van 70-200 paardenkracht voor schepen afgeleverd, en voor de Departementen van Marine en Koloniën vele werktuigen gemaakt. De hooge prijs echter der materialen was oorzaak, dat, even als ten vorigen jare, de verkregene financiële uitkomsten minder gunstig waren. Intusschen is de bedoelde fa briek voor de daarin arbeidende klasse van het hoogste belangdaar de uitbetaalde arbeidsloonen ruim 430,000 beliepen. De branderijen te Schiedam179 in getalzijn sedert 1855 niet vermeer derd; zij waren alle in werking, en over het algemeen is de uitkomst der stokerijen gunstiger geweest dan in het vorige jaar. Hoofdstuk XVI. Ilandel en Scheepvaart. Het afgeloopen jaar kan in het algemeen, voor den Itotlerdamschen handel, niet gezegd worden bij zonder voordeelig te zijn geweest. De commissie- en transitohandel werden geregeld en op uiigebreiden gang voortgezet. Wanneer men het jaar 1856 beschouwt als een jaar van overgang, na een hevigen oorlog en een geest van overdreven industriële speculatiendan is het tamelijk bevredigend te noemenen kan de toekomst met gerustheid worden te gemoet gezienin dien niet, legen alle verwachting, de vrede andermaal verstoord wordt en de meerdere gematigdheid in eredietzakenwelke thans begint op te komen, veld wint. De buitenlandsche handel was over het algemeen niet onbelang rijk. De handel in koloniale waren kenmerkte zich door hooge prijzen. Het getal landverhuizers bedroeg 1140, waaronder zich 1046 Nederlanders bevonden. Naar de onderscheidene havens van Zuid-Europa vertrokken uit Rotterdam 41 schepen. Er kwamen in 1856 aldaar aan 195 schepen uit Fransche havens, waarvan 179 stoombooten. De uitvoer van vee naar En geland is verminderd. De Rijnhandel en het verkeer met Duitschland, wa ren in 1856 hoogst aanzienlijk. In 1856 is de handel op het Noorden en de Oostzeealsmede op de Russische havens hervat. Het herstel van den vrede was voor den buitcnlandschen graanhandel in het algemeen eene aller gelukkigste gebeurtenis, daar hierdoor de prijzen voortdurend gedaald zijn. De binnenlandsehe- en rivierscheepvaart was over het algemeen zeer aan zienlijk. De buitenlandsche scheepvaart was nagenoeg gelijk aan die van 1855. Aantal werven in deze provincie 189; op 1°. Jan. 1856 waren er op stapel 119 schepen; in den loop des jaars werden 162 schepen op stapel gezet; van stapel liepen er 207. Hoofdstuk XVII Over inrigtingen in verhand staande met de uitoefe ning van handel en andere bedrijven, bevat geene bijzonderheden die hier vermelding behoeven. 'sGRAYENIIAGE, 30 Julij. Door Z. M. is de Heer H. M. Tip, Schoolopziener in de prov. Utrecht, benoemd tot Ridder van de Eiken Kroon. Door Z. M. zijn benoemd tot Officieren van Gezondheid 3de kl. bij de Kon. Ned. zeemagt de kwcekelingen bij 's Rijks Kweekschool voor Militaire Geneeskundigen: J. de Clerq Zubli, A. P. Dilg, C. Noordewier, H. J. Nieuwkerk, P. W. J. van den Broek, J. C. L. Klencke, A. Kuylenburg en J. J. Dekkers. Z. K. H. de Prins van Oranje, vergezeld van HD. Gouverneur Jhr. Ca- sembroot, en gevolg, is heden morgen uit de residentie naar Vlissingen vertrokken, ten einde zich aldaar aan boord te begeven van 'sLandsschroef- korvet Groningen, tot het doen van zijne zeereis in de Jliddellandsche zee. Bij het Ministerie van Finantiën is van een onbekende, onder het postmerk Deventer ontvangen ƒ0.70, door onbedachtzaamheid aan het Rijk te kort gedaan. Alhier is dezer dagen bekend geworden een zeer uitgewerkt ontwerp ter ontwikkeling van Suriname, 'twelk, in overleg met Amsterdamsche en buitenlandsche Huizenbij de Regering is ingediend. Daarin wordt voor gesteld de vestiging, in overleg met de Regering, van eene naamlooze maatschappij met een kapitaal van 50 millioen ter harer beschikking. Deze maatschappij zonde de emancipatie en onteigening voor hare rekening nemen en met de Regering contracteren om eene nieuwe, grootendeels tropische, bevolking naar Suriname over te brengen en aldaar te vestigen tot ontgin ning van den grond; om voor de gewezene slavenbevolking te strekken tot een leerend voorbeeld, en lot eene belangrijke uitbreiding der voortbren ging van stapel-producten. Aanvankelijk zoude de aanwending geschieden voor rekening der maatschappij, maar langzamerhand zoude, overeenkomstig het met de Regering te sluiten contract, het grondbezit overgaan in han den hetzij van nijvere lieden uit de bevolkinghetzij van Nederlanders of anderen, die de velden zouden willen overnemen, derwijze, dat de maat schappij ten slotte alleen handelsligchaam zoude blijven. Gisteren avond aanvaardde de nieuw beroepen leeraar bij de Ned. llcrv. gemeente, Ds. J. J. van den Broek, alhier zijn dienstwerk in de Groote kerk, met het houden cener rede, naar aanleiding van II Corinth. IV. vs. 7. Zondag 11. was Z. Eerw. bij de gemeente ingeleid door zijnen ambtgenoot Ds. Zaalbergdie daarbij eene rede hield naar aanleiding van II Cor. III. vs. 17 en 18 en IV. vs. 1 en 2. Gisteren middag is het muziekcorps van het rcg. grenadiers en jagers alhier uit Antwerpen teruggekeerd. In de zitting van de Prov. Staten van gisteren- is behandeld de be grooting der kosten van het Prov. Bestuurvoor zoover het Rijksbestuur betreft, voor 1858. Na langdurige beraadslaging is aangenomen eene door Ged. Stalen voorgestelde verhooging van ƒ500 van de bezoldiging van den Griffier der Stalen, alsmede een voorstel van den Heer Droogleever Fortuijn, om den post der jaarwedden van de vaste ambtenaren ter provinciale griffie te verhoogen met ƒ770. De gehecle begrooling ten bedrage van ƒ68,050 is vervolgens met algemcene stemmen aangenomen. Tot buitengewoon lid der Gedep. Staten is met 46 van 54 stemmen op nieuw benoemd de Heer Mr. H. C. J. Hoog. De zitting van heden was gewijd aan de behandeling van het voorstel van Gedep. Stalen tot regeling der kosten van onderhoud der Linge- werken. Eergisteren avond omstreeks 10 ure barste alhier een allerhevigste brand uit in de uitgestrekte fabriek en pletterij van de Heeren L. J. Ent hoven en C°. Groot was, uit den aard der aldaar voorhanden brandstof fen, de vrees, dat de brand zich niet lot de gebouwen van die fabriek zou hebben bepaalden in het eerste uur scheen het steeds in hevigheid toene mende van het vuur, die vrees allezins te wettigen. Het was alleen aan een' gelukkigen zamenloop van gunstige omstandigheden toe te schrijven, dat de brand tot een der hoofdgebouwen van de fabriek is beperkt. Onder de toeschouwers heerschte groote angst voor het springen van stoomketels, iets waarvoor gegronde vrees kon bestaandoch dat door de wijze maat regelen van den Heer Fabriekant, om den sloom in tijds te doen ontsnap pen, gelukkig is verhoed. De brand was ontslaan in de modelkamer, die genoegzaam geheel is uit gebrand en heeft zich verder medegedeeld aan den smidswinkel daaronder gelegen. De oorzaak, ofschoon niet met juistheid na te gaan, zou, naar men vermoedt, gelegen zijn in het vallen en smeulen van vonken uit de fabriek op het houtwerk in de modelkamer. Van tien tot twaalf ure was de brand op het hevigst; alstoen gelukte het den brandweerzoowel van de fabriek als van de stadden vuurgloed ecnigermate te beteugelen en den voortgang der vlammen te stuiten. Ten half een ure brandde alles nog welmaar men was het geheel in zoo verre meester, dat door verderen aanhoudenden aanvoer van water, tegen vier ure in den morgen de brand had uitgewoed. De werkzaamheden in de fabriek zijn des morgens op de gewone wijze aangevangen kunnen worden; slechts een betrekkelijk klein getal werklie den is voor het oogenblik buiten arbeid, en, naar men verneemt, zal in hun lot spoedig kunnen worden voorzien. Het verbrande gedeelte van het gebouw was niet tegen brandschade verzekerd. BUITENLANDSCHE BERIGTEN. BELGIË. BRUSSEL, 29 Julij. De voltrekking van het huwelijk van 's Konings dochter, Prinses Char lotte, met den Aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk, heeft eergisteren op het Koninklijk Paleis plaats gehad. Het burgerlijk huwelijk werd gesloten door den Burgemeester der hoofdstad, den lieer Ch. de Brouckere, en de daarvan opgemaakte akte werd, behalve door de doorluchtige Echtgenooten geleekend door den Koning, de voormalige Koningin der Franschen, Maria Amalia, Prins Albert, den gemaal der Koningin van Engeland, den rege- renden Hertog van Saksen-Coburg-Gothaden Aartshertog Lodewijk en de Aartshertogin Margarelhaden Hertog August van Saksen-Coburg en de Hertogin Clementine van Orleans, zijne gemalin, den Hertog en de Hertogin van Brabant, den Graaf van Vlaanderen, den Prins van Leiningcn en de acht gewone getuigen. De kerkelijke inzegening van het huwelijk had daarna plaats in de kapel van het paleis, door den Kardinaal-Aartsbisschop van Meehelen, in het bij zijn van de zoo even genoemde vorstelijke personen en de leden van het Corps Diplomatique en hunne Dames, de hooge Staatsambtenaren en andere aanzienlijke personen, welke daartoe waren uitgenoodigd. Onder de aan wezigen merkte men ook op den Persischen Gezant Ferruck-Khan en zijn gevolg. Na den afloop van de plegtigheid vertoonde zich de Koning met de Weduwe van Lodewijk Filips op het balcon en werd luide toegejuicht. In het paleis had een dejeuner van 70 couverts plaatsgevolgd door een groote cercle diplomatique. Des avonds werd er in het paleis nog een diner van 100 couverts gehoudendal ook nog werd bijgewoond door Prins Albert van Engeland, die zijn vertrek tot des avonds ten 10 ure had uitgesteld. De Burgemeester dezer hoofdstad is tot Grootkruis der orde van Frans- Joseph benoemd. De volksvermakelijkheden worden volgens het programma voortgezet. Op den dag van de huwelijksvoltrekking was de stad prachtig verlicht en op het plein voor het Stadhuis had een volksbal plaatsdat den geheelen nacht duurde, en waarbij de faro enz. niet zuinig werd gebruikt. Het geheel overziendeleverde zulks een vermakelijk gezigt op. Gisteren heeft de Burgemeester den Koning op het Stadhuis een groot feestmaal aangeboden. Des avonds was aller verwachting hoog gespannen ten opzigte van het Veneiiaansche feest dat op het Kanaal van hier naar Willebroeck zou plaats hebbenen die verwachting is niet teleurgesteld. De verlichte schepen en een aantal van 60,000 toeschouwers op de beide oevers, leverden een looverachlig gezigt op. Een der schepen vertegen woordigde de hoofdstaden droeg eene afbeelding van het Stadhuis met het opschrift: De stad Brussel aan de doorluchtige dochter van eenen welbeminden Koning en aan den Aartshertog Maximiliaan. Het geheel werd door hel afsteken van vuurwerk opgeluisterd. De geheele Vorstelijke familie heeft dit feest bijgewoond. Het muziekcorps van het Nederl. regement grenadiers en jagers, dat te Antwerpen de feesten ter viering van den gedenkdag van 's Konings troonsbestijging heeft opgeluisLerdheeft den groolsten bijval mogen ver werven. Den Heer Dunckler, den verdienstelijken kapelmeester van het corps, werd de meeste lof toegezwaaid, terwijl tevens hem hel eere-lidmaat- schap van het genootschap werd aangeboden. De Heer Dubois wijdde aan het muziekcorps eenige verdienstelijke coupletten. Men verneemt dat het Kon. Yacht Victoria and Albert, op de hoogte van Batli heeft vastgezetenmaar later gelukkig weder vlot is geraakt. De Heer Gadin-Parnajan en echtgenoot hebben aan het weeshuis en aan het oude mannenhuis te Huy eene som van 250,000 fr. geschonken. In de steenzagerij van de Heeren Geill en C°. buiten de Brusselsche poort te Gent, heeft een treurig voorval plaats gehad. Een jong gezel, 15 jaren oud, onvoorzigtiglijk te digt bij een raderwerk komende, is daar door letterlijk vermalen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1857 | | pagina 2