LEYDSCHE
COURANT.
1801.
N°. SOJ
VRIJDAG 26 APRIL
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Yt ij dag uitgegeven. Die van Maandag komt
uit Èaturdag Avond.
i
Vlk
De Prijs der Courant is ƒ12 in het jaar;
de afzonderlijke Hommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
BINNENLANDSCHE BERIGTEN.
LETDEN25 April.
De bij de Nederd. herv. gemeente alhier beroepen predikanten dr. G. van
Gorcum en dr. W. Scheller zullen hun dienstwerk aanvaarden, de eerstge
noemde op Zondag den 5dt™ Mei en de laatstgenoemde op Zondag den 12de"
Mei aansl.
Door heeren officieren der rijdende artillerie wordt aan heeren officieren
der schutterij en aan de leden der socieleilen Amicitia en Minerva heden
avond in de stads-gehoorzaal een afscheids-concert aangeboden.
Heden morgen is uit den Nieuwen ilijn, nabij de Karnemelksbrug,
het lijkje opgehaald van een pas geboren kind van het mannelijk geslacht.
Wü vestigen met een enkel woord de aandacht op de hierachter aan
gekondigde kerkhistorische voorlezingdie door ds. D. Chantepie de la
Saussaye Dingsdag avond aanst. in de zaal van de Vereeniging voor Chris
telijke belangen zal gehouden worden. Deze rede, in dc vorige maand mede
te 'sGravenhage in Diligenlia uilgesproken, zal tot onderwerp hebben de
kerk als Staal Gods, naar aanleiding van het werk van den kerkvader
Augustinus: de civitate Dei. De bijeenkomst op dien avond zal uitsluitend
aan de voordragt der rede gewijd zijn.
Bij de gehoudene herstemming in het hoofdkiesdistrict Zwolle is tot
lid van de tweede kamer gekozen de heer mr. J. P. J. graaf van Zuylen
van Nyevelt met 710 van de 1420 uitgehragte stemmen. De heer mr. A.
Van Naamen van Eemnes verkreeg 701 stemmen. Van onwaarde 9 stemmen.
In het boofdkiesdistrict Roermonde is gekozen de heer M'. K. L. J.Cornelis,
kantonregter te Weert, met 857 van de 1324 uitgehragte stemmen. De
heer mr. J. B. Hengst verkreeg 454 stemmen. Van onwaarde 13 stemmen.
Bestuurders van de Vereeniging lot bevordering van de, belangen des
bockhandels hebben bij adressen aan de tweede kamer de bezwaren doen
kennen, welke er bij hen beslaan tegen het ontwerp van wel op het regt
van zegel en tegen de thans in overweging zijnde wijzigingen der wet op
de brievenposterjj. Betreffende het eerste verlangen zij dat de vrijstelling
tot hoogcr bedrag worde uitgestrekt, en aangaande het tweede verzoeken
zij de vermindering in het port der brieven ook uit te breiden tol couranten
en andere gedrukte stukken.
De minister van oorlog heeft, naar men verneemt, de chefs van de
verschillende legercorpsen gemagtigddatwanneer de miliciens der ligting
van 1860 den 22s,cn der volgende maand in werkelijke dienst zijn opgetre
den, alsdan de miliciens der ligting van 1859, die zich bij de reg. rijdende
en veldartillerie onder de wapens bevindenalsmede die welke bij het wa
pen der infanterie voor bij die corpsen ontbrekende vrijwilligers onder de
wapenen zijn gehouden, in hel genot van onbepaald verlof worden gesteld;
doch, daar er bij hel reg. grenadiers en jagers en de overige infanterie-
corpsen incompleet aan vrijwilligers is, hel voorschreven met verlof zenden
bij die corpsen niet in eens kan geschieden maar successivelijk behoort
plaats te hebben en wel zoodra de dienst dit maar gedoogt, zullende echter
al de miliciens der ligting van 1859 den 16dcn Julij a. s. in het genot van
groot verlof moeten zijn gesteld.
Men verneemt dal dit jaar een groot gedeelte van het leger reeds in
den loop van Julij a. s. in de legerplaats te Millingen zal gekampeerd
worden.
Tot bezigtiging en onderzoek van den tusschen Parijs en Lyon wer
kenden telegraaf van Hughes, waarover in den laatslen tijd zoo veel is ge
sproken, is de heer ingenieur der rijks-lelegrafenmet den heer Goudriaan.
lijn-opzienerop last van Z. Exc. den minister van binnenl. zakennaar
Parijs vertrokken.
Te Rotterdam is, naar men verneemt, bij de commissie tot inzameling
van gelden voor de noodlijdenden op Java reeds meer dan ƒ25,000 in
gekomen.
Naar men uit Hoorn meldt had aldaar dezer dagen het volgende feil
plaats. Eene oude arme vrouw werd door iemandop de Singels aldaar
wonende, in huis gelokt onder voorwendsel, dat men iets van haar wilde
koopen. Nadat zij aan die uitnoödiging had voldaan, werd zij door den
bewoner, als verdacht van zijne gestorvene vrouw te hebben behekst, gesla
gen en gesneden. Op haar geroep werd zij echter ontzet.
Op den 22sten dezer is tusschen Eibergen en Geesteren in het water
gevonden het lijk van een veehandelaar, met zware verwondingen aan hoofd
en hals. Naar men veronderstelt moet de moord in den voorafgaanden
nacht hebben plaats gehad, en zou de vermoorde toen in het bezit zijn ge
weest van omtrent ƒ1000 en een horlogie, welk een en ander niet bij het
l(jk is gevonden. De ongelukkige laat eene vrouw met 8 kinderen achter.
Te Maastricht had zich Zondag avond eene grootc menigte volks ver
zameld voor een gebouw waarin een zendeling der Vereeniging van Evange
lisatie eene voorlezing hield. Eerst wierp men de glazen in en drong ver
volgens naar binnen, om den zendeling en zijne omgeving met daartoe
medegebragte rotte appelen te werpenen de voorhanden zijnde voorwerpen
te vernielen. Toen de politie tusschen beide kwam is een der rustverstoor
ders, die zich tegen den burgemeester verzette, gevangen genomen. Den
volgenden dag zijn nog enkele personen, die aan de bedoelde bijeenkomst
hadden deelgenomen, mishandeld, zoodat de tusschenkomst der politie op
nieuw vereischt werd.
In de zitting van de tweede kamer van Dingsdag heeft de minister
van builenl. zaken eene belangrijke rede uitgesproken, ten einde aan de
kamer cenige mededeelingen te doen omtrent de zamenstelling van het ka
binet en dc voornemens waarmede hel is afgetreden. Wij konden in ons
vorig nommer van die rede slechts met een enkel woord melding maken,
en komen daarom nogmaals op haar terug. Nadat de minister een pver-
zigt had gegeven van het ontslaan en de werkzaamheden der verschillende
ministeriel! die sedert 1848 waren opgetreden, liet hij zich aldus uit: Het
is geenszins ons doel te geven een zoogenaamd programmaeene dorre op
somming van wetten die men zich voorstelt aan het oordeel der staten-
generaat te onderwerpenwaarvan bij meer dan eene gelegenheid de doel
loosheid gebleken is. Dat wij, in de eerste plaats, onze krachten denken
te besteden aan die onderwerpen welke jn de Grondwet zijn geworteld;
dat het bovendien op onzen weg ligt den liberalen geest onzer grondwettige
instellingen ook uit te strekken tol eenige onderwerpen die tot dusver daar-
van verstoken blevenbehoeft geen breedvoerig betoog. Bij één onderwerp,
echter, zal het noodig zijn iels langer stil te staan, zoowel-om het hooge
gewigt dat daaraan moet worden toegekend, als omdat het in verband staat
met de oorzaak der aftreding, van het kabinet dat ons voorafging. Het
betreft de zoogenaamde koloniale politiek, de rigting door dit kabinet op
koloniaal gebied te volgen.
Indien men zich bepaalde tot het bloote feitdat de verwerping der be-
grooting voor het departement van koloniën aanleiding gaf lot de aftreding
van den minister die aan het hoofd van dat departement stond, en dat
hierin wederom de voorname reden moet gezocht worden die tot de latere
ontbinding van het geheele kabinet aanleiding gaf, men zou al ligt lot
het besluit komen, dat dit ministerie, om op de ondersteuning der kamer
te kunnen rekenenin koloniale aangelegenheden een weg behoort in te
slaan, geheel tegenovergesteld aan dien, welke tot dusver is bewandeld.
Zoodanige gevolgtrekking zon evenwel onjuist zijn. Bedriegen wij ons niet,
dan is de groote meerderheid der kamer, en, wij voegen er bij, de groole
meerderheid der natie op koloniaal terrein behoudend. Niet in dien he
krompen zin, dat alles wat bestaat onaangeroerd moet blijven; maar wij
noemen de kamer en de natie behoudend wanneer het de instandhouding
geldt van een stelsel, dat de heerschappij van het moederland schraagt, en
daardoor ook de rust en veiligheid in Indië waarborgt; een stelsel, dat
bovendien aan hel moederland groote directe en indirecte voordeelen ople
vert, terwijl het in Indië aan den arbeid, die eerste en voorname bron van
alle welvaart, eene krachtige impulsie heeft gegeven.
Wij vragen dus niet: welke zijn de redenen die geleid hebben tot dc
verwerping van het XIde hoofdstuk der staatsbegrooting? Dat onderzoek
zou ons te ver leiden. Maar wij vragen: heeft de kamer door die verwer
ping den weusch willen uitdrukken, dal ten aanzien der overzeesche bezit
tingen geheel andere beginselen worden aangenomen; dat het cultuurstelsel
worde gesloopt, en dat daardoor de markt van tropische producten hier te
lande kome te vervallen? Indien wij dit konden gelooven, mijne heeren,
wij zouden er niet aan gedacht hebben onze tegenwoordige laak te aan
vaarden. Ik zeg wijomdat er te dien aanzien tusschen de leden van het
kabinet geen verschil van gevoelen beslaat. Mogt de meerderheid der ka
mer, wat naauwelijks denkbaar is, eene algeheele verandering, eene om
keering van stelsel verlangenzij zou tegenover zich vinden niet den minister
van koloniënmaar het geheele kabinet.
llet is noodig, mijne heeren, zich dienaaangaande goed en duidelijk te
verstaan, opdat er geene verwachtingen worden opgewekt welke wjj niet
zouden kunnen of mogen bevredigen. De koloniale aangelegenheden hebben
thans zulk een hoog belang verkregen, dat zij, bij eene gelegenheid ais
dezewel in de eerste plaats in aanmerking mogen worden genomen. Na
den hevigen strijd, die op het gebied der koloniale politiek heeft plaats ge
had, en die zich reeds van hier naar Indië heeft overgeplant, wordt het lijd
dal men bepaald wete waaraan men zich hebbe te houden, llet wordt tjjd
dat men wete, of en in hoeverre de beginselen, waarnaar Indië tot dusver
is geregeerd, moeten blijven bestaan. Wij gelooven dat in het belang van
Nederland, maar vooral ook in het belang van Indië, eene omkeering ook
in dit opzigt zich geenszins laat aanprijzen.
Veel is er getwist over de vraagof het goed en voorzigtig is aan het
laatste lid van art. 59 der Grondwet eene ruimere toepassing te geven dan
tot dusver geschiedde. Zonder hier, in beginsel, uit te maken hetgeen in
ieder bijzonder geval aan de woorden der grondwettige bepaling behoort te
worden getoetst, willen wij op dit oogenblik alleen als onze meening te
kennen geven, dat er behoefte is aan wettelijke waarborgen tegen enkele
handelingen die in den laatslen lijd aansloot hebben gegevenvoorts dat er
behoefte is aan eene wet op de drukpers, ook met het doel om de uitspat
tingen daarvan te keeren. Wij achten zoodanige wel noodig, vooral in
het belang van Indië zelf, want groole onheilen zouden te wachten staan
indien sommige denkbeelden die daar op den voorgrond beginnen te