LEYDSCHE COURANT. BUITENGEWONE 1859. «B§8«. bfü/ MAANDAG 19 SEPTEMBER. PER TELEGRAAF. .STA TEN-GENERA AL. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt uit Zaturdag Avond. r ïv- De Prijs der Courant is f 12 in het jaar; de afzonderlijke Nommers worden tegen 10 Centen afgegeven 's GRAVENHAGE, 19 September. OPENING DER GEWONE VERGADERING VAN 1859-1860. Vereenigdc zitting der beide hamersvan Maandag 19 September 1859. Nadat de leden der beide kamers zich achtereenvolgens in de vergaderzaal van de tweede kamer hadden vereenigdwordt tegen 12£ ure de vergade ring door den heer mr. J. A. Philipsc geopend, die door den heer griffier tier eerste kamer een besluit van Z. M. den koningden 15dcn dezer geno men, doet voorlezen, waarbij hij, mr. J. A. Philipse, benoemd wordt tot voorzitter der eerste kamer, gedurende de aanstaande zitting der stalen- generaal. De voorzitter alzoo, ingevolge art. 103 der grondwet, met het beleid der vereenigdc zitting belast zijnde, benoemt eene commissie van 18 leden der beide kamers, om Z. M. den koning en HH. K.K. HH. de prinsen van Oranje, Hendrik en Frederikbij hunne aankomst aan het gebouw der stalen-gencraalte ontvangen en in- en uitgeleide te doen. Ten een ure vervoegen zich hunne cxcellentiën de ministers, alsmede de heeren leden van den raad van state, in de vergaderzaal. Na een kort tijdsverloop, wordt de nadering van Z. H. den koning aan gekondigd die zichop de in het programma der opening omschreven wijze, naar het gebouw der staten-generaal begeven heeft. De koning, ter vergaderzaal binnengeleid, plaatst zich op den troon en houdt de navolgende aanspraak: Mijne Heeren! Hij het weder openen uwer gewone vergadering mag ik u de verzekering geven van mijne goede verslandhouding met de buitenlandsche mogendheden. Ik ontvang van alle regeringen betuigingen van vriendschap. Onze binnenlandschc aangelegenheden geven slof lol tevredenheid en hoop op vooruitgang. In de onderscheidene takken van het algemeen bestuur, in liet bestuur van gewesten en gemeenten heerscht ordegepaard aan de handhaving van de burgerlijke en godsdienstige vrijheden der ingezetenen. De middelendoor de wet mij verleend tot versterking onzer weer baarheid worden nuttig aangewend. Uwe gezindheid om daartoe mede te werken, de vaderlandsliefde van mijn volk, onlangs weder gebleken^in de bereidwillige opkomst der dienstpligtigenen de uitmuntende geest, dien zee- en landmagt bestendig doen blijken, geven mij het vaste vertrouwen, onder alle omstandigheden de onafhankelijkheid en het grondgebied des rijks te zullen kunnen bewaren. Op het gebied van kunsten en wetenschappen behoudt Nederland eervol zijne plaats. De landbouw, voorgelicht door wetenschap en ervaring, gaat voort nut tige verbeteringen in te voeren. Deze bron der nationale welvaart vloeit dit jaar niet zóó mild, als het uitzigt had doen hopen. Voor het gemis echter van een' buitengewonen oogst heeft overvloed van veevoeder eenige vergoeding geschonken. In weerwil van den nadeeligen invloed, dien iedere oorlog uitoefent, was de handel niet minder levendig en moglen ook andere takken van nijver heid zich in ruim vertier verheugen. Scheepsbouw en reederijen hebben nog te kampen met de bezwaren, die hunnen bloei en hunne uitbreiding ook in het vorig jaar tegenhielden. De opbrengst van 's lands gewone middelen is voldoende. De toestand der schatkist zal gelegenheid schenken om met kracht de hand te slaan aan de uitvoering van groote werken van algemeen nut. Be trekkelijk den aanleg van spoorwegen zuilen u onverwijld op nieuw voor stellen worden gedaan. Voor den aanleg van een korteren waterweg van de hoofdstad naar de Noordzee zal mede uwe toestemming tot het beschik ken over 's rijks geldmiddelen gevraagd worden. Door deze kostbare ondernemingen zullen zoo aanmerkelijke lasten op de toekomst gebragt worden, dat het raadzaam zijn zal aan de vroegere voornemens tot wijziging van het bestaande belastingstelsel, voor zooverre daaruit eene vermindering der gewone inkomsten van den staat zou voort vloeien, geen gevolg te geven; dan nadat de omvang bekend zal zijn der uitgavendie voor groote werken zullen worden gedaan. Inlusschen gedoogt de ruimte der in de schatkist beschikbare middelen met schulddelging voort te gaanop nieuw zal u daartoe een wets-ontwerp worden voorgelegd. Wanneer ik den hoogst bevredigenden toestand van 's lands geldmiddelen dankbaar erken, en overweeg, dal die grootendeels de vrucht is der voor- deelen, door de Oost-Indische bezittingen van het rijk opgeleverd, dan besef ik niet minder mijne roeping om den bloei en de verdere ontwik keling dier bezittingen te bevorderen. De offers, tot dat einde en tol handhaving van het gezag aldaar vereischt, worden met geen karige hand gebragt. Mogt dat gezag bedreigd wordendan reken ik niet alleen op mijne zee- en landmagt, die bij Djambi en lleteh haren moed en haar beleid zoo schitterend hebben aan den dag gelegd, maar ook op de vaderlandsliefde van het in Indië gevestigde deel van het Nederlandsche volk. De moord- looneelen van Banjermassing zullen niet ongestraft blijven, en de onderwer ping van Boni zal met kracht worden voortgezet. In de West-Indische koloniën heerschen rust en orde. Het onderzoek van het wels-voorslel lot afschaffing der slavernij aldaar heeft in uvve vorige zitting lot geene afdoening mogen leiden. Eerlang zal een gewijzigd ont werp aan uwe beraadslagingen worden onderworpen. Uwe werkzaamhedenmijne heerenzullen weder menigvuldig zijn. Nieuwe wets-ontwerpen zullen aan uw onderzoek worden voorgestelden de gelegenheid zal tl gegeven worden de behandeling te hervatten van an dere, wier afdoening de tijd in uwe vorige zitting niet heeft toegelaten. Moge de taak, die u wacht, door u voleindigd worden onder den zegen van den Almagtige, bij het behoud van rust en vrede, tot heil van het vaderland Ik verklaar de gewone vergadering van de staten-generaal te zijn geopend. Na het houden van deze aanspraak, verlaat de koning de vergaderzaal. De vereenigde zitting der kamers wordt daarna gesloten. Z. M. en HH. KK. HH. de prinsen van Oranje, Hendrik en Frederik keeren, even als bij het komen, onder het gejuich der zeer talrijke, zoo wel uit deze residentie als van elders zamengevloeide menigte, naar het paleis terug. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1859 | | pagina 1