zoo weldadige onderneming van den eigenaar, den liecr inr. J. E. Banck, is in den afgeloopen zomer naar wensch en met voorspoed ten einde gebragt. Reeds is de dijk van de westelijke tot aan de oostelijke duinen tot de ver- eisclitc hoogte gelegd. Thans is een aanvang gemaakt met het bekrammen van den dijk. Deze vordert van dag tot dag en zal insgelijks tegen den ge- slelden termijn', het midden van de volgende maand, afgedaan kunnen zijn. Diep wordt hier de grootc verpligting gevoeldwelke men heeft aan den tcgenwoordigen eigenaar van Schiermonnikoog. Hij heeft, door den kost baren dijk te doen leggen, getoond, dal het zijn doel is voor het algemeen belang op de beste wijze te zorgen. De II. C. deelt bet volgende mede: Een vreeselijk ongeluk had voor cenige dagen alhier plaats. De huishoudster van den heer N. en de min waren naast elkander bezig met strijken, toeu de japon der eerste vuur vatte. Zij bemerkte het eerst, toen de ligtc stof begon te vlammen. Beiden trachtten de viam te blusschen, maar de baleinen der krinolinc verhinder den dit. In angst vliegt de min naar het kind, en de jufvrouw gillende den trap af door den gang. De heer des huizes schiet loc, werpt haar op den grond, grijpt een karpet en heeft het geluk het vuur te smoren. Maar de ongelukkige, hoewel bij kennis en nog krachtig genoeg om den trap op te gaan, is twee dagen later na eene liefderijke verpleging in het diakoncssenbuis aan de gevolgen overleden. Tc Didam (Gelderland) schijnt, naar men meldt, in den nacht van Zondag op Maandag een aanslag op het leven van den jaglopziener gedaan te zijndoor middel van een schot met een geweer, dat met een kogel en hagel geladen was. Naar men vermoedtheeft men door het venster genoemden opziener trachten te treffendoch het schot is door de wieg gegaanzonder het kind te rakende vrouw des huizes bekwam eene ligte wonde aan de dijterwijl haar man ongedeerd bleef. Tc Zwolle is Vrijdag avond II. liet bedehuis der Israëlitische gemeente, uit eigene middelen aanzienlijk verbeterd en vergroot, plcgtig ingewijd. IK Frarikcl. opperrabbijn, hield daarbij eene rede over I Kon. VII: 21. In genoemde stad is Donderdag nacht brand ontstaan in de branderij van de lib. Visschcr en van Laer, en wel in den turf, die op de zolders lag, 90,000 lurven zijn verbrand; de branderjj en aanhoorigheden zijn met in spanning van krachten behouden gebleven. Hoewel het schrijven van brandbrieven in de kolonie Ommerschans eene niet ongewone zaak iskan het volgende een denkbeeld geven van de stoutmoedigheid der personen die zich daaraan schuldig maken. 3 jeugdige vrouwen zijn dezer dagen, wegens schriftelijke bedreiging van brandstich ting, gevangen genomen. Voor den kanlonregter te Ommen hebben zjj, naar men verneemt, niet alleen het haar ten laste gelegde feit erkend, maar ook staande gehouden dat zjj het plan ten uitvoer zullen brengen. Men is te Breda den vermoedelijken dader op het spoor gekomen van den diefstal van een aanzienlijke hoeveelheid goederen van den voormaligen minister van oorlog F. van Dambcnoy, die in bet rijks-arsenaal geborgen I waren. Door dc wakkerheid der politie aldaar is eene massa damast tafel goed teregt gekomen. Een kanonnier, in dat arsenaal werkzaam, in wiens randsel men een witgekleed heeft gevonden, schijnt van de misdaad niet onkundig. In het laatste nommer onzer Courant namen wij uit den Moniteur Beige de rede over. welke de hooglceraar dc Vries bij de onthulling van het standbeeld van Maerlant te Damme, den 9Jen September II., uitsprak. Het schijnt dat wij niet genoeg hebben doen uitkomen, dat die rede door ons uit het Fransch was vertaald, en velen, onzes ondanks, in den waan zijn gebragtdat zij in het door ons medegedeelde stuk de woorden zelve van den hoogleeraar lazen. Wij rekenen het en aan den hooglecraar en aan ons zclven verschuldigd Ic zijn het publiek uit dien waan te brengen, en meenen niet beter te kunnen doen dan hier de oorspronkelijke rede mede te deelenwaartoe ons dc bereidwilligheid van den spreker zeiven heeft in staat gesteld. «Welk een treffend schouwspel! Het Vlaamsche volk te zamen gestroomd, om hulde te brengen aan ecnen Vlaming uit den grijzen voortijdIs er hartverheffender aanblik, dan die eener natie in edele geestdrift ontvonkt, om den prijs van vereering en dankbaarheid te betalen aan een der groote mannen, die haar den weg der vrijheid en der verlichting hebben gewe zen? O rcglvaardigheid van het nageslacht, die aan de ware verdienste de kroon der cere niet onthoudt! Nu zes eeuwen geleden, woonde in deze veste een nederig burger. Zijn naam weergalmde niet op dc lippen zijner lijdgcnoolenals die van de groo'ten der aarde, wier schitterende krijgstro- peën met het bloed van duizenden waren besmet. Ilij leefde en werkte in stillen kring; hij beschouwde de wereld rondom zich; hij overdacht en be peinsde; hij vergaderde wijsheid, en schreef zijne leeringen neder in eenvou dige Vlaamsche taal. Zijne magt was geene andere dan die van het woord en de pen: eene magt, schijnbaar zoo gering in die dagen. Hij stierf, en zijne gedachtenis ging voorbij in den stroom der woelige jaren. De eeuwen vloden heen over zijn graf; en de tijd kwam, dat naauwelijks meer een enkele geleerde den naam van Maeriar.t kende: bij het volk was die naam spoorloos verdwenen. Maar zietuit de schuilhoeken der boekzalen komen oude perkamenten te voorschijn sedert lang in het stof bedolven en verge ten. Zij worden onderzocht en vergeleken, door Coster's kunst alomme verspreid, door de wetenschap toegelicht en met den helderen glans der ge schiedenis bestraald. Zij spreken als levende getuigen uit den nacht der tijden. Zij verkondigen luide, wie Jacob van Maerlant geweest is. Nu ver rijst hij voor ons oog, als de man, die uit den doodslaap der verdrukking de wedergeboorte van Vlaanderen heeft voorbereid; als de kampvechter voor het rijk der waarheiddie kennis en beschaving verbreiddedwaling en vooroordeel bestreed; als dc held, die, tegen den dubbelen overmoed der wereldlijke maglen en der schoolsche geleerdheid, dc regtcn van den menscli manmoedig handhaafde, en den geest bevrijdde, in beider knellende J banden gekluisterd; als dc banierdrager der vaderlandschc taal, die bt- greep, dat alle ontwikkeling van het Vlaamsche volk moest uitgaan van de Vlaamsche spraak; als de heraut, eindelijk, van die beginselen, die eerlang door Arieveldc in daden overgebragt, den roem van Vlaanderen in top verhieven en Europa met verbazing deden aanschouwenwat een vrij volk vermag. Jazulk een man is Jacob van Maerlant geweest. Zóó staat zijn beeld in zijne werken geteekend. Wèl u, die zijne nagedachtenis ver eert, gelijk het dankbare zonen betaamt! Daar staat hij, door de hand des kunstenaars in hecht graniet vereeuwigd, op het arduinen voetstuk verhe ven op dit hem welbekende marktplein van Dammete midden zijner ge- liefde Vlamingen. Hij ziet met welgevallen op u neder. Hij juicht, m hij Vlaanderen wedervindt, beschenen door de zon der geregtigheid, in den vollen zegen der burgervrijheid, in den vollen luister der verlichting door kennis en wetenschap, in vrede en welvaart en bloei en geluk. Dat zijn de vruchten van het zaad, door u, o Maerlant, gestrooid! De geest, van u uitgegaanis niet gestorven in den boezem van uw volk. Aan u brengt het nakroost hier openlijk hulde voor hetgeen gij in stille hebt gewrocht, Aan u verpandt het zijne trouwdat uw werk hier leven zalsterk en onvergankelijk als het arduin van dit voetstukals het graniet van dit beeld, Maar, bedrieg ik mij? of heeft het feest, dat wij heden vieren, nog een dieper zin, nog een schooner beteekenis? Is het een feest voor Vlaanderen alleen, of voor het geheele Nederland, voor het Noorden zoowel als het Zuiden? Ja, zoo is het. Want de groote Vlaming, dien wij hier vereeren behoort niet enkel aan u, Belgen; hij behoort ook aan ons, Bataven: hij behoort aan den Dietschen stam, waaruit wij allen ontsproten. Hij sprak de taaldie nog leeft en bloeit in ons aller hart. Zijne stem werd niet alleen gehoord aan de oevers der Schelde, maar weerklonk aan dc boorden van Maas eu Rijn. De beginselen, doorhem gepredikt, het zijn dezelfde waaraan Holland, niet minder dan Vlaanderen, zijnen roem en zijne groot heid had te danken. De geest, die zijne werken bezielt, straalt en tintelt op elk blad van het gedenkboek van Neèrlands letterkunde. Daarom wordt zijn naam ook ginds in cere gehoudenals die van den «Vader der Dietsche dichteren algader," en is hem ook ginds, in de uitgave zjjner geschriften een waardig gcdenkleeken gesticht. Daarom is dit feest een feest voor ge heel Nederland. Daarom heeft de Koninklijke Akademie der Wetenschappen, en de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, de aanzienlijke Instel ling, in het beroemde Leiden gevestigd, die nu bijna eene eeuw als getrouwe schutsvrouw de heiligste panden onzer nationaliteit bewaakte, niet willen ontbreken op dezen plegtigen dag. Zij hebben ons afgevaardigd, om hier tegenwoordig te zijn om met u deel te nemen aan de huldeonzen Maer lant gewijd. Ontvangt haren groet en haren dank, den groet en den dank uwer broeders uit het Noorden. Wij weten het, dat die verklaring u wel kom is. De magt der staatsstormen heeft ons van elkander gescheiden; maar dertig jaren zijn over die scheiding heengegaan, en «d'Oude veeten Zijn vergeten." Al wonen de broeders niet meer in e'c'n huis, eendragtig vervolgen zij hunnen weg. België en Noord-Nederland zijn meer dan ooit in trouwe vriendschap verbonden. Vlamingen en Hollanders maken zich op, om morgen reeds op nieuw een broederfeest te vieren. Welaan dan, van dien geest zij ook de plegtigheid van heden getuige en onderpand! Mei het oog op een grootsch verleden, vernieuwen wij het besluit, om gezamen lijk naar eene grootselic toekomst te streven. Aan den voet van het stand beeld van Maerlant heeft Vlaanderen aan Holland de hand gereiktHolland beantwoordt van harte dien handdruk, en eenparig verheffen wjj den kreet: «Leve de eendragt tusschen België en Nederland!" 's GRAVENHAGE 18 September. Bij besluit van 15 dezer heeft Z. M. goedgevonden 1°. te bepalen, dat met het dagelijksch toezigt op de spoorwegdiensten voorloopig belast wor den vijf spoorweg-ingenieurs, van welke twee toezigt zullen uitoefenen op de dienst van den Nederi. Rijnspoorweg, en de drie anderen, ieder op de dienst van elke der drie overige spoorweg-ondernemingenals e'én op die van den IIoll. ijzeren spoorweg, één op die van den Aken-Maasirichtschen spoorweg, en één op die van den Rolterdam-Antwerpschen spoorweg; 2', met 1 Oct. aanst. tot spoorweg-opziener te benoemenG. J. Janssenthans rijksopzigter van den waterstaat te Arnhem; M. J. van Duyl, eiviel-inge- nieur te Utrecht; A. J. Hendriks, te Westervoort, thans opzigter in dienst van de Nederi. Rijnspoorwegmaatschappij; J. G. Brouwer Starck, thans opzigter bij het stoomgemaal de Leeghwater; en J. C. Wencker, civiel- ingenieur te 's Gravenhage. Z. D. H. de hertog van Nassau heeft aan den generaal-majoor graaf van Lynden, eersten adjudant des konings, liet grootkruis der orde vaa Adolf van Nassau, en aan den heer van Vessum, adjunct-intendant van liet paleis te Amsterdamhet ridderkruis van Adolf van Nassau met de zwaarden geschonken. Van wege het ministerie van finanliën is bekend gemaakt, dat de in houd der kisten met pakkettenbehoorende tot de brievenmaal voor Ned. Indië en uit Europa verzonden in de tweede helft van April jl.welke uit de schipbreuk van de stoompakkclboot Malabar op de kust van Ceylon hei- ben kunnen worden geredbij de opening te Batavia is bevonden geheel te bestaan uit nieuwspapieren en gedrnkte stukkenwelke van hier langs den weg van Marseille waren verzonden; zoodat al de brieven, tot die verzen ding behoorendemitsgaders de geheele inhoud der pakkettenwelke den weg over Triëst en over Southampton hadden genomen, tot dusverre, ge acht moeten worden te zijn verloren gegaan. Bij beschikkingen van den minister van binnenl. zaken zijn de nage- noemde ingenieurs van den waterstaat, thans in verschillende districten werkzaam, met 1 October e. k. gesteld in algemeene dienst, als: de inge nieurs der lste ld. J. G. W. Fijnje en J. J. A. Waldorp, en de ingenieurs der 2(lc kl. N. T. Michaëlis en L. A. Rcuvens, en zijn deze ingenieurs met en benevens de ingenieurs in algemeene dienst J. L. Schnciter en G. van Diesen, bestemd om, onder de leiding der commissie, bij kon. besluit van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1860 | | pagina 2