Be minister van tlnantiën heeft eene som van 25 millioen tli. ter be schikking van den minister van oorlog gesteld. Men meent te weten, dat de regering ook voornemens is eene leening van 50 millioen th. te sluiten. Het bestaan van een verbond tusschen Rusland en Frankrijk wordt door onze dagbladen volgehouden en vindt algemeen geloof. Een der oudste bankiershuizen alhier, de firma W. en O.heeft zijne betalingen gestaakt; alleen ter beurze bedragen zijne schulden 180,000 th. OOSTENRIJK. WEENEN, 28 April. Men verwacht dat er spoedig eene buitengewone belasting, ten behoeve van den oorlog, zal worden uitgeschreven. Men meldt thans dat de bijeentrekking van een Russisch legercorps aan de grenzen van Gallicië buiten twijfel is. Rusland dwingt daardoor Oostenrijk om aan dien kant een observatie-corps te doen post vatten. Het legercorps van generaal Schliek, dat in Gallicië slaat, zal dus op nieuw versterkt moeten worden, want de beste regimenten van dat corps waren reeds in Februarij naar Lombardye gezonden. Graaf Carolyi, die met eene zending naar Petersburg is vertrokken, moet bij zijn eerste ontmoeting met vorst Gortschakoff de overtuiging hebben gekregen dat de Russische rege ring Oostenrijks staatkunde in Italië voor de rust van Europa gevaarlijk acht. De Oest. Corr. zegt dat de slinksche staatkunde van Piemont, welke door Frankrijk ondersteund wordt, thans door feilen aan het licht komt, dat de groothertog van Toscane heden zijii land verlaten en zich naar Bologna begeven heeft, waar zijn leger zich bij de revolutionairen aangeslo ten had, dat in Massa en Carrara een opstand uitgebarsten en een voor- loopig bewind ingesteld is, en dat alzoo Oostenrijk thans den degen trekt om voor de zaak der maatschappelijke orde in Europa te strijden. De berigten uit Galatz zijn hoogst treurig. De meeste Israëliten aldaar zijn gekwetst en hunne huizen uitgeplunderd. De troepen waren aanwezig. De Fransche consul en de officiereu der Fransche marine hebben aan de vlugtelingen schuilplaats verleend. INGEZONDElt. Dezer dagen vindt men in de Leydsche Courant eene reeks van artikelen over de Broodzetting. Hoe gemakkelijk ook de beantwoording zoude geval len zijn, is die niet geschied, om de eenvoudige reden, dat de schrijver niet heeft kunnen goedvinden zijne stukken te teekenen. De commissie uit de broodbakkers stelt er echter prijs op, dat het publiek op de hoogte der zaak blijve en bekend zij met de gedragslijn, die de commissie steeds in het regelen der broodzetting heeft gevolgd. Naar aanleiding van dien, laat zij het onderstaande hier volgen. Sedert eenige jaren werd het verbruik van tarwevoor een groot deel door tarwebloem verdrongen. Dit maakte dat de commissie van oordeel werd, dat zij bij de prijsbepaling van het brood zich niet alleen moest ba seeren op den prijs der tarwe, maar ook op dien der tarwebloem, aange zien dit dikwijls een zeer groot verschil oplevert, alleen bij deskundigen bekend. Hierdoor kon ligtelijk ontstaan, dat hare broodzetting hooger of lager werd dan die, welke weleer door het gemeentebestuur werd gegeven. De grondslag was geheel veranderd. De voormalige zetting, door het gemeentebestuur gegeven, was alleen op den prijs der tarwe gegrond, zijnde er destijds geen bloem bekend: de tegenwoordige zetting is niet alleen op den prijs der tarwe, maar ook op dien der tarwebloem gegrond, van waar het mogelijke verschil. Nu het gebruik van tarwebloem zoo algemeen is geworden, zou eene broodzetting, alleen gegrond op den prijs der tarwe, eene dwaasheid zijn. Hierdoor ver vallen dan ook van zelf alle becijferingen, die in bovengemelde artikelen voorkomen; als zijnde die op eenen grondslag gebouwd, die niet meer be staat. Immers die den prijs van het brood wil berekenen, moet niet vra gen, waar het brood in vorige jaren van werd bereid, maar waar het he den uit wordt zameiigestcld. Daar het echter door dien veranderden toestand voor de commissie allermoeijelijkst is geworden den prjjs aan te geven waarvoor goed en deugdzaam brood kan worden geleverd, zoo heeft zij goedgevonden, om voorlaan geene eigenlijk gezegde broodzetting meer uit te geven, en zich alzoo van alle prijsbepaling te onthouden. Wordt de prijs, waarvoor zij, die de commissie uilmaken, het brood verkoopen, ver hoogd of verlaagddan zal de commissie dit door middel dezer Courant aan hare begunstigers bekend maken en zulks ter voorkoming van mis leiding door kwalijkgezinde of onachtzame bedienden. De commissie vleit zich, door dezen maatregel te voegen bij de-overvloedige concurrentie, in deze gemeente aanwezig, alles te hebben gedaan, wat in hare magt is, om het brood zoo goedkoop mogelijk verkrijgbaar te stellen en alzoo alle reden van ontevredenheid, die mogt kunnen bestaan, te hebben weggenomen. Namens de Commissie H. C. VLEK. STABS-BERIGTEN. Beschrijving van het Patentregt en der Personele Belasting over het dienstjaar 1859 en 1860. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN doen te weten, naar aan leiding van een ontvangen beslait van den Staatsraad Commissaris des Konings in de provincie Zuidholland van den 8sten April jl.Provinciaalblad N®. 43, hou dende eenige bepalingen ten aanzien der beschrijving van het Patentregt over het dienstjaar 1859 en 1860, alsmede naar aanleiding vaneen gelijk besluit van dezelfde dagteekening, Provinciaalblad N". 42 betrekkelijk de beschrijving der Personele Belasting voor bet dienstjaar 1859 en 1860. Dat op den 2den Mei aanstaande een aanvang zal worden gemaakt met de be schrijving der Patentpligtigenbedoeld bij N®. 37—40 van tabel N°. 14, zijnde de Slijters, Tappers, Kroeg- en Koffijhuishouders, waarvoor de declaratoiren aan de huizen zullen worden rondgebragt, en na verloop van drie dagen, van wege den Ontvanger der Directe Belastingen, tegen recu worden afgehaald, en wordt ge- melden Patentpligtigen herinnerd de bepaling van art. 2 der Wet van den 24stcn April 1843 Staatsblad N°. 16), dat zij hun beroep niet mogen uitoefenen dan nadat zij de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1859 en 1860 hebben voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaar ten volle zal zijn aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de aclen van Patent aan hen zullen kunnen worden afgegeven. Dat zoodra mogelijk hunne aanslagbiljetten zul len worden bezorgd, de Patenten in gereedheid gebragt, en de tijd bekend ge maakt, waarop die zullen kunnen worden afgehaald. Dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel N®. 16 der AVct, van den 22slen April 1852 Staatsblad N°. 61), houdende wijzigingen en uitbreidingen van de Ordonnantie op het regt van patent, van den 21sle» Mei 1819 Staatsblad N®. 34), de tijd der uitgifte van de door de patentpligtigen in te vullen verklarin gen van aangifte, voor den jare 1859/60 wordt vastgesteld op den 9dc" Mei aanst., en dat de wederinzatneling legen riTddoor den Ontvanger of zijn gemagtigde getcekend, op den achtsten dag na de uitgifte zal geschieden. Dat de Registers der patentpligtigen, uiterlijk op den 31stcn Mei aanstaande zullen worden gesloten, en er na dien tijd volstrekt geene verklaringen zullen wor den aangenomen. Wordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd art. 18 der Wet op het regt van patent, van den 21stcn Mei 1819, inhoudende: »dal zij, die bij hét aanbieden »of bezorgen der verklaringen van aangifte, of ook bij het terughalen van die, nmogten zijn voorbijgegaan, zich niet mogen beroepen op een of ander begaan verzuim, »maar integendeel gehouden zijn om zorg Ie dragen, dat de bij de Wet gevorderde «aangiften, verklaringen en aanvragen, welke ter invulling aan het kantoor van den «Ontvanger der directe belastingen," (op de Breedestraat binnen deze Gemeente) ver- «krijgbaar zijn, door hen in persoon of door hunne gemagligdenbehoorlijk ingevuld, »op den daarbij bepaalden tijd, ter zeiver plaatse moeten worden ingediend." Alsmede aan art. 37 der gemelde Wet, houdende: »de aan het regt van Patent «onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot het doen der aangifte «bepaaldbevonden zullen worden zich nietof door valsche, onnaauwkeurige of «onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtingcn ten aanzien dier aan- «giflen te hebben gekweten, zullen telken reize, wanneer hun verzuim of ovcr- treding wordt ontdekt, vervallen in eene boete van niet minder dan 25, en niet «meerder dan 400 gulden." Dat, met betrekking tot de schippers, schuitenvoerders, enz., in de tabel N®. 16 der Wet van den 22slcn April 1852, Staatsblad N". 61), voorkomende, de eige naars, vaste huurders en andere vaste gebruikers van binnenvaartuigen, gehouden zijn, om zich van behoorlijk patent te voorzien. Dat, tot de door hen daartoe te doene schriftelijke aangiften, zal worden gevaceerd ter Secretarie alhier, van den 2dc" Mei aanst. tot uiterlijk den 14den daaraanvolgende, des voormiddags van 10 tot 1 ure, de Zondagen uitgezonderd, voor zoo verre dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangen; wordende zij tevens uitgenoodigd, om de meetbrieven hun ner vaartuigenmits niet ouder zijnde dan vijf jarenmede te brengen, en at die inlichtingen te geven, die van hen, betrekkelijk de vaartuigen, zullen worden gevorderd; terwijl er na den 1 !'!ni Mei voormeld, geene verklaringen meer worden aangenomen, en de gebrekigenbij ontdekking, zullen incurreren de boete, bepaald bij artikel 37 der Wet van den 21sten Mei 1819, hiervoren omschreven. Dat voorts alle patentpligtigen, bij tabel N®. 7 der Wet van den 16dc0 Junij 1832 bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke met kramen, stallen, tafels enz., hunne waren in herbergen, huizen, kamers of op openbare markten en ker missen uitstallen, mitsgaders de debitanten in loterijbriefjes, en alle handeldrijvende en als Kooplieden te belasten personen, welke hunne waren ten verkoop, hetzij in 't klein, hetzij in 't groot, te water of te lande met zich voeren, alsmede de onder nemers van openbare vermakelijkheden, in tabel N®. 15 genoemd, voor zoo verre alle die patentpligtigen in de algemeene beschrijving voor 1859 en 1860 zullen moeten worden begrepen, gehouden zullen zijn, zich gedurende de maand Mei, ter bekoming van hun palent, aan te melden ter Secretaire dezer Gemeente, des voormiddags van 10 tot 1 urede Zondagen uitgezonderdzullende er na dien tijd geene aanvragen meer worden aangenomen, behalve van de zoodanigen, die hun beroep of bedrijf na dien tijd aanvangen, en alzoo in de bijzondere beschrijvingen worden begrepen, welke gehouden zijn, zich dadelijk bij dien aanvang van patent te voorzien. Dat ook op den 9d™ Mei aanstaande, een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving der Belasting op het Personeel voor het dienstjaar 1859 en 1860. Zij, welke, bij het bezorgen der billettcn, of ook bij het terughalen van die, mogten zijn overgeslagen, mogen zich, in geen geval, beroepen op zoodanig verzuimmaar zijn integendeel gehouden om de vereischte en behoorlijk ingevulde verklaringen in te dienen ten Kantore des Ontvangers, alwaar do billettcn ter invul ling steeds verkrijgbaar zijn. Een ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne handteckening te bekrachtigen. Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijven, zal de Ontvanger of zijn gc- magtigde, des gevraagdde invulling in zijnen naamen zonder daarvoor eenige betaling te kunnen eischenverrigtcn, met vermelding der redenen waarom; en zal de aangifte door den Ontvanger of zijn gemagtigde, in tegenwoordigheid van een derden persoon en met en benevens dezeworden geteekendna voorafgaande voorlezing. De belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting op het personeel te doene aangiften, in het algemeen, bchooren in te leveren in die ge meenten, alwaar de belasting is verschuldigd. Dcnzulken, echter, wier belastings-woorwerpen naar de vier eerste grondslagen, alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere gemeente dan die, waarin zij hun verblijf hebben,zal het vrijstaan de aangifte voor allen, mits alsdan voor elke gemeente afzonderlijk, ter plaatste hunner woning of van hun verblijf te bewerkstelligen. Zoo wanneer paarden der vierde klasse door denzclfdcn belastingschuldige in verschillende gemeenten worden gehouden, zal hij in elk van deze, het aldaar ge houden wordende aantal behooren aan te geven. Eindelijk wordt den Ingezetenen verwittigd, dat tot tcgenschattcrs voor meerge noemde belasting zijn benoemd de navolgende personen, als: SIMÓN dü CROIX, PIETER van DUUP.EN, Jonior, JAN van L1TH, JuniorJOHANNES RIJK. PETRUS SAMWEL, ADR1ANUS VERHOOG. En zal deze door aanplakking en plaatsing in de Leydsche Cour. worden afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd Leyden 30 April 1859. J. C. BUCAILLE, Wcthr. 1°. Burgemeester. v. PUTTKAMMER, Secretaris. KERHN IE171VK, ROTTERDAM, 29 April. Door den kerkeraad der Ned. herv. gemeente Is tot predikant alhier beroepen d'. B. J. Adriani, pred. te Utrecht. Door den kerkeraad der evang.-luth. gemeente is als zoodanig beroepen ds. J. Stephanus, pred. te Kampen. ADVERTENTIEN OndertrouwdDr. 11. M. ADRIAANS en Breukelen28 April 1859. E. A. KENKEL. Ondertrouwd: FLORENT1US ABRAHAM VERSTER en Leiden, 29 April 1859. EVERDINA MARGARETI1A van KAATHOVEN. Men gelieve deze algemeene kennisgeving tevens als bijzondere aan te nemen. Voorspoedig bevallen van een ZOON J. M. OUDSHOORN SCUIIETLEN. Leyden 30 April 1859.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1859 | | pagina 3