T<
dus
er gi
prijs
wel.
kers
der
broo
buik
Ik
binni
verhi
kom
prijs
gebu
der I
't
tarw
ren 1
of P
koop
te I
of ra
lagen
broo i
meer
Al
lijkli
aang
men
belas
Of
bij h
dezei
Daar
de bi
waar
en w
X
is af;
nooit
Dat
eene
het g
ter si
opgei
mond
kocht
Ked.
gema
In
dat z
hunni
men
een t
door
ten g
In
in de,
ren p
ken,
gema;
ran h
waar;
'an 1
ten,
Dei
brood
de co
gehee
Ik
Hhijn
het b
»an
eene