nemend resident Verspyck. De kolonel Andresen heeft op 7 Nov. zijne waardigheid van gouvernements-commissaris en op den 8stc" die van kom- mandanl der troepen in de zuid- en ooster-afdeeling van Borneo overgedragen. Men beweert dat kolonel Andresen niet ongevoelig is over zijne eervolle ont heffing en zich zal reglvaardigen ten aanzien der beschuldigingen die tegen hem zijn ingebragt. Omtrent den staat van zaken in Boni verneemt men dat deBoniërs langs de geheele kust van Sindjai een zwaren aarden wal hebben opgeworpen en hunne goederen en vee naar het gebergte voeren; zij willen trachten onze troepen te vermoeijen tot het invallen van den regenmoussondie de operation in hel veld weder onmogelijk maken zou. Men denkt echter, dat de generaal een aanval zal doen met de nieuwe expeditie van Badjoa uit, en met de troependie zich op de westkust van Celebes bevindenover hel ge bergte naar Soepa, ten einde de zaak met een enkelen slag tot beslissing te brengen. Een Europeesch artillerist, die wegens ziekte bij het optrekken van het detachement, waartoe hij behoorde, naar de zuiderdislrictenin de kampong Bonto Nompa (Goa) onder de hoede van het dorpshoofd was achter geble ven, is, na in ijlenden toestand aan zijne bewakers ontsnapt te zijn, door vier Goarezen vermoord. De koning van Goa heeft onmiddelijk de daders doen opsporen en ter dood brengen. INfEEZOINRElï. mcentekas lijden. Om alle deze redenen en nog vele andere zou het in het belang van den koopman, van den kuiper, van den verbruiker en zelfs in dat van den boer zijn, wanneer het vorige reglement, dat in alle deelen zoo gunstig op den boterhandel werkte, weder van kracht cn toepassing werd verklaard. Hierdoor zouden vele misbruiken worden vóórgekomen, en in ieder opzigt zou er de boterhandeldie voor onze stad en provincie van zooveel gewigt is, allezins door gebaat worden. Leiden, Januarij 1860. N. N. Geen regeringsmaatregel treft doel tenzij de openbare geest er mede instemt: dit is de aanvang van een stuk, in de Leydsche Courant van lieden ingezonden, naar aanleiding waarvan wij onze gedachten wenschen mede te deelen. liet hierboven aangevoerde is zeer waar, maar daarom moet eene rege ring ook hare maatregelen zóó nemendat zij met den openbaren geest des volks overeenstemmen, althans er niet mede in strijd zijn, en niet tegen den volksgeest aan maatregelen invoeren en doordrijven. YVij zijn over tuigd dat er iels aan een maatregel hapert, zoodra de openbare geest c-r niet mede instemt; want hoewel wij niet in alles de spreuk van Vox po- puli vox Dei willen huldigen, zoo zal men toch mogen aannemen, dat het volk (natuurlijk zij die een onbevangen oordeel over eenige zaak kun- nen uitbrengen) beter dan eenige geleerde theorie-mannen zal voelendat maatregelen tot zijn wezenlijk heil genomen moeten worden cn als bij instinkt die afkeuren, welke het algemecne heil niet bevorderlijk zijn. Zulke regeringsmaatregelen dus, wier nuttigheid aan het volk moet worden j betoogd, die hel moeten worden aangepreekt en smakelijk gemaakt, be schouwen wij als opgedrongen kost, waarin het volk geen trek heeft. Er wordt tegenwoordig b. v. veel gesproken over statistiek en dat hare beoefening voor de volkswelvaart noodigja, onmisbaar is; wij zullen het niet betwisten, althans het eerste niet, maar dientengevolge wordt er thans ook veel geschermd met cijfers, 1111 laatstelijk weder met het getal inwo ners des rijks. Maar hoe groot zal het cijfer zijn der kosten, die deze telling heeft veroorzaakt, als het ten minste ooit bekend wordt? Zijn die gelden productief dan wel inproductief uitgegeven Is de volkswelvaart door deze uitgaaf gebaat, of zoude die groote som nuttiger hebben kunnen zijn besteed? Vragen, die wij ons zeiven deden en 1111 aan onze landge- nooten ter overweging geven. Het zielental in eene gemeente en zoo vele andere opgaven van publick belang gelooven wij genoegzaam bekend door de jaarljjksche statendie volgens art. 182 der Gemeente-wet aan hh. gedeputeerden moeten worden overgelegd. Zijn die verslagen onvoldoende, slordig of onvolledig, dau zijn voorzeker de aanzienlijke kosten te bejammeren, die er aan worden be steed, en is hel der regering aanbevolen te zorgen, dat deze vollediger cn naar den geest der Gemeente-wet worden opgemaakt, in plaats van door eene kostbare commissie voor de statistiek de nalatige gemeentebesturen te gemoet te komen. De verschillende gemeenten kunnen gemakkelijker cn goedkooper hare statistieke opgaven en tabellen openbaar maken dan wel eene, uit vele personen zamengestelde en kostbare, rijks-commissie voor de statistiek en de in vele provinciën in verband met dezelve opgerigle bureaux. Zoude het niet beter zijn aan belanghebbenden de zorg hunner belangen meer over te laten of hebben deze door middel der wetenschap den leiband der regering steeds noodig Aan de verschillende corporatiënin ons land bestaande en van wege de regering aangesteld of erkend, late men het over hare statistieke opgaven te verzamelen en mede te deelen; wij houden ons verzekerd, dal deze met meer zorg, met grootere naauwkeurigheid en vooral met minder kosten en omslag zullen worden opgemaakt. Dat hel cijfer der bevolking in aanmerking wordt genomen bij de regeling van hel stelsel der rijks- en plaatselijke belasting is in onze oogen eene fictie; immers het is er verre af (en dit geldt 0. a. vooral van Leyden), dat met het toenemen der bevolking de welvaart steeds gelijken tred houdt. Wij achten het eene groote onbillijkheiddat men op hel zielental Iet voor het patentregt, zonder dal de vermeerderde welvaart gebleken is, en dat de neringdoende zijn patent verhoogd moet zien, dewijl de plaats zijner inwo ning met een duizendtal zielen is vermeerderd; zijne zaak toch verbeterde niet door het ontstaan van meerdere neringen buiten de zijne, een natuurlijk gevolg der vermeerderde bevolkingterwijl er van regeringswege niet mag worden uitgemaakt, hoe groot het aantal bakkers, slagers enz. wezen zal. Wij willen hier niet spreken over het eveneens met de bevolking toenemen van het getal onzer volksvertegenwoordigers in de tweede kamer, een getal, dat nu reeds tot72 hoofden geklommen is, terwijl het in 1848 nog maar 39 was, en alzoo in ruim tien jaren tijds met 33 is toegenomen. Wij welen niet of het Nederlandsche volk zich ook over die toeneming te verheugen heeftmaar komen er voor uit dat wij voor ons niet zonder angst eene vergadering als een sneeuwbal met de vermeerderende bevolking zien aan- groeijen en daarbij soms denken aan het spreekwoord veel hoofden veel zinnen. Thans evenwel genoeg over deze zaakwaarop onze landgenooten niet ge noeg hunne aandacht kunnen gevestigd houden. L, 9 Januarij 1860. s. 2£©slc &taats-!Loterij. Trekking der Vijfde Klasse. llde Trekking. N°. 490 een prijs van ƒ2,000. Nos. 1951948110309 en 19473 ieder een prijs van ƒ1,000. A» VERTEBITIESI Voor de vele bewijzen van deelneming betoond bij het overlijden van mijne geliefde Echtgcnoole, betuig ik, ook namens mijne Familie, mijnen hartelijken dank. Leiden, 12 Januarij 1360. D. 11. R. van GELDER. Voor de vele bewijzen van deelneming, mij betoond bij de ziekte en liet overlijden van mijne geliefde Dochter, betuig ik mijnen hartelijken dank. Leyden, 14 Januarij 1860. P. van DUUREN Sr. LBYaJiSCHE SCHOUWBURG. KONINKLIJKE IIOLLANDSCHE TOONEELISTENonder Directie van BKEEDÉ VALOI8. MAANDAG 16 Januarij 1860. (N°. 5 van '1 Abonnement). De Roman van een' armen Edelmanberoemd Tooneelspel in 7 Tafereelen naar het Fransch, [le Roman d'un jeune homme pauvrevan Octave Fedillet, door B. L. (Nooit alhier vertoond.) Aanvang ten half zeven ure. Allen die iets te vorderen moglen hebben van wijlen den lieer G. J. van OORSCHOT, in leven Student in de Theologie te Leiden, en aldaar over leden den 17Jcn November 1859, gelieven daarvan opgave te doen aan zijnen ondergcleekendcn Voogd, te Ginneken, bij Breda. Ginneken, 12 Januarij 1860. G. RAMAKERS. Door deze hebben wij de eer kennis te geven, dat met 1° Januarij 1860 de firma de WED. J. KONING opgehouden heeft te beslaan, cn vervangen zal worden door J. J. KONING CIE, zullende de ondcrlcekening dezer Firma alleen geschieden door J. J. KONING. LEYDERDoKr, 13 Januarij 1860. J. J. KONING CIE. Het mag van algemeene bekendheid geacht worden, op welke wijze aan de Stadswaag alhier de ter markt gebragte en verkochte boter wordt ge wogen. De tarra voor de vaten wordt daarbij gerekend als volgt: voor 1/4 vat op 10 Ned. 1/8 val op 5 Ned. en 1/16 vat op 2j Ned. <ffi, en dit is gegrond op het vroegere reglement nopens de botervaten, volgens hetwelk deze niet meer dan bovenstaand gewigt mogten dragen. Sedert echter dit reglement builen werking is gesteld en er derhalve geene bepa ling meer beslaat, hoe zwaar de vaten mogen zijn, waarin men de boter ter markt brengt, bezigt men echter nog altijd dezelfde wijze van wegen en trekt men dezelfde tarra van het brulogewigt der boter af. Nu brengt natuurlijk het belang van den boer mede, dat hij steeds de zwaarste vaten, die hij vinden kan, uitzoekt, om de boter in te leggen. Vroeger kon hij die óf niet, óf althans moeijelijk vinden, daar het bestaande reglement geene tonnen toeliet, die zwaarder waren dan het hierboven opgegeven gewigt; thans echter kan hij tonnen gebruiken zooals hij slechts ver kiest, en het noodzakelijk gevolg is, dat de koopcr nu dikwijls 1 a 2 Ned. ffi boter betaalt en daarvoor eigenlijk hout ontvangt. Wordt zulk een ton boter bij kleine hoeveelheden uit den winkel uitverkocht, dan heeft de winkelier de schade; zendt hij dezelve echter naar een zijner klanten, dan is het in diens nadeel. Die schade is niet zoo gering als oppervlakkig schijnt; bij den hoogen stand der bolerprijzendie wij in de laatste jaren gehad hebben, kan men veilig den middenprijs op ƒ1.10 per Ned.® stellen, en neemt men nu het debiet van boter door winkeliers, en het groole ge bruik daarvan door koks, logementhouders en ook in groole huisgezinnen, door een ieder die de boter bij de ton inslaat, in aanmerking, dan kan het verlies, dat men door de genoemde handelwijze lijdt, aanmerkelijk worden. Om zicbzelven cn anderen voor deze schade te vrijwarenzou ik thans geen beter middel kennen, (hoezeer ik weet dat er zeer vele be zwaren aan verbonden zijn) dan dat de koopers er hunne eigene vaten op nahieldendeze vóóraf wogenom ze dan aan de boeren ter vulling te geven. Hierbij konden zij dan tevens letten op de hoedanigheid van het hout en op de reinheid der vaten, iets, hetwelk van het grootste belang is voor de qualiteit der boter, en waaromtrent thans ook niet het minste loe- zigt bestaat. Werd genoemde maatregel, die voor de bolerkoopers hier ter stede niet ondoenlijk isdoor hen in het werk gestelddan zouden zij echter ook verpligt zijn hunne boter bij zich aan huis te wegen, aange zien zij dan alleen de juiste tarra voor de vaten konden aftrekken hetwelk, zooals hierboven aangetoond is, aan de waag thans niet geschieden kan. Het gevolg zou wezen dat de opbrengst der vveegloonen voor den pachter aanmerkelijk minder werd, en ten slotte zou hierdoor wederom de ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1860 | | pagina 3