iBer Telegraaf.
ARBEIDERSWONINGEN.
durende eene maand in de Hooglanden verblijf houden. Vervolgens begeeft
H. M. zich naar Berlijn en naar Coburg.
De regering heeft dezer dagen aan het lagerhuis magtiging gevraagd
om in den loop der eerstvolgende jaren 11 millioen te mogen aanwenden
tot verbetering van 's lands verdedigingswerken. Lord Palmerston heeft bij
die gelegenheid doen uitkomen, dat de regering daartoe werd gedrongen
met het oog op Engelands magtigen nabuurden keizer der Franschendie
thans 400,000 man marschvaardig heeft en die in de uitbreiding zijner ma
rine Engeland tracht voorbij te streven. Aan eenen vijandelijken inval tot
bemagtiging des lands of tot vermeestering der hoofdstad konmeende hij
niet gedacht wordenmaar wel aan eene landing met het doel om de
scheepswerven en tuighuizen te vernielen. Indien eene dergelijke onderne
ming mogt gelukken, zou Engeland aan de genade des vijands overgeleverd
zijn. De regering moest dus daartegen afdoende maatregelen nemen.
Prinses Victoria Goorammadochter van wijlen den ex-rajah van Coorg
en peet-dochter der koningin van Engelandis dezer dagen met kolonel
Campbell, van het Indisch leger, in het huwelijk geLreden.
In de laatste zitting van het internationaal congres voor de statistiek
is besloten het eerstvolgend congres te Berlijn te houden.
FKA1VHR1JH.
PAKIJS, 24 Jul ij.
De voorgenomene expeditie naar Syrië levert altijd nog moeijelijkhe-
den aan de regering op. Turkye is natuurlijk zeer tegen eene tusschen-
komst gestemd, maar ook de tegenstand van Engeland is moeijelijk te
overwinnen. Naar men zegt is het Engelsche kabinet op dit punt verdeeld
en zou de minderheid met lord Russell aan het hoofd aan Frankrijk de
hand vrij willen laten. De Times, die de meening des volks uitdrukt, ijvert
mede voor eene tusschenkomst.
De keizer zal zichnaar men beweertnoch door Turkye noch door En
geland van zijn voornemen laten afbrengen, maar zich ook in deze niet lot
ondoordachte daden laten vervoeren. Alvorens te besluiten zou hij de zaak
op nieuw aan de overige kabinetten van Europa hebben onderworpen. In
middels worden de toebereidselen voor de expeditie voorigezet, maar gcene
troepen ingescheept.
Volgens den Conslitutionnel zijn de berigten uit Syrië steeds bedroevend.
Te Damascus waren de Christenen nog in groot gevaar: want 10,000 Drusen
waren tegen de stad in aantogt. Eene tusschenkomst was dus hoog noodig.
Voorts zegt dit blad dat te dien aanzien tusschen Frankrijk en Engeland
volledige overeenstemming bestaatdat in overleg met de Engelsche regering
reeds de laatste maatregelen getroffen zijn en dat derhalve niets meer
aan het vertrek der expeditie in den weg staat.
ITALIË.
In het Napelsche gebied schijnen de zaken eene meer beslissende wen
ding aan te nemen. Koning Frans II deinst terug voor eene worsteling met
Garibaldi en heeft zijne troepen van het eiland Sardinië naar het vaste land
doen lerugkeeren. De koning schijnt van gevoelen te zijn dat hij zich daar
beter zal kunnen staande houden. De ondervinding heeft hem nu ook ge
leerd dat hij op de trouw zijner land- en zeemagt niet onbepaald moet
rekenen. Het is waarschijnlijk dat ook op het vasteland van Sicilië zich het
streven naar de Italiaansche eenheid niet minder krachtig zal openbaren dan
op het eiland en velen zien in de ontruiming van Messina slechts het voor
spel van den geheelen val der Bourbonsche dynastie. De toestand des konings
is liagchelijk, vooral nu men weet dat Garibaldi met eene krijgsmagt het
eiland Sicilië heeft verlaten.
De hoofden der oppositie te Napels, daartoe door de soldaten uitgetart,
hebben eene volksbeweging ten gunste van Garibaldi uitgelokt; zelfs vele
gematigde lieden namen daaraan deel. Men heeft ook weder een 10-tal
policie-agenten omgebragt.
Generaal Goyon zal op 5 Augustus Rome verlaten.
PARIJS, 20 Julij. De Conslitutionnel bevat een artikel van den heer
Graridgnillot, die den Times geluk wenscht met het artikel van gisteren,
dat hem voorkomt het gevoelen van Groot-Brittannië en de wezenlijke mee
ning van het kabinet uit te drukken. De onderneming, waartoe Frankrijk
zich sedert drie dagen met eenen zoo verwonderlijken spoed uitrust, moet
noodwendig plaats hebben. Men kan het vertrek onzer troepen als aanstaande
beschouwen. De rol van Frankrijk zal noch in eene bezetting, noch in eene
tusschenkomst bestaan: wij zullen onzen steun aar. Turkye geven, ten einde
het behulpzaam te zijn in bet onderdrukken der ongeregeldheden, die on
vermijdelijk den ondergang van het Otlomannische rijk zouden na zich sle
pen. De Oostersche quaestie, zoo als die zich nu voordoet, schijnt ons dus
toe niet vatbaar te zijn om Europa te verdeelenmaar integendeel om het
te vereenigen in de verdediging der belangen en beginselendie allen Chris-
ten-staten dezelfde verpligtingcri opleggen.
BERLIJN, 26 Julij. Er zijn geene bulletins omtrent den toestand van
prinses Victoria verschenen.
TÖPLITZ, 25 Julij. De prins-regent is ten 6 ure na den middag aange
komen. De keizer verwelkomde hem aan bet station van den spoorweg en
drukte hem de hand. De keizer droeg de Pruissische uniform en de orde
van den Adelaar; de prins-regent de Oostenrijksche uniform en de orde van
den II. Stephanns. Graaf Rechberg bevond zich niet aan het station.
LONDEN, 26 Julij. De Mom. Post heeft het berigt uit Parijs ontvan
gen dat de Sardinische regering er in toestemt om bij Garibaldi het voorstel
te ondersteunen tot het sluiten van eenen wapenstilstand van zes maanden
tusschen hem en den koning van Napels.
242slt Staats-Lioterij.
Trekking der Derde Klasse.
3de Trekking. N°. 17508 een prijs van ƒ2,000. N°. 9685 een prijs van 1,500.
Nos. 2952, 6029, 9161 en 18735 ieder een prijs van ƒ1,000.
4de N°. 5488 een prijs van ƒ25,000.
INGEZnVIIEX.
In de laatste jaren zijn de armbesturen direkt of indirekt er op bedacht
geweest om als praeventieven maatregel tegen armoede arbeiders- en armen-
woningen te doen bouwen. In onze stad bij de gereformeerde diakonie be
staat ook die toeleg en is door haar daartoe bereids hel plein in de Verwer-
straat Aangevraagd en door den gemeenteraad afgestaan.
In de voornaamste sleden van ons vaderland heeft men zulks met meerder
of minder goed gevolg beproefd. In sommige gemeenten worden aan de he-
hoeftigen eene vrije woning verschaft, in plaats van geldelijke bedeeling,
bestemd voor huishuur; in andere eene goede woning tegen geringen huur
prijs; in enkelen eindelijk is voor de arbeidende klasse, die slecht gehuis
vest wasen in den regel niet bedeeld wordteene naar zijne behoefte
geëvenredigde woning tegen eene billijke huur verkrijgbaar. Instellingen
uit diakoniën gevloeidof vereenigingen van pliilanthropischen aardhebben
naast de diakoniën of door onderlinge zamenwerking pogingen aangewend om
te voorzien in eene waarachtige behoefte van den nijveren werkman, die,
naar evenredigheid van de stuivers, die hij van zijn verdiend loon noodwen
dig besteden moet, om voor zich en zijn gezin eene inwoning te bekomen,
daarom zeer afhankelijk is van den huismeester, die door eigenbelang ge
dreven, hem niet altijd eene aangename verblijfplaats verstrekt.
Het voor en tegen over het stichten van zulke woningen, en welke in
stellingen hiertoe het meest bevoegd zijn, bespreken wij thans niet. Welligt
komen wij hier later zoo noodig op terug.
Zijdie hoog ingenomen zijn met philanthropische instellingen lot wering
van armoede, verheffen hunne stemmen, en zij zouden iedereen wel willen
beduiden, om met ben de handen aan het werk te slaan, tot bereiking van
het doel, dat zij beoogen.
De tegenstanders van dat gevoelen hangen een zwart tafereel op van die
armen-kolonisatie binnen den kom of omtrek eener gemeente. Zij noemen
die eene kweekplaats van onreinheidonzedelijkheid en van besmettelijke
ziekten.
De twijfelaars verwerpen niet zoo geheel de goede strekking, maar zij
vinden het ongeraden, dat daaraan zooveel geld wordt ten koste gelegd,
liet is voor de geldschieters eene slechte geldspeculatie en voor armbesturen
eene vernietiging van daaraan bestede kapitalen.
Over persoonlijke tegenwerking lot volvoering van elk goed plan gewa
gen wij niet, want alhoewel helaas het feit bestaat, wij verfoeijen hen en
hunne beweegredenen, en zij lijden doorgaans zeiven schipbreuk op de klip
penwaarheen zij anderen trachten te voeren.
Maar van waar die verschillende beoordeelingen over eene inrigting, die
bij eene oppervlakkige beschouwing niets anders dan heil en zegen moest
verspreiden? Het antwoord is dadelijk gereed. Dat verschil van gevoelen
is gegrond op de praktijk. Eene liefdadige instelling kan negatief goed, ja
zelfs positief kwaad te weeg brengen. Een armbestuur, als liefdadige in
stelling bij voorbeeldis goedhet bevordert positief goedwanneer het de
armoede lenigt, zieken helpt, zwakken, gebrekkigen en ouden ondersteunt
en verpleegd, maar niet minder wanneer hel armoede voorkomt. Het brengt
positief kwaad te weeg, wanneer het den luijaard voedt, den onzedelijken
helpt en den ongodsdienstigen verzorgt, zonder op hunne verbetering te letten.
Wij leven, Gode zij dank! in eenen gelukkigen tijd, nu men de waardij
van den liefdadige niet meer bepaalt naar zjjne groote geldelijke offers, of
van den armverzorger naar den maatstaf van zijne groote vrijgevigheid in
het werk der stoffelijke bedeeling. Hel wordt althans den laatsten lot eere
toegerekend, wanneer hij middelen aanwendt, om het getal der armen te
verminderen door inkrimping van bedeeling, door werkverschaffing en door
opbeuring der mindere klasse uit den dikwerf gewaanden armen-loestaiid.
Hij wordt niet meer gegispt omdat hij zich met het onderwijs der jeugd
inlaat, en omdat hij tracht in het opkomend geslacht de beginselen der
armoede tegen te gaan, door de jeugd te leeren lezen, en door haar te doen
denken wat zij is en wat zij worden kan.
Even zoo als de liefdadige in dezen tijd overtuigd is geworden, dat hij,
door zijn geld aan de armen te schenken, zijne ziel niet kan zaligmaken,
evenzoo is de armverzorger verzekerd dat hijdoor ruime stoffelijke bedee
ling quasi-goede werken zou verrigtenwaardoor hij den Hemel kan
beërven. Dit bekrompen denkbeeld behoort gelukkig tot de vorige eeuwen.
Maar niettemin leeft de weldadige en de uitdeeler der weldadigheid ook
in een moeijelijk tjjdvak, omdat zijne rigting getoetst wordt, eenerzijds
door een verkeerd begrip van armenzorg, anderzijds door de mannen van
volks- en staatshuishoudkunde, in verband met de vrije constitulioneelc be
ginselen eener natie. Telkens ontmoet de armverzorger hen, elke ontmoeting
geeft strijd. De armverzorger heeft nog eene hoogere constitutie, en bij het
besef en de waardering van de burgerlijke vrijheid, zoo kan en moet hij,
bij de behoeftige klasse op hel geestelijk gebied, eene absolute vrijheid be
perken en beteugelen. En hier geldt ook de geestelijke census. Is het j
wonder, dat er hier strijd bestaat, en toch is die gezegend en zal zeker
tot heerlijke uitkomsten leiden.
Doch wij komen op de arbeiderswoningen terug. Schrijver dezes is ook
hoog ingenomen met de stichting van zulke woningen, en wel om te voor
zien in de drieledige behoefte, in den aanhef van dit artikel vermeld. Maar
zulks moet met verstand en met overleg geschieden. Men moet om het e'éne
te willen, het andere niet buitensluiten. De hulpverschaffing moet in over
eenstemming gebragt worden met de omstandigheden. Ik ben er bij voor
beeld bepaald tegen om uitsluitend amen-woningen te stichten. Men moet
geene armen maken en ze bijeenverzamelen in eene kolonie. Er moeten
eigenlijk gezegd geene volstrekte armen zijn. Wie is volstrekt arm?...
Hij die stoffelijk en zedelijk verwaarloosd is. Dat denkbeeld van arm te zijn
en te heelen moet bij de mindere klasse onderdrukt en weggenomen worden.
Zij moet opgewekt worden uit den ellendigen en vadsigen toestand van lediggang
en zedeloosheid, en worden opgebeurd tot een innig besef en waardering
van haar maatschappelijk bestaan. Daartoe draagt o. a. niet weinig bij eene
geschikte woning, ruim gebouwd, van een goed uitwendig aanzien, en in
wendig naar de behoefte van zijn gezin ingerigt. Woningen op eene ruime
plaats gebouwdniet ineengedrongen of door enge poorten of stegen om
sloten; woningen voorzien van behoorlijke ventilatie, aan licht en lucht
blootgesteld, worden door den werkman, na volbragtcn arbeid, telkens
vrolijk binnengetreden. Hij heeft zijne eigenaardige menage ook gaarne zoo
bekoorlijk mogelijk ingerigt. In een somber, vuil, beroet en zwart berookt
huis verliest de huismoeder den moed lot opknappen en tot bevordering van
reinheid. Hare moeite daaraan besteed is doelloos. De huisvader komt met
tegenzin in zulk eene afzigtelijke woning, meestal met lekke gooten, ge
broken ruitenopen daken en niet zelden met onbevloerde vertrekken. Het
is geen wonder, dat hij na zijn sober middag- en avondmaal dat huis zoo
spoedig maar mogelijk verwisselt met de naast bijgelegene herberg. De
slechte huisvesting wordt daardoor voor den nijveren werkman een middel
om het zunr gewonnen geld niet in den kring zijner familie te besteden,
en tevens een bron van uithuizigheidverteeringdronkenschap en allerlei
zedeloosheid. Eene goede woning bevordert dat familie-leven, maakt denman