Hel is echter eene ongelukkige omstandigheiddat de academie te Delft
eene partij-quaestie is geworden tusschen de voorstanders van de oude en
nieuwe koloniale politiek. Het onderwerp heeft hem ernstig bezig gehouden.
Reeds had hij een ontwerp, in den geest van den spreker, in gereedheid
gebragt, doch spoedig is het hem gebleken, dat het hier te zwak, daar
te streng was.
Zitting van Dingsdag 7 December.
De beraadslagingen over hoofdstuk V BinnenlZaken) werden ten einde
gebragt en het geheele hoofdstuk is daarna met afgemeene stemmen aange
nomen. (Uitvoerige berigteu over deze zitting zijn ons heden niet geworden.)
BUITENLANDSCHE BERIGTEN.
Ttceede Kamer der Stalen-Generaal.
Vervolg der Zitting van Zaturdag 4 December.
Op ondcrartikel 73 van afd. VI (verbetering der rivieren enz.) van hoofd
stuk V der staatsbegrooting voor 1859, heeft, behalve de heer Thorbecke,
ook de heer Delprat een amendement voorgesteld, namelijk om ook dit
artikel in twee deelen te splitsenwaarbij de uitgaaf voor het nieuwe ka
naal van Steenenhoek, ten bedrage van ƒ100,000, in een afzonderlijk arti
kel opgenomenen de som van onderartikel 73 met dat bedrag verminderd
en mitsdien gesteld zou worden op ƒ905,350. Beide amendementen werden
verworpenhel eerst voorgestelde met 40 tegen 18het tweede met 32 legen
26 stemmen, waarna het onderartikel 73 zelf onveranderd werd goedgekeurd.
De overige artikelen der genoemde afdeeling (7486) werden daarop ach
tereenvolgens goedgekeurd.
Zitting van Maandag 6 December.
In deze zitting komt in behandeling afd. VII (onderwijs) van lioofdst. V
BinnenlZaken). Onderscheidene sprekers voerden daarover het woord.
De heer Blaupot ten Cale drong aan op de wettelijke regeling van het mid
delbaar en hooger onderwijs, en ten opzigte van het lager onderwijs, op
de organisatie der kweekscholen en eene wettelijke regeling der kinderbe
waarscholen. De heer Hoekwater sprak over de Delftsche Academie,
welk punt echter nog uitvoeriger door den heer van Hoevell werd behan
deld. De ongunstige toestand der Delftsche Academie is, volgens laalslen spre
ker, eene klagt reeds voor 15 jaren door hem voor het eerst in hel midden
gebragt, en het antwoord der regering »dat eene hervorming een onder
werp is van overleg tusschen de depart, van koloniën en binnenl. zaken"
wordt jaarlijks ontvangen en is weinig bevredigend, want dit hangt af van
het meerdere of mindere vertrouwen hetwelk men aan het ministerie schenkt.
Dit ministerie heeft met blinkende letters in hare vaan geschreven: «gema
tigd liberaal;" dit zal niet beteekenenweinig liberaal, maar zuiver, echt
liberaal, met gematigdheid en voorzigtigheid. Welnu als men daaraan ge
trouw blijft, dan moet spoedig eene goede organisatie tot stand komen.
Daarna heeft hij in algemeene trekken uiteengezet wat, naar zijne meening,
in den tegenwoordigen stand van zaken moet geschieden. De heeren van
der Veen en Zylker drongen aan op eene spoedige uilvoering der wet, be
trekkelijk de opleiding van onderwijzers en de heer van Voorlhuyzen op
eene vrijgevige toepassing van art. 36 der onderwijs-wet. De heerWint-
gens sprak op nieuw over de Delftsche Academie. Volgens hem was die
inrigling altoos stiefmoederlijk behandeld en was zij steeds aan eene zware
bestrijding, zoowel in als buiten de kamer, blootgesteld. De heer Sloel
tot Oldhuis sloeg een blik op het schoolwezen om de aanvankelijke werking
der nieuwe wet op het schoolwezen te kunnen beoordeelen, en hij drukt
vooral op de langzame uitvoering der wet en den neteligen toestand der on
derwijzers. Deze spreker zeide o. a. dat hij de droevige ervaring heeft be
komen dat met de afschaffing der wet var. 1806 Nederland de schoonste
parel aan zijne kroon verloor. De heer Mackay wil niet aandringen op
de indiening eener voordragt tot regeling van het hooger onderwijs, maar
wenscht toch aan te sporen tot de afscheiding van den leerstoel voor de
Ned. taal en de geschiedenis. Ten opzigte van het lager onderwijs vertrouwt
bij dat de regering de regten der bijzondere scholen zal handhaven. De
heer Duymaer van Twist bespreekt mede de Delftsche Academie, en doet
zoowel hare goede als kwade eigenschappen uitkomen.
De minister van binnenlandsche zaken beantwoordt de verschillende spre
kers. Ten aanzien van de ontwerpen van wet nopens het hooger en mid
delbaar onderwijs, durft hij niet meer beloven, dan in de memorie van
beantw. is geschied. Hij gelooft dal men zal moeten toestemmen, dat hel
vervaardigen van wetsontwerpen eene moeijelijke taak is. Hij hoopt nog
in den loop van dit zittingjaar te zullen kunnen voordragen de ontwerpen
nopens het middelbaar onderwijs en de bewaarscholen. Wat betreft de
regeling van de zaak der kweekscholen erkent hij dat bij het opstellen
van de memorie van toelichting die zaak nog niet zeer gevorderd was. Hij
vleit zich echter, dat die regeling thans genoegzaam is voorbereid, dal zij
nog in dit, of in het begin van het volgend jaar zal tot stand komen. De
klagten van de werking der wet op het lager onderwijs, door het geëerde
lid uit Zwolle uiteengezet, zullen door hem in overweging worden geno
men, maar hij gelooft, dat de werking dier wet cenigen tijd zal moeten
worden nagegaanalvorens men op eene wijziging dier wel kunne aan
dringen. Door den geëerden spreker uit Arnhem is gewag gemaakt van den
leerstoel van de akademie te Leyden. Dat lid verlangdedat de leerstoel
voor de Nederlandsche taal en geschiedenis in tweëen werd gesplitst en dat
er een afzonderlijk hoogleeraar voor de geschiedenis van het vaderland zou
worden aangesteld. Dit is den minister ook wenschelijk voorgekomen, maai
bij is voor de verwezenlijking van dat denkbeeld teruggedeinsdomdat
daaruit eene verhooging van de begrooling zou ontstaan. Hij heeft heeren
curatoren daarover geraadpleegd en toen is het hem gebleken, dat de eerste
cn groolste behoefte bestond ten opzigte van de regtsgeleerdc faculteit,
waaromtrent men eene splitsing wilde doen plaats hebben. Mogt evenwel
een amendement in den geest van den bedoelden spreker worden aangeboden
en mogt de kamer den post verhoogen ten einde een afzonderlijken hoog
leeraar te benoemen, dan zal hij zich daartegen niet verzetten.
De minister van koloniën trad daarna in uitvoerige beschouwingen over
de Delfsche academie. De spreker uit Almelo heeft zijne verwachting uit
gedrukt, dat de hervorming nabij is, omdat hij deze in verband bragt met
het programma van het ministerie, dat zich gematigd-liberaal noemt. Als
de verwachtingen gegrond zijn op gematigdheid, dan zal de spreker zich
zeer zeker niet vergissen, want daaraan zal de minister trachten te voldoen
maar, wanneer de uitdrukking meer sloeg op het woord liberaal, dan
moet de minister doen opmerkendat de geachte afgevaardigde uit Almelo
niet zoolang op de hervorming had behoeven te wachtenwant dat dan
reeds 7 a 8 jaren geleden zijne wenschen bevredigd hadden kunnen worden.
BELGIË.
BRUSSEL, 6 December.
De clericalc dagbladen alhier hebben eene geheele reorganisatie ondergaan
waardoor zij aan die staatspartij meer eenheid en kracht zullen verleenen.
Zij zullen voortaan slechts aan eenen enkelen wil gehoorzamen en onder
het bestuur staan van den heer P. Nève, eigenaar van het Journ. de Bru-
xelles. In de provinciën zal de heer Neut, directeur van de Patrie. over
die bladen het bewind voeren.
Men verneemt dat de echtgenoot van den Nederl. gezant, baronesse
Gericke van llerwynen, ernsiig ongesteld is.
ENGELAAI».
LONDEN, 5 December.
De prins van Wallis zal incognito den winter te Rome doorbrengen.
De kon. proclamatie op 1 Nov. in Indië afgekondigd bevat o. a. het
volgende: Aan alle Indische prinsen wordt de handhaving der gesloten
verdragen toegezegd; Engeland wenscht geene uitbreiding van gebied; alge
meene godsdienstvrijheid wordt toegezegd, alsmede gelijkstelling voor de
wel onder in acht neming van alle landsgebruikeneene algemeene amnestie
wordt verleend aan allen, die voor 1 Jan. 1859 rustig naar hunne haard
steden terngkeeren; uitgezonderd zijn degenen, die zich schuldig hebben ge
maakt aan moord, of zij, die aan zoodanige personen eene schuilplaats
hebben verleendalsmede de aanvoerders die in hunnen tegenstand vol
harden. Bij gelegenheid van de afkondiging der proclamatie hebben de
aanzienlijkste inboorlingen te Bombay en 3000 Hindoos in die provincie
adressen van gelukwensching aan de koningin geleekendterwijl te Bombay
en Calcutta illuminatiën en groole feeslelijkheden hebben plaats gehad.
Lord Canning is benoemd tot onder-koning van Indië.
In den Times is een brief opgenomen uit Agra, waarin men nog eenige
bijzonderheden leest omtrent den toestand van Oude. De strijd, die de En-
gelschen aldaar nog moeten voerenis hoofdzakelijk gerigt tegen aanzien
lijke grondbezitters, die zich in kasteelen aan de boorden van den Ganges
hebben versterkten die een aantal Cipayers in dienst hebben. Vele dier
kasteelen zijn van geschut voorzien en in 't geheel gelooft men dat zij in
het bezit van 162 stukken zijn. De aanzienlijkste grondbezitter onder hen
is Beni-Madho, en daar de jongste officiële berigteu hebben gemeld dat hij
door onze troepen is geslagen, zoo zal de onderwerping der overigen waar
schijnlijk spoedig volgen.
Aan de beurs is door eenen agent van den heer de Lesseps, den heer
Lange, bekend gemaakt dat de geldsommen, welke voor de onderneming
der kanalisatie van Suez zijn ingeschreven, het daarvoor vereischte bedrag
te boveu gaan, en dat de oprigting eener maatschappij voor dat groote
werk zal voortgezet worden.
De directeuren der Atlantische telegraaf-maatsehappij zijn voornemens
in het aanstaande voorjaar een nieuwen kabel naar Amerika te doen leg
gen, wanneer de regering den interest van het daartoe vereischte kapitaal
wil waarborgen. Tot dat doel wordt in de city een verzoekschrift aan de
regering in gereedheid gebragt en vele der aanzienlijkste firma's hebben be
loofd het te zullen onderteekenen.
De onderkoning van Ierland heeft eene gestrenge proclamatie uitge
vaardigd tegen de Ribandmen (een geheim genootschap) en de moorddadige
aanslagen tegen de veiligheid en hel leven van de bewoners des lands. Er
is eene belooning van 50 uitgeloofd aan ieder, die aanwijzing doel van
een der leden van dit genootschap en 100 aan ieder die de justitie op
het spoor brengt van een der zamengezvvorendie onder eeden anderen in
het complot opneemt.
De Iersche dagbladen melden dat Lola Monies den 8sten dezer te Dublin
eene voordragt zal houden over Amerika en het Amerikaansche volk.
Het schip Bombay, dat met troepen naar Indië was bestemd, is in
hoogst ontredderden toestand te Cork in Ierland binnengekomen. De Excel
sior van Liverpool uitgevaren, is te New-York aangekomen, met verlies
van al de masten. Ook waren 4 personen van de bemanning en een pas
sagier op de reis omgekomen.
FRAIHRIJK.
PARIJS5 December.
De keizer en de keizerin zijn thans in de hoofdstad teruggekeerd. Deze
terugkomst en de aanstaande bijeenkomst van het wetgevend ligchaam zul
len aan de openbare zaken weder eenige levendigheid geven.
De Moniteur deelt een keiz. besluit mede, waarbij een hooge raad
voor Algerië en de koloniën wordt ingesteld, welks leden slechts eenen
raadgevenden slem hebben. Onder de benoemden, 25 in getal, komen voor
Ernile de Girardin, Michel Chevalier en Victor Fonché.
De keizer heeft voor eene som van 4,500 fr. aangekocht eene schilderij
van Ary Scheffer, voorstellende den dood van The'odore Ge'ricault, geboren
in 1792, overleden in 1824, als schilder inzonderheid bekend door zijne
schipbreuk van het fregat Medusa, thans in het museum van den Louvre;
maar welligt nog meer als teekenaar door zijne paarden-studiënvan welke
hij er eenige zelf op steen gebragt heeft.