's GRAVEN»AGE, 14 Jnlij.
Tol kanlonrcgler te Geldermalscn is benoemd mr. E. Tielenius Kruyl-
hoff, advocaat le Ticl.
L. M. lieeft goedgevonden te benoementot 2dcn luit. bij hel wapen
der infanterie: bij het lsle reg.C. P. van Pommeren, A. E. L. Wellan en
A. J. C. Domis; bjj het 2de reg., M. II. J. M. von Son; bij het 3de reg-,
W. Badon Ghybcn, J. A. Obreen en W. C. Jeltes; bij het 5dc reg., C. A.
de Jager, J. baron Taets van Amerongen, C. J. B. Sprengers, A. F. C.
Meijer en A. W. Heide; bij het 6d0 reg., F. L. Carre', H. van Dijk en
C. A. H. van Bart; bij het 7dc reg, G. H. Cool; tot 2dcn luit. bij het wa
pen der kavalerie: bij het lste reg. dragonders, A. baron van Dedem en
II. G. J. "Vöicker; bij het 2de reg. dragonders, jhr. P. Gevaerts en J. I.
Sprenger; bij het 5dc reg. dragonders, P. P. Everts, K. Zegers Veeckens,
jhr. G. J. E. de Pesters, W. G. L. de Vaynes van Brakell, jhr. F. A. de
Jong van Beek en Donk en W. F. baron Snouckacrl van Schanburg; tot
2den luit. bij het wapen der artillerie: bij het lst0 reg. vesting-artillerie, B.
Dutry van llaeflen, J. G. F. van lloutum, 11. A. Perk, A. Veen Valck,
W. C. T. Kuypcr, J. G. baron Tacts van Amerongen en J. A. Frieswijk;
bij het 2de reg. vesting-artillerie, A. L. \Y. Scyffardt, jhr. II. J. M. de
Casembrool, J. J. Meycn, jhr. A. D. J. Calkoen en jhr. W. P. Barnaart;
bij het 3de reg. vesting-artillerie, A. Kool, M. A. Kuylenbrouwer, L. M. C.
Rollin Conquerque, E. F. Jochim, jhr. W. C. Godin de Pesters, M. A.
Luyken Glashorsl en J. F. Diemer; lot 2dcn luit. hij het corps ingenieurs,
mineurs en sapcurs: II. T. Schalken, G. Polvliet en J. F. Klinkhamer; tot
2den luit. hij het leger in Oosl-Indië: bij het wapen der infanterie, F. II.
Albrecht en F. de Lannoy; bij het wapen der artillerie, S. P. van Kakum;
bij hel corps der genie en sapeurs, L. J. llcsner, C. Krabbe, J. Jarman
en L. A. Laurillard Fallot. Allen kadets herkomstig van de kon. militaire
akademie.
De officier van gezondheid der 3de kl.N. van Tervecnis bevorderd tol
officier van gezondheid der 2dc kl.
Bij kon. besluit van 9 dezer is aan den heer P. W. Bijnen, op ver
zoek, eervol ontslag verleend als landmeter der ls,c kl. bij het kadaster, en
is benoemd tot landmeter der ltle kl. bij hel kadaster, de heer A. G. Hes
sels, thans landmeter van de 2dc kl.
Bij kon. besluit van 9 dezer is aan den heer II. Bonman, emeritus
hoogleeraar aan de Utrechtsche hoogeschool, een pensioen verleend van
3283 'sjaars.
Z. K. H. prins Fredcrik heeft den baron L. de Wrede, kamerheer van
Z. M. den koning van Zweden en Noorwegen, in een bijzonder gehoor ont
vangen. Binnen eenige dagen wordt alhier een buitengewone gezant van
den nieuwen koning van Zweden en Noorwegen verwacht, ten einde het
officiële berigt aan het Ned. hof over te brengen van het overlijden van zijn
voorganger en van de oplreding van den nieuwen vorst.
De minister van binnenl. zaken zal op Zaturdag a. s. geen gehoor verleenen.
Gisteren heeft aan het ministerie van marine de aanbesteding plaats
gehad van houtwaren voor de marine-etablissementen le Amsterdam en aan
den Helder, waarvan de voornaamste aannemers zijn geworden de heeren
Doublet, Kost van der llans en van Gelder, te Amsterdam. Ditmaal zijn
deze leveringen voor lagere prijzen dan vroeger aangenomen.
Men verneemt uit Rijswijk; dat aldaar gisteren de opgraving heeft
plaats gehad van het lijk van mevrouw R.hetwelk aldaar sedert ongeveer
eene maand begraven was. Men vermoedtdat het daar ter plaatse loopende
gerucht van vegiftiging, door of op die dame gepleegd, aanleiding heeft ge
geven tot dezen maatregel en dat er aanvankelijk niets ontdekt is wat aan
dit vermoeden eenigen grond van zekerheid bijzet.
In de zitting van de prov. stalen van gisteren is ingekomen een ver
zoekschrift van ingezetenen van Gouda, waarin zij verzoeken dat de staten
door een adres den aanleg van een spoorweg tusschen Gouda en Schevcnin-
gen ondersteunen. Het voorstel van gcd. staten tot het verleenen van tege
moetkoming aan de besturen der gemeenten Rijnsburg, Voorhout, Nieuwveen
enz. in de kosten van ophouw of herstelling van schoollokalen werd aange
nomen. Ook werden aangenomen: 1°. hel ontwerp-tarief voor de heffing
van doorvaarlgelden ten behoeve van de provincie, door de schutsluis aan
de Gouwe, en 2°. het ontwerp-rcglemenl van politie op de vaart door die
sluis en brug. Aan het doofstommen-instituut le Rotterdam werd eene
buitengewone subsidie van ƒ3,500 verleend.
In de zitting van heden hebben de heeren Sikkel Groos, Ticbocl Siegen-
beek, Huyser, C. W. Hubrecht en Geraerds Thesingh een schriftelijk voorstel
gedaan, strekkende om hij de prov. begrooting voor 1860 even als het vorige
jaar eene toelage van ƒ500 toe te kennen voor de kweekschool voor onder
wijzers te Lcyden.
De heer Léon heeft rapport uilgebragt uit naam der commissie, in wier
handen werd gesteld het gewijzigd ontwerp besluit, betreffende de van kracht
zijnde prov. reglementen en verordeningen, tegen wier overtreding geldboete
of gevangenisstraf is bedreigd. 11e conclusie strekte om het voorstel van ged.
staten goed te keuren. De Heer Huyser heeft een amendement voorgesteld,
de strekking hebbende om het reglement op het vervaardigen keurenijken
herijken en gebruiken der botervaten in de provincie Zuidholland niet op le
nemen onder den staat der reglementenwelke zijn vervallen of niet meer
verbindend verklaardmaar onder dien der verordeningen welke voortdurend
van kracht zijn. Dit amendement met 58 tegen 4 stemmen verworpen
zijnde (voor de heeren: Tieboel Siegenbeek, Huyser, Jongkindt Coninck en
Sikkel Groos), is het ontwerp-bcsluit met algemeene (60) stemmen aangenomen.
De commissie der statenbelast met de behandeling van het vraagstuk
der spoorwegenheeft haar nader rapport opgemaakt en daarin de motiven
doen kennen, welke haar hebben bewogen, om aan de lijn van Gouda
naar Scheveningen verreweg de voorkeur le geven boven die van Leyden
naar Woerden. Zij acht de lijn van Scheveningen naar Gouda uit onder
scheidene oogpunten verre verkieslijk boven die van Woerden naar Leyden.
Tweede Kamer tier Staf en-Generaal.
Zitting van Woensdag 13 Julij.
In deze zitting heeft de heer van lloëvell de door hem aangekondigde
interpellatie gehouden betrekkelijk de uit Oost-Indië laatstelijk ontvangen
bcrigten, met betrekking tot de in Banjermassing ontstane onlusten en al
daar gepleegde gruwelen. Hij schetste in den aanvang zijner rede den toe
stand van den lndischen Archipel en de moeijelijkheden waarmede het In
dische bestuur, naar hij meende, door eigen toedoen, te worstelen had.
Men zou aldaar, gelijk hij opgaf, ongelukkig zijn in de keuze van ambte
naren, geroepen om gewigtige betrekkingen te bekleedenen handelingen
plegendie er toe leiden moesten om gebrek aan overeenstemming tusschen
den minister van koloniën en den gouverneur-generaal te doen ontstaan.
Als gevolg van den geest van ontevredenheid, die in die streken zich meer
en meer openbaarde, wees hij op de noodzakelijkheid waarin men zich in
den laatsten lijd bevonden had, om menigvuldige expeditiën uit te zenden
tot herstel van aangerand gezag. Meer bepaaldelijk behandelde hij die tegen
Boni gerigt, welker uitslag hij als geheel onvoldoende aanmerkte. Door
die rampzalige expeditie waren millioenen schals in honderden menschenlevens
opgeofferd. Het gebeurde te Banjermassing, dat aan 50 Europeanen met
vrouwen en kinderen het leven moet hebben gekost, ging hij in bijzonder
heden na, en vroeg of de opstand aldaar niet te voorkomen ware geweest,
of het plaatselijke bestuur vóór en bij den opstand zijn pligt had gedaan,
of de gouverneur-generaal niet builen den resident om aangaande het gevaar
gewaarschuwd was geweest. Het doel waarmede hij zijne interpellatie
deed, verklaarde hij, was tweeledig: vooreerst om te weten of de minister
de kamer gerust kon stellendoor haar te overtuigen dat de toestand in
Indië naar wensch was; ten tweede om, in het tegenovergestelde geval,
den minister aan te sporen alsdan tot het nemen van krachtige maatregelen
over te gaan.
De minister van koloniën zeide liet eerste deel der rede van den vorigen
spreker niet te zullen beantwoorden, als bevattende dit meer diens eigen
beschouwingen over het Indisch bestuur; willende hij echter door zijn stil
zwijgen niet geoordeeld worden de geuite meenir.gen over dal bestuur te
beamen. Zich bij het onderwerp der interpellatie bepalende, toonde de
ËNGELAS».
LONDEN, 12 Julij.
Lord Russell heeft in het lagerhuis kennis gegeven van het tcckenen
der vredes-prcliminairen door keizer Napoleon en den keizer van Oostenrijk.
Hij gaf daarbij de verzekering, dat keizer Napoleon geenc aanspraken maakt
op Savoye, noch op eenig ander grondgebied, ter uitbreiding der Fransche
grenzen.
minister aan, uat ae laatste gebeurtenissen in tndiö geen gevolg waren ge
weest van weifeling en gebrek aan veerkracht bij de regering, maar dat de
oorzaken daarvan hooger op te zoeken waren. De redenen waren vooral
de indruk van de voorvallen in Britsch-Indië op de bevolking in den lndi
schen Archipel; de moeijelijkheden ondervonden en nog ondervonden wor
dende bij de pogingen oni liet Nedcrlandsche gezag op de buitenbezittingen
uil te breiden; de toeneming van bedevaartgangers naar Mekka, die, lerug-
keerende, zich beijverden om onlusten aan te stoken. Over al de laatstelijk
ondernomen expeditiën tegen oproerige streken wilde de minister niet ge
wagen. Hij bepaalde zich bij die van Boni, welke door de handelingen dier
plaats noodtg was gevonden. Zelf gewenscht hebbende dat die nu geen plaats
gehad hadde, misbillijkte hij het gebeurde echter niet. De zaak was niet
als mislukt te beschouwen, daar twee hoofdplaatsen waren ingenomen, en
de vorstin genoodzaakt was geworden de wijk naar elders te nemen, verheu
gende het hem le kunnen berigten dat, naar hij vernomen had, zich ver
schijnselen hadden opgedaan, die mogten doen hopen dat toenadering van
de andere zijde gewenscht werd. Daar de staatkunde in Indië te volgen
vredelievend moet zijn, wenschte hij dat die hoop zich mogt verwezenlijken.
Omtrent de gebeurtenissen te Banjermassing deelde hij mede eerst heden
morgen de omstandige berigten le hebben ontvangen. De opstand was eens
klaps uitgebroken, en bleek uit uitgebreide vertakkingen te bestaan. De
oorzaken daarvan moeten gezocht worden1°. in de regeling der troonsop
volging van den laatsten Sultan, eene moeijelijke zaak in het algemeen, die
bij elke gelegenheid lot onlusten kan aanleiding geven. 2°. in de gods-
dienstdweeperij der teruggekeerde Mekkagangersdie in de onlusten de aan
voerders zijn geweest. Op deze laatsten moet vooral het oog gehouden
worden, zijnde daaromtrent maatregelen genomen, niet vatbaar om open
baar te maken maar dienende en reeds gediend hebbende tot leiddraad bij
zekere eventualiteiten.
Aangaande de slotvragen lot hem gerigt, merkte hjj op, dat hij de kamer
de geruststelling kon geven dat de regering waakte en handelde, maar dat
hij haar niet zoo volkomen gerust kon stellen ten aanzien van den geest
der bevolking op de buitenbezittingen, waarvoor men steeds op zijne hoede
moest wezenhetgeen het bestuur zich lot een pligt zou stellen niet uit
het oog te verliezen.
De heer Duymaer van Twist geloofde niet dal de invloed van liet gebeurde
in Brilsch Indie zoo groot was geweest, waarschuwde legen de gevolgen
eener te spoedige uitbreiding van het nederlandsch gezag, en gaf als zijne
meening te kennen dat de bedevaartgangers, waaromtrent hij zelf genood
zaakt was geweest, eene nieuwe verordening in le voeren, niet overal aan
stokers van onlusten waren. Ten aanzien van de onlusten le Banjermassing
trad hij in een aantal bijzonderhedendoor hem geput uit bij hem ontvan
gen particuliere geloofwaardige berigten. Volgens die tijdingen zou het
kwaad zijne oorzaak hebben in vroeger wanbesturenin moeijelijkheden
ontstaan bij den dood van den laatsten Sultan in hel gemis van overeen
stemming van den regerenden Sultan en den rijksbestierder enz., in de be
wegingen van een Mohammcdaanschcn geestdrijver, die zich tot taak gesteld
had de christenen uit te roeijenen wiens partij zich aansloot aan de aan
hangers van den tegenvvoordigen Sultan en hen die een ander wenschten
aangesteld te zien, welke allen zich eindelijk onverwachts tegen het Neder-
landsche gezag keerden, en daarbij zoo bedektelijk le werk gingen, dat
de autoriteiten en verdere aldaar gevestigde Europeanen in langen tijds niets
kwaads vermoedden.
Daar de ontvangen inlichtingen aan den heer van Hoëvel niet voldoende
voorkwamen, gaf hij den wensch le kennen om later, als de minister den
inhoud der ontvangen bcrigten en bijzonderheden zou kennenop de zaak
terug te komen.
Nadat de minister den heer Duymar van Twist te kennen had gegeven
dat hij dezen afschriften zou doen toekomen van stukken rakende het door
hem behandelde onderwerp, om daarvan gebruik te maken, werd de dis
cussie over deze interpellatie gesloten verklaard.
BUITENLANDSC1IE BERIGTEN.