leydsche courant. VRIJDAG 1 MAART. N°. 20. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt uit Zaturdag Avond. De Prijs der Courant is 1 '2 in liet jaar de afzonderlijke Hommers worden tegen 10 Centen afgegeven. binnenlandsche BERIG™. I LEYDEN, 28 Februarij. I De 64slc verjaardag van Z. K. II. prins Frederik der Nederlanden werd lieden op de gewone wijze gevierd. De bezetting hield des middags eene parade op de Ruïne. In de ziliing van den gemeenteraad van heden zijn benoemd: tot re gent van het geref. armen oude mannen- en vrouwenhuis de heer mr. H. Obreen tot regent van het geref. minnehuis, de heer M. E. Booy, en tot lid van de plaatselijke schoolcommissie, de heer dr. II. Boursse Wils. De raad heeft voorts, met 12 tegen 5 stemmen, goedgekeurd het door de commissie ad hoe ontworpen concept-adres aan den minister van binnenl. zaken betrekke lijk het stedelijk ziekenhuis (om lol de ontbinding der bestaande overeen komst te geraken), behoudens eene wijziging, om te doen uitkomen de be reidwilligheid van de gemeente, tot het doen van eene bijdrage, bij nader ten behoeve van het geneeskundig onderwijs te maken schikkingen. Door den burgemeester werd medegedeeld dat hij bij den minister van binnenl. zaken had aangedrongen op de invoering van de onbeperkte dag dienst op het kantoor van den rijkstelegraaf alhier. Wij vernemen van goederhand, dat het gerucht in sommige dagbladen opgenomenals zoude het ministerie van finantiën den hoogleeraar Vissering aangeboden zijn, ten eenemale ongegrond is. Gisteren mogt eene commissie van het muziekgezelschap Vermaak door Toonkunst, uit twee leden van het bestuur en een der oudste leden be staande, bij den edel achtb. heer Tieboel Siegenbeek, beschermheer van het gezelschap, worden toegelaten, om hem met zijne benoeming lot ridder der orde van den Nederl. leeuw geluk te wenschen. De eenvoudige maar wel gemeende woordendoor den voorzitter van het gezelschap bij die gelegen heid nitgebragt, beantwoordde de heer Siegenbeek met eene hartelijke toe spraak, waarin hij betuigde zeer gevoelig te zijn voor het bewijs van sym pathie, hem door de vereeniging gegeven, en verzocht zijnen dank daar voor aan de leden over te brengen. Nadat de voorzitter nog te kennen ge geven had, dat men gaarne eene serenade met fakkellicht gebragt had zoo liet oogenblik daartoe gunstig geweest was, en de heer Siegenbeek had ver klaard hier volgaarne den goeden wil voor de daad aan te nemen, droeg men bij vernieuwing de belangen der vereeniging aan den beschermheer op, wiens welwillende ontvangst eene aangename herinnering bij dc commissie zal achterlaten. Bij den burgemeester van Leyderdorp is nog ingekomen 5 om te voe gen bij de vroeger reeds opgegeven opbrengst der op den 19dcn dezer ge houden collecte voor de noodlijdenden door den watersnood. De collecte, voor de noodlijdenden door den watersnood, op 'skonings verjaardag gehoudenheeftvoor zoo veel de provincie Zuidholland be treft, ƒ208,747.7l£ opgebragt. Te Amsterdam is door den gemeenteraad tot rector van hel gymnasium benoemd dr. N.J.B. Kappeyne van dcCoppello thans conrector bij die instelling. De internationale wedstrijd van grasmaai-werktuigen met paarden kracht, in Jnnij 1860 op Rusthoek bij 's Gravenhage gehouden, heeft de elders verkregen uitkomst bevestigd, dal paardenkracht met voordeel kan worden aangewend, om ook bij den hooioogst het zoo gewone gebrek aan arbeiders te gemoet te komen. De Uoll. maatschappij van landbouw, het gebruik van doelmatige en voordeelige werktuigen bij den Nederl. landbou wer wenschende aan te moedigen, heeft op hare laatste algemeene verga dering op voorstel van hel hoofdbestuur beslotenop nieuw dergelijken wedstrijd uit te schrijven. De wedstrijd zal worden gehouden in de eerste helft van Jnnij 1861 op de gronden van den heer B. A. baron van Yerschuer, in den Haarlemmer- meerpolder; 1200 wordt beschikbaar gesteld om door de commissie van beoordeeling te worden verdeeld in twee of meer prijzen voor ieder soort, als: grasmaaijers voor paardenkracht ƒ500, hooischudders 250, paarden- harken ƒ200, voertuigen voor 1 of meer paarden 150; handgereedschap ƒ100. Bovendien worden er getuigschriften toegekend. Bij vonnis van de arrond.-reglbank te Arnhem van 28 dezer zijn de hh. v. B. en V.wegens een op 2 Jan. II. onder Oosterbeek gehouden twee gevecht, met aanneming van verzachtende omstandigheden, elk in eene geld boete van 25 veroordeeld. Aan ieder der secondanten is eene geldboete van ƒ15 opgelegd. 's GRAVENHAGE, 28 Februarij. De heer J. Bouten, gezagvoerder van liet koopvaardijschip de Cosmopoliet, is tot ridder van de orde der Eikenkroon benoemd. Aan den officier van gezondheid 2de kl. A. F. Umbgrove, van helreg. grenadiers en jagers, is op verzoek eervol ontslag uit de dienst verleend. Heden wordt de verjaardag van Z. K. H. prins Frederik alhier op dc gewone wijze gevierd. Des middags was er bij Z. K. II. prins Frederik, op hel Huis de Paauwreceptie van de leden der kon. familie, alwaar ook des middags familie-diner heeft plaats gehad. Men verzekert algemeendat thans al de acht ministers hunne porte feuilles ter beschikking des konings hebben gesteld. Dit komt overeen met de verklaring van den minister van binnenl. zaken gisteren in de tweede kamer afgelegd, dat de koning had te beslissen, wat in het belang van het land en de toekomst oorbaar mogt wezen. Bij den minister van binnenl. zaken is ten behoeve der noodlijdenden door den watersnood ontvangen ƒ86van de Lemmer; 82.87j-van Texel; ƒ180, van de maatschappij van spiesglas van Sl. Gobain Chauny en Cirey te Aken; ƒ10, uit Harlingen; ƒ497.54, te Strijen gecollecteerd; ƒ50, op brengst van den verkoop van een dichtstukje van den heer J. van Dam te Aarlanderveenƒ14.37, van de school van den heer Duytsch te Schipluiden ƒ100, van den heer Dekker, kalligraaf te Amsterdam, zijnde de opbrengst eener tentoonstelling. Ttveede Kamer der Stalen-Generaal. Zitting van Woensdag 27 Februarij. De heer Betz heeft in deze zitting, die door al de leden van het ministerie werd bijgewoond zijne vroeger aangekondigde interpellatie gedaan. Hij herinnerde aan de wijze waarop dit kabinet door den heer van Hall was zamengesleld, en schetste de moeijelijkheden welke dat ministerie in de kamer moest ondervindenen de bezwaren waarmede het te kampen had gehad. Daarna merkte hij op hoe in dat kabinet allengs veranderingen waren gekomen door de aftreding van de ministers van koloniën en van buitenlandsche zaken, en nu laatstelijk van den heer van Hall zelven. Met de aftreding van dezen laatste achtte hij het ministerie als zoodanig niet meer aanwezig te zijn. Die toestand, meende hij, kon niet voortduren; men behoorde zijns inziens een nieuw bewind op een nieuwen grondslag te vestigen, hetgeen hij hoopte dat de overige leden der regering zouden beseften. De minister van binnenlaudsche zaken, die namens de regering het woord voerde, deelde eenige bijzonderheden mede over de zamenstelling en de han delingen van het kabinet, en deed daarbij uitkomen, dat de heer van Hall niet was geweest het hoofd van het bewind, in den zin waarin dit was opgevat, maar alleen de voorzitter in den ministerraad gedurende den lijd van een jaar; eene betrekking waaraan men naar buiten wel had gegeven eene politieke beteekenis, doch die niet in het besluit der benoeming was gegrond, zijnde de zaak alleen geweest eene zaak van orde. Met betrek king lot de handelingen van het ministerie deed hij opmerken, dat het be grip van de homogeneïteit van het kabinet niet zoo ver moest gedreven worden, dat de leden tot in alle bijzonderheden met elkander eenstemmig moesten zijn, maar dat er zamenstemming omtrent groote beginselen be stond. Nimmer was het hem gebleken dat het bewind dat der minderheid zou geweest zijn; evenmin zag hij de groote tegenwerking waarop was gewe zen aangezien de ondervinding had geleerd welke belangrijke zaken het ministerie tot stand had gebragt, waardoor het bewijs had geleverd van niet zwak te zijn geweest. Aangaande de redenen der aftreding van den heer van Hall gaf hij te kennen, dat. de regeling van het voorzitterschap op nieuw hebbende moeten plaats hebbendienaangaande verschil van gevoelen tusschen den heer van Hall en de overige leden was ontstaan, om welke reden de eerste zijn ont slag gevraagd en bekomen had. Deze aftreding maakte die van de overigen zijns inziens niet noodig; wat gebeuren kon, hieromtrent vermeende hij zich niet te kunnen uitlaten. De koning moest vrij in zijne keuze zijn, en deze had te beslissen wat in het belang van het land en de toekomst oor baar mogt wezen. In dezen onbeslislen toestand geloofde hij niet dat het noodig was de werkzaamheden te schorsen. De heer Elont had den heer van Hall steeds als leidend beginsel van dit ministerie beschouwd. Hij ontkende de talenten en de veerkracht van dien heer nietmaar zijne staatkunde scheen meer op politiek overleg dan op waarheidszin gegrond. Hij vroeg eenige ophelderingen omtrent de optreding der nieuwe ministers van koloniën, en buitenl. zaken, om te oordeelen in hoeverre hij hun zijn vertrouwen zou hunnen schenken. De minister gaf te kennen dat men spoedig gelegenheid zou hebben om met de nieuwe minis ters kennis te maken. De heer de Brauw was van meening dat de aftreding van den heer van Hall eene groolere beteekenis had dan van regeringszijde daaraan werd ge geven. In een constitutionelen zin was deze de zamensteller van het kabinet en de leider daarvan geweest, en de ervaring van het laatste jaar had doen uitkomenin hoever dit het geval geweest was. Bij diens aftreding was het dus de vraag, welke de politiek van de aangebleven ministers was; was die dezelfde van den afgetreden minister-president, dan kon hij in het bewind geen vertrouwen stellen. De heer Betz beantwoordde den minister omtrent drie punten; namelijk de beteekenis die aan de tegenwoordigheid van den heer van Hall in het bewind moest gegeven worden, de homogeneïteit, en de omstandigheid dat de minister in de behandeling dezer zaak den koning, die ten deze beslissen moest, betrokken had. De minister deed uitkomen dalals in en buiten de kamer het voorzitter schap van den heer van Hall als eene zaak van politieke beteekenis was aangezien, men daaromtrent in eene dwaling had verkeerd; den koning had hij iu deze zaak niet willen betrekken, maar alleen het praerogatief der Kroon verdedigd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1861 | | pagina 1