BIJVOEGSEL behoorende lij de Leydsclie Courant van Woensdag 17 April 18G1, tV». 46. ADVIES <ïer Kamer van Koophandel eii Fa- brieken, te Leyden, over de vaststelling eener plaatselijke verordening op den ijk der boter- vaten: Pc Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier heeft van Uwe vergadering ktrangen drie missiven, gedagteekend 31 Januarij, 9 en 16 Februarij 11. 100, 111 en 139, begeleidende adressen van belangstellenden in de Ivdsché botermarkt, waarbij deze verzoeken de vaststelling eener plaatse- rinke verordening op liet ijken en vervaardigen der hier ter markt gebragte k - tatervaten, boor Uwe vergadering uitgenoodigd, te willen berigten, of, na 's „e dezer stukken, en door de ondervinding, ook eenige verandering in Ie zienswijze der Kamer mogt zijn ontstaan, en zoo niet, dan nadere gron- e?en'len ter bevestiging onzer reeds vroeger geuite meening mede te deelen, 'niler lebben wij de eer, het volgende als ons gevoelen te berigten. "1'er- Reeds terstond doen wij opmerken, dat er voor de Kamer een beslissend lreuraent bestaat, waarom zij de vaststelling eener gemeente-verordening m liet ijken en vervaardigen van botervaten niet kan aanraden. De Kamer jeeft, in haar rapport van 29 Maart 11. n°. 169, de onbevoegdheid der ge- aeentelijke wetgeving, om bepalingen op den ijk te maken, betoogd, en leeft sedert geen tegen-argument vernomen, dat haar van gevóelen kon MT |ocn veranderen. Wij zullen dit betoog thans niet herhalen, doeli meenen llliok nu er naar te mogen verwijzen. Zelfs wanneer de Kamer in eenen ik der botervaten cenigen waarborg zag tegen misleiding der koopers, zij ou dien waarborg zoeken in eenen algcmeenen, doch niet in eenen plaat- hijkén ijk. kken bi' motief thans daarlatende, hebben wij ook in de door de adressanten langcvoerdc redenen geene aanleiding gevonden, onze vroeger geuite mee- •kin» >ino ovcr ('e ondoeltreffendheid van het ijken der botervaten te wijzigen. De adressanten beweren, dat de Leydsclie botermarkt achteruit gaat, dat en laarentegen de Delftsche botermarkt toeneemten maken daaruit de gevolg- rekking, dat bet dus gebleken is, dat een plaatselijke ijk zooals te Delft lestaat voordeelig, en-het niet-bestaan van een plaatselijken ijk nadeelig ip de botermarkt werkt. Tot staving van dit gevoelen voeren zij aan [at, van 1°. Mei tot uit". October 1860, plus minus 14,000 ponden boter ilhier minder aangevoerd zijn dan gedurende dezelfde maanden van 1859 en lat, gedurende bet gcheele jaar I860, 44,560 ponden minder dan liet vorig aar ter gemeente-waag alhier gewogen zijn. Wij hebben allezins reden de naauwkeurigheid van het eerste cijfer in wijfel te trekken. Wat de adressanten noemen aanvoer op de Leydsche markt kan alleen =lat gedeelte van den aanvoer zijndat op de waag gewogen wordt en waar- aa alléén opgave geschiedt in de Leydsche Courant. Op het gedeelte van len aanvoer hetgeen alhier wel: ter waag gebragt, maar niet gewogen wordt lestaat geene controle. En dit gedeelte, dat aan de kennisneming van het ]3j)iubliek ontsnapt, is zeer aanzienlijk, zelfs wanneer men niet mede rekent letgcen, zonder op de waag te komen, in den zoogenaamdeh Boterkelder bgesVagen wordt. Van do aangevoerde boter, wordt een groot gedeelte, niet op de stads iE, raag, doch op de dorpswagen gewogen en, met dorpswaagbriefjes voorzien, c*ier ter markt gebragt. De ondervinding dus, op welke men zich beroept, ust op eenen verkeerdelijk aangenomen grondslag. Zij heeft niets voor of egen den aanvoer kunnen bewijzen, om de eenvoudige reden, dat men den anvocr niet kent. De adressanten voeren echter ook aan, dat in 1860 aan de Leydsche raag 44,560 Ned. ponden minder gewogen zijn dan in 1859. (Het cijfer is det juist opgegeven. In 1860 zijn gewogen 297,170 Ned. ffi. Minder gewo on dus dan in 1859, 41,070 ponden.) Dit feit bewijst reeds op zich zelf „jiiet voor de stelling der adressanten, omdat het niet bewijst, dat hetgeen 'Binder hier gewogen werd, niet op de dorpswagen gewogen en met briefjes ran daar voorzien, hier ter markt is gebragt. In dit geval toch, compen- eert het meerder gewogen daar het minder gewogen hier, en de botermarkt leeft daarbij niet geleden. De gevolgtrekking der adressanten uit dit feit, namelijk, dat daaruit nu iiou blijken, hoe nadeelig het gemis van den ijk op de botermarkt werkt, ^{is evenmin gegrond. Wij voegen hier achter als bijlage, eene opgaaf van 'Je boter, volgens de mededeeling in de Leydsche Courant, aan de waag nilhier gewogen, gedurende de jaren 1857 tot en met 1860. Wij moeten iierbij opmerkzaam makendat de Leydsche Courant verkeerdelijk opgeeft lis verkochte boter, alleen die boter welke op de stads waag gewogen is. Een groot deel van de verkochte boter is op de dorpswagen gewogen en tornt niet in de opgaven der Leydsche Courant. Deze opgaven geven ons le volgende slotsommen Aan de stads waag gewogen: 1857 384,740 ponden. 1858 361,660 1859 338,240 1860 297,170 Dit zou dus geven: voor 1858, 23,080 ponden minder dan in 1857; 1859, 23,420 1858; IQ,, I860, 41,070 1859. J' Wanneer deze opgaven juist zijn, dan zou daaruit volgen, niet dat de ^aanvoer vermindert, maar dat gedurende de laatste jaren, ook onder de 18i)!Werk'nS der ijk-reglementendoor de boeren steeds minder gebruik van de ^[Slarfs vaag is gemaakt, en het zou dan daaruit blijken, dat hier eene oor- ^ijaak bestaat, die van het al dan niet ijken geheel onafhankelijk is. Dat vele poeren aan hunne dorpswagen de voorkeur geven boven de Leydsche waag, ijs overigens een feit waarop wii reeds gewezen hebben en dat van voor vele Jpen dagteekeiit. ll88ni ,r bene tweede klagt der adressanten is, dat, na het vervallen der ijk-regle menten, de kooper aan grove misleidingen ten a ah zien van het hout bloot staat en dat de tonnen veel te zwaar zijn. Deze klagt is Wij hebben het .reeds in ons rapport van 29 Maart 1860 doen zien zoo oud als de ijk. Deze klagt is gegrond, maar zij zal door het invoeren van een ijk niet weg genomen worden. Daarvoor bestaat een ander middel. Men moet de reden, waarom de boeren thans de tonnen zoozeer verzwaren, wegnemen. En welke is die reden? Wij vinden haar in het adres aangegeven. Zelfs die vaten," wordt daar gezegd, welke pas de werkplaats des kuipers verlaten, wegen één ii twee Nederlandsche ponden meer dan het vaste tarra hetwelk voor het zelve aan de stads waag alhier wordt afgetrokken." Dit, hier vermelde, aftrekken van een vast tarra aan de stads waag, ter wijl de ijk vervallen is, is een misbruik, dat strekt om èn kooper èn ver kooper in dwaling te brengen. Waar geen ijk is, komt ook geen aftrek voor tarra te pas. De verkooper moet vrij zijn, tonnen van zoodanige zwaarte te bezigen, als'hij meent noodig te hebben. De kooper moet weten, dat hij, gelijk bij andere koopeh, zijne eigene controle tegen bedrog van den verkooper moet uitoefenen, door het nawegen der geledigde ton. Juist dat aftrekken van een willekeurig tarra aan de stads waag gaf aanleiding, dat de verkoopers hünliè tonnen zooveel mogelijk vérzwaarden, en, wanneer geen tarra meer berekerid wordtzal het gevolg zijn, dat de kooper voortaan zelf zal onderzoeken, hoeveel zijn verkooper hém-aan boter en hoeveel aan IjS3ffia*8a'1 '®l' lo'das 10 -flomoiagan njjx nagnil In den begeleidenden brief aan den Leydsehén Geih'certteraadbij het eerste Leydsche adres behoorendeschrijft de eërsté onderteekenaar (de heer J. J. Brandhoff Isselman) onder anderen, het volgende: »Bij nader meer naauw- keitrig Onderzoek is mij geblekendat de aanvoer van boter bedragen heeft: Te Delft: in 1859 684,620 Ned. lab ii«48i||ö 698,590 Alzöo dit jaar met 13,970 vermeerderd. Te Leyden: in 1859 338,020 I860 .jo 282,240 Md De ei Alzoo- dit jaar met 55,780 ijfers voor Lèyden komen, gelijk men ziet, niet verminderd." oVéréen met de boven in het adres opgegevene. Hier tnöct dus een abuis besthan, want de eenige bröh waaruit men deze cijfers pulten kon is de opgave in de Leydsche cou rant van de ter stads waag gewogen (niet van de ter markt aangevoerdeboter, en deze opgaven geven ons tot resultaat: in 4859: 338,240 ponden 1860: 297,470' Itl'ifl b»i irnal ajl Ui un inl nu lifl of minder dus 44,070 Stellen wij, dat het Delftsche cijfer naauwkeurig zij, dat op die markt in 1860 ongeveer 14,000 ponden boter meer zijn aangevoerd dan in 1859. Wij gelooven niet, dat het de stelling der adressanten ondersteunt. Wij beginnen met te doen opmerken, dat het enkel feit,, dat in een jaar minder of meer der dan het jaar te voren is ter markt gebragt volstrekt niet bewijst voor duurzamen bloei of duurzamen achteruitgang. Hiertoe kunnen verschillende tijdelijke en voorbijgaande omstandigheden medewerken. Doch, dit nu daar latende, zou een meerdere aanvoer van nog niet volkomen 14,000 ponden, onzes inziens, geenzins bewijzen voor toenemenden bloei der Delftsche markt. Om deze reden: in 4859 is, van wege de weersgesteldheid, zeer weinig boter gemaakt. In 1860 heeft de koele regenachtige zomer eene bijzonder groote productie van boter ten gevolge gehad. Wanneer dus de aanmaak slechts één achtste meer had becjragen, wat zekerlijk beneden de waarheid is, zou men hebben mogen, verwachten dat ook, in gelijke verhouding meer zou zijn ter markt gebragt. Rekende men voor een achtste meer productie, ook een achtste meer aanvoer, dan zou I860 aan de Delftsche markt hebben moeten opleveren 85,500 ponden meer dan 1859. Doch zelfs, al rekent men dit cijfer te boog, is, in aanmerking, genomen de meerdere aanmaak, een verschil van 684,000 en 698,000 ponden, eer het kenmerk van eene zeer stationnairedan van eene vooruitgaande markt. Dat de vergelijking, gemaakt tusschen den beweerden vooruitgang der Delftsche en den beweerden achteruitgang der Leydsche botermarkt hare waarde verliest, doordien men van den aanvoer te Leyden alléén in bereke ning bragt, wat hier op de stads waag gewogen werd, hebben wij door het bovenvermelde reeds aangetoond. Te Delft daarenboven is, gelijk door Burgemeester en Wethouders van die gemeente wordt medegedeeld, het een regel, dat bijna al de boter, die aan de markt wordt gebragt, ook ter stads waag gewogen wordt, waartoe het verband tusschen de waag en de markt of het boterhuis aanleiding geeft, vermits de waag de bergplaats is van de aangevoerde boter, en slechts een vat van de aangevoerde partij als monster in het huis mag te koop gesteld worden. Men heeft alzoo al de te Delft aangevoerde boter vergeleken niet met al de te Leyden aangevoerde maar alleen mét de op de Leydsche stads waag gewogen boter, hetwelk de geheele berekening inet al hare gevolgtrekkingen omverwerpt. Door" welwil lende mededeeling zien wij ons in staat gesteldeene authentieke opgave te doen vüri dé in de laatste weken alhier ter waag aangevoerde en van de daar gewogen boter, en hieruit ziet men duidelijk, welk een onzaggelijk verschil dit in de cijfers maakt. Op den 9den Februarij waren ter stads waag aanwezig 210 stuks vaten, 86 T'f gewogen zijn 2600 Ned. ponden. Op den 16den Februarij waren ter stads waag aanwezig: 2 stuks vaten, 296 72 gewogen zijn 3600 ponden. Op den 23s,cn waren ter stads waag aanwezig: 283 stuks j vaten, 106 T\ gewogen werden 1968 Ned. ponden. Op den 2den Maart waren ter stads waag aanwezig: 3 stuks vaten, 203 i> j,- 128 TV gewogen werden 1986 Ned. ponden. Rekenende 40 Ned. ponden voor ton, 20 Ned. ponden voor en 10 Ned. ponden voor T'6 ton, volgt hieruit dat zijn: aangevoerd gewogen op 9 Februarij 5060 ponden 26Ó0 ponden 16 6720 3600 23 6720 1968 2 Maart 5460 1986 8 1 TH Totaal der vier weken 23,960 10,154 niet gewogen 2460 ponden 3120 4752 3474 13,806

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1861 | | pagina 5