BROODZETTING. ringen plaats gehad. De bevolking der stad heeft de Israëlieten vervolgd en de synagoge geplunderd. Het plaatselijk bestuur was niet in staat de oproerigen te beteugelen, zoodat troepen uit Braila ter hulp zijn gezonden. Als oorzaak wordt opgegeven dat men in de woning van een Israëliet bet Ipje van een kind, van Grieksche ouders, had gevonden. IAG KXO VI» KM. VI. 't Is niet te ontkennen: t slot van het laatste artikel had wel den schijn van cene uitdagingen gaf aanleiding om te denken aan het »lirez, messieurs!" waar aan niet is voldaan. Maar immers vroeger was als met e'én pennestreek de klagt, dal men over het algemeen duur brood eetter zijde gesteld, 't Is waar, men kan bijna overal teregtomdat het brood tot minder prijs verkrijgbaar is dan door de commissie tot regeling der broodzetting wordt bepaald, en zelfs bij de leden der commissie. Maar de meeste ingezetenen hechten aan de zetting- prijs eene hoogere waarde dan de commissie, omdat zij mcenen, dat daar voor alleen zuiver en deugdzaam brood te verkrijgen is en dat schijnbaar goedkooper brood werkelijk duurder is, omdat het misschien in hoedanig heid en gewigt verschilt. Naar de berekeningdie gemaakt is volgens de grondslagen der afgeschafte broodzetting, kunnen de ingezetenen eischen goed brood, onvermengd en tot het bepaald gewigt. Maar daarvoor wordt te veel betaaldomdat men over het algemeen eerbied en vertrouwen stelt in het gezag, dat nu de commissie uit de broodbakkersnering bekleedt en daarin aan I1H. burgemeester en wethouders is opgevolgd, evenwel zonder de waarborgendie het openbaar gezag onder de werking der broodzetting gaf. Toen was er een toezigt op het gewigt van elk brood, dat aan de zetting onderworpen was en, zoo aan het bepaald gewigt eene zekere hoe veelheid ontbrak, volgde toepassing der bedreigde straf. Nu ontbreekt dat toezigt en die strafbedreiging; ja, als men op elk brood van vijf oneen een of twee centen meer betaaltzal men wel krijgen wat men onder de wer king der broodzetting zonder die opoffering verkreeg, 't Is ook mogelijk, dat men de zetting van het brood voor de meer vermogende verbruikers wat hooger opvoert, om aan de minder vermogenden het brood tot goed kooper prijs te verschaffen, maar op die philanthropische maatregel is wel een en ander aan te merken. Hoe het ook zijde commissie uit de brood bakkers, die met de regeling der broodzetting is belast, kan niet anders dan van haar standpunt blijven beweren, dat voor goed en deugdzaam brood tot het bepaalde gewigt elk eerlijk bakker aanspraak heeft op den prijs door haar gesteld. Maar behalve de bestrijding van dit beweren op grond der onwederlegde berekening volgens grondslagendie dertig jaren lang zijn geëerbiedigd,geldt ook de gevolgtrekking, dat wie tot minder prijs verkoopt dan de commissie bepaalt, geen brood levert van behoorlijke hoe danigheid en gewigt, gelijk vereischt wordt. Op dien grond rust ook ons beweren, dat het roggebrood, waarvan de prijs volgens de gemaakte bere keningen niet verschilt, wordt geleverd, zoo als het vervaardigd is van een mud goede rogge, dat na de maling gestort wordt in de broodtrog, zonder eenige builing te hebben ondergaan en alzoo met al de roggebloem daarin aanwezig, van hoedanigheid gelijk aan dat door de armbakkerij voor be- deelingen wordt afgeleverd. Een punt is er nog, waarop aanmerking zou kunnen vallen,'tbetreft het bedrag der winst, die den bakker bij de broodzetting is toegekend. Het feit, dat dertig jaren lang dat bedrag is goedgekeurd, zonder dat eene verhooging is gevraagd, waartoe de weg geopend bleef, pleit reeds voor de billijkheid dier bepaling. Die winst kan naar de hoeveelheid verbruikte granen, waarvan brood is vervaardigd, voor al de bakkers worden berekend op ƒ67,500 en naar dienzelfden maatstaf is het even onbetwistbaar, dat het minimum van die winst voor bakkersdie het grootste debiet, hebben over een twintigtal berekend, mag worden geraamd van 800 lot 2500'sjaars Die maatstaf mag op onberispelijkheid bogenomdat de winst in verhou ding staat lot het debiet en men niet met grond kan beweren, dat bij min der debiet prijsverhooging of vermindering van het brood in gewigt en hoedanigheid een geschikt en geoorloofd middel zou zijn, om het debiet te zien toenemen. Eerlijk duurt het langst en wie deugdzaam brood en be hoorlijk gewigt tot een billijken prijs levertzal zich in zijne hoop op een goed debiet niet bedrogen vinden2). En nu is het de vraag, of de broodzetting kan worden aanbevolen in het belang der bakkersnering en der broodverbruikers en of hare wederinvoe ring geoorloofd zij? M. 1) Die berekening kan voor allen als een minimum worden beschouwd, omdat, behalve andere voordeelen uit den verkoop van brood van weelde, beschuit, klein brood, gebak enz., alleen gerekend is op de winst bij de broodzetting toegekend van elk mud graan, naar de hoeveelheid verbakken van 1 Mei 1857 tot 30 April 1858. Die winst is genomen van de voornaamste bakkers, zoodat men verkreeg voor eeny"2500een ƒ2000, een ƒ1800, een ƒ1700, twee/16Ü0twee ƒ1500, een ƒ1400, vier ƒ1300, twee f1200 twee ƒ1000, twee ƒ900, een ƒ800 enz. De overige bakkers hebben bij een geringer debiet ook mindere voordeeleneven als zij die aan broodslijters leveren. 2) Op de broodbakkersnering rust, gelijk op eiken tak van handel en nijverheid, een zware en onbillijke last. Het patenlregt treft haar bij uitzondering van vele ingezetenen als eene income-tax van de ergste soortwaarbij velen worden gepriviligeerd. Dit moet gereedelijk worden erkend. STADS - BËlllGTËH. VERGADERING van den Gemeenteraad van Leydcn, Donderdag den 28stcn April 1859, 's namiddags ten l£ ure. Onderwerpen: 1". Missive van Curatoren van het Stedelijk Gymnasium, betreffende den onderwijzer Dr. J. de Vlaam. 2°. Benoeming van 3 leden voor de commissie van plaatselijk geneeskundig loevoorzigt. 3°. Bedenkingen van den Minister van Binnenl. Zaken, op de voordragt tot heffing van bruggeld. 4°. Voorstel van het raadslid Mr. N. Sikkel Groos, omtrent liet gebruik der afkoopsom van 2 erfpachten. 5°. Adres van Jhr. W. J. C. Rammelman Elsevier, om continuatie der aan hem opgedragen commissie. 6°. Verzoek van de YVedc. Witmans om gemeentegrond. 7°. Verzoek van C. F. en F. van der Lindenom vergunning tot het leg gen van eene sloep. 8". Verzoek van C. Bronsgeest, tot het leggen van een meststaal. 9". Verzoek van Vrouwe de Wedc. Mp. G. P. van Outcren, om afschrij ving van plaatsel. dir. belasting, 1858. 10°. Verzoeken van Dr. E. van der Ven, D». P. Hoekema Kingma en Dr. H, van Hall, om teruggave of afschrijving van plaatsel. dir. belasting 1858. 11». Verzoek van Vrouwe Collot d'Escury, om afschrijving van plaatsel. dir. belasting 1858. 12». Verzoek van J. Jongeneel, om wijziging der in zake de plaatselijke directe belasting 1858 ten zijnen aanzien genomen beschikking. 13». Staat van af- en overschrijving en suppletoire begrooting van de dia conie der Nederd. Hervormde gemeente. 14». Voorwaarden tot verhuring der visscherij in de Vestgrachlen. 15°. Voorwaarden tot verpachting van het baggerwerk in de grachten bin nen de stad. 16». Voorwaarden van fabricagewerkenals .- tot het uitvoeren van eenige brugwerken; b. tot het schoonmaken en invoegen van gemetselde bruggen c. lot het verwen van eenige bruggen en brugleuningen; d. tot het opvoegen en repareren van gedeelten gemetselde wallen; e. tot het leggen van eenige kolkriolen met de noodige kolken; tot het leveren van eene nieuwe straaimakerschuit. g. tot het doen van herstellingen aan de kazerne-gebouwen. HER - IJ K. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN, gezien hebbende het be sluit van Gedeputeerde Stalen van Zuidholland, in dato den 15dcn February jl., n». 41, 2de afd. [Prov.-Bladn».21), betreffende den her-ijk der maten en gewigten in Zuidholland, en gelet op de voordragt van den Arrondissements-IJker alhier, van den 2de» dezer maand; herinneren bij deze den Ingezetenen dezer Gemeente hunne verpligting, tot het doen her-ijken van alle de bereids te voren geijkte lengte- en inhoudsmaten en gewigtenbenevens de bij de inhoudsmaten van drooge waren be- hoorende strijksels, waarmede dezeovereenkomstig art. 8 van Z. M. besluit van den 2lsten December 1822 [Staatsblad n». 54), moeten worden afgestreken. En worden zij ten dien einde opgeroepen ter bezorging der gemelde maten en gewigten, wel schoon gemaakt en gezuiverd, aan het Lokaal van den Ijk, in de Lange School steeg; znllende daartoe, tegen dadelijke betaling, worden gevaceerd: Voor Wijk I, op den 3 en 4 Mei. II, van den 5 tot den 7 Mei. UI, van den 9 tot den 12 Mei. IV, van den 13 tot den 19 Mei. V, van den 20 tot den 26 Mei. VI, van den 27 Mei tot den 6 Junij. VII, van den 7 tot den 17 Junij. VIII, van den 18 tot den 24 Junij. de Buitenwijk van den 25 tot den 30 Junij. met uilzondering echter van de goud- en zilversmids-benevens de apolhekers-, of medicinale-gewigten, voor welker her-ijking afzonderlijk zitting zal gehouden worden, te weten Voor de goud- en zilversmids-gewigten voor Wijk I, II, III en IV op den 26 April. V, VI, VII, VIII en de Buitenwijk, op den 27 April. Voor de medicinale-gewigten, voor Wijk I, II, III en IV, op den 28 April. V en VI, op den 29 en 30 April. VII, VIII en de Buitenwijk, op den 2 Mei. telken dage van des morgens 9 tot des namiddags 1 ure, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. En vermanen Eurgemeester en Wethouders voornoemd een iegelijk wien het aan gaat, om zich bovengemelde dagen ten nutte te maken, aangezien de termijn voor den her-ijk in dit jaar eindigt met den 30sten Junij aanstaande, en terstond na het eindigen van dezen termijn het gebruiken of voorhanden hebben van ongeijkte maten en gewigten, volgens Koninklijk besluit van den 30st™ Maart 1827 Staatsbln». 13), verboden en, behalve met verbeurdverklaring der maten en gewigten, strafbaar is met eene boete van tien tot honderd gulden. Wordende aan de belanghebbenden in het algemeen bij deze voorts herinnerd de Notificatie van Gedcp. Staten van Znidholland in dato 4 Augustus 1820, volgens welke de ijkpligtigheid zich uitstrekt tot alle handel- en neringdoende liedenfabriekeurs en ambachtslieden, die in hunnen handel of hun bedrijf, eenige maten of gewigten gebruiken, en de apothekers of medicijnbereiders in l.ct. bijzonder, aan art. 3 en 5 van Zr. Ms. besluit in dato 21 October 1819 Staatsbln». 52), bepalende hunne gehoudenheid tot het bezit van een vol stel gewigtenen medcverpligting tot den jaarlijkschen her-ijk daarvan, alsmede aan het Koninklijk besluit van den 5'1™ Fe- hrnarij 1826, n°. 153, volgens hetwelk de bij den eersten ijk gestempelde greingewigten, zonder die eene nadere stempeling te doen ondergaan, jaarlijks door den ijker moeten worden nagezien en onderzocht. En wordt wijders door deze ter kennis van de belanghebbenden gebragt, dat tot jaarletter gedurende 1859 voor den ijk der maten en gewigten bepaald is de letter JJ. En zal deze door aanplakking en door plaatsing in de Leydsche Courant worden afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Letden, 7 April 1859. D. TIEBOEL SIEGENBEEK, Burgemeester. v. PUTTKAMMER, Secretaris. ADVERTElfTIEN. Bevallen van eene DOCHTER U. II. C. de YASSY KIST. Leiden, 25 April 1859. De Ondergeteekende voelt zich met de zijnen gedrongen hartelijk dank te zeggen voor al de deelneming, hun dezer dagen bij het smartelijk verlies zoo buiten als binnen deze Stad betoond geworden. Leyden 23 April 1859. W. A. van HENGEL.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1859 | | pagina 3