LEYDSCHE
COURANT.
N°. 7i
1857.
VRIJDAG 16 JANUARIJ.
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
uit Zattirdag Avond.
De Prijs der Courant is ƒ12 in het jaar
de afzonderlijke Nonwiers worden tegen 10
Centen afgegeven.
BINNENLANDSCIIE BERIGTEN.
LEYDEN, 15 Januarjj.
Maandag zullen Regenten van liet Lutliersclie Wees- en Oudeliedenhtiis
eene inzameling dóen. Ook voor deze belangrijke liefdadige instelling be
staat naar evenredigheid dezelfde behoefte als voor het Ned. Hervormde en
het R. K. Weeshuis. Het is bekend wat moeilevolle jaren deze gestichten
bij de vroegere duurte zijn doorgeworsteld en hoe ze onder de bezwaren
daarvan nog heden gebukt gaan. Bij de algcmeene overtuiging dat door die
administratis!! alles met bet meeste overleg cu de meestmogelijke zuinigheid
wordt beheerd, zal voorzeker ieder weder gaarne iets bijdragen om Regenten
in hunne moeijelijke taak te ondersteunen en ook dit geslicht voor verval
te behoeden. Mogen Regenten in de opbrengst der collecte, daarvan het
bemoedigend bewijs zien.
Gedep, Staten van Zuidholland hebben bepaald, dat de herijking der
maten en gewigten in dit jaar zal aanvangen met 1 Aprilen geëindigd zal
moeten zijn den 31stcn Julij.
l)ie ijking zal in het Arrondissement Leyden plaats hebben, als volgt:
1". door den Arrondissements-ijker A. J. Boon, in het ls,c en 2dc kanton
(hoofdplaatsen Leyden en Noordwijk); voor de gemeente Noordwijkerhout
zal de herijk plaats hebben te Noordwijk-Binnenvoor de gemeente Voor
hout, te Sassenheim, en voor de gemeenten Hillegom, Lisse, Sassenheim
en Warmond, binnen elk dier gemeenten; 2°. door den tweeden ijker
I). Visser, in de overige kantons n°. 3, 4, 5 (hoofdplaatsen Wonbrugge,
Alphen en Woerden); voor de gemeenten Nieuwveen en Zevenhoven, in
elke dier gemeenten afzonderlijk.
Als jaarlelter voor 1857 is bepaald de Letter JQ.
Uit de Surinaamsche bladen blijkt dal Z. M. de Koning de oprigting
van het Protestantse he Mettraij te Suriname goedgekeurd, en eene som
van ƒ3000 heeft beschikbaar gesteld, om in dê eerste kosten der ves
tiging te voorzien; ook heeft Z. M. toegestaan, dat voor de opname van
50 wezen en andere behoeftige jongens, gedurende de 3 eerste jaren, voor
elk kind, maandelijks, van landswege de som vaii ƒ6 worde uitgekeerd.
De besmettelijke longziekte heeft zich gedurende liét jaar 1856 al meer
en meer onder liet rundvee in de provincie Friesland verspreiden dien ten
gevolge een zoo groot getal beesten weggerukt, als vóór dezen nog niet
plaats vond. Inzonderheid was dit de laatste weck het geval, toen niet
minder dan 244 runderen stierven of afgemaakt werden en de nieuwe stal
len het schrikbarende cijfer van 68 bedroegen. Wanneer men thans een
blik over het gelieele jaar werpt, dan verkrijgt men als eindcijfer 2075 ge
storven en 3652 gedoode runderente zameii 5727 of ongeveer 3% van den
geheelen veestapel.
Uit Tilburg wordt gemeld, dat in de maand Mei eerstkomende de
baronnie van Boxtel en de heerlijkheid van Liempdc, met hare kasteden,
10 boerenhoeven, 7 molens enz., in publieke veiling zullen gebragt worden.
Volgens berigt van de Kaap de Goede Hoop is het barkschip Zalt-
Eominel, den 16den Nov. van Rotterdam in de Tafelbaai aangekomen. Ge
lijk men weet, vertrok dit schip den 411011 Sept. 11. van Hellevoetsluisaan
boord hebbende omtrent 130 Nederlanders, waaronder een 100-tal jonge
lieden van beiderlei kunne, te Rotterdam, Amsterdam en elders te huis
behoorende. (R. C.)
's GRAVENHAGE 15 Januarij.
Z. M. heeft den Heer H. C. van Setten, Essaijeur bij het Hoofdbestuur
van 's Rijks Munt, benoemd tot Ridder der Orde van de Eikenkroon.
Z. M. heeft aan K. Enthoven Lzn.fabriekant alhier, vergunning ver
leend tol het dragen der gouden medaille van verdiensten, hem door den
Keizer van Rusland geschonken, en aan Mr. U. W. E. Cazius, Procureur-
Generaal bij het Prov. Gcreglshof in Limburglol hel aannemen van de
Leopoldsorde, hem door den Koning der Belgen geschonken.
Tot Kantonregter te Lochem is benoemd Mr. 11. Engelberls, thans
Substituut-Griffier bij de Arr.-Reglbank te Zutphen.
Bij een dezer dagen door den Koning genomen besluit is bepaald, dal
het ledergoed voor het wapen der infanterie van het leger, voortaan zal
bestaan uit eene om het lijf gesloten koppel met koperen slot, waarop het
nommer van het regiment, en een granaat of hoorn is geplaatst; wordende de
patroonlasch door middel van een passant aan den koppel bevestigd; zijnde
tevens in het model der trommen eenige verandering bevolen; zullende die
voorwerpen voorlaan korter wezen.
Prins en Prinses Hendrik worden tegen den 19den dezer, verjaardag
van II. M. de Koningin-Moeder, alhier terugverwacht.
De Heer Commissaris des Konings dezer provincie, Ridder van der
Heim van Duivendijke, heeft een rustigen nacht doorgebragt cn neemt lang
zaam in beterschap toe.
lieden heeft voor den Iloogen Raad der Nederlanden (Burgerlijke Ka
mer) de Heer Mr. N. J. C. Snouck Hurgronjc, nieuw benoemd Raadsheer
in het Prov. Geregtshof in Zeeland, den gevorderden ambtseed afgelegd.
AMSTERDAM, 14 Januarij.
De Afd. Lelterk. der Kon. Akademie van Wetenschappen hield 11. Maan
dag hare maandclijksehe vergadering, tegenwoordig waren de H1L: Bake,
Bosscha, Sloet, Janssen, Roorda, Delprat, Rutgers, Ilulleman, van Lenncp,
van Assen, Hoffmann, Brill, van Hall, de Vries, Bakhuizen van den Brink,
de Wal, ScholtenMoll, en van de Natuurkundige afdeeling de Heer W. Vrolik,
De Secretaris deelt mede, dat op de prijsvraag van het legaat van wijlen
den Heer IIoeufTl, het best gekeurde Latijiische gedicht, zijn ingekomen vier
antwoorden, waarvan twee uit Diiitschland. Besloten lot benoeming eener
commissie van beoordeeling, beslaande uit de HH. Delprat, Karslen en Ilulleman.
De Heer Delprat bragt daarna namens de commissie ad hoe verslag uit over
de bijdrage van den Heer W. Mollover de boekerij van het Sl. Barbara-
kloosler te Delft, in de tweede helft der 15ie eeuw, strekkende om het stuk
op te nemen in de Verhandelingen. De conclusie van het rapport is aange
nomen en het rapport der commissie zal in handen gesteld worden van deu
schrijver, om daarvan bij de uitgave gebruik te maken.
De Heer de Vries heeft daarna een uitvoerig advies uitgehragt over de
vroeger door den II eer Roorda gehouden Verhandeling over de Nederlandsche
Schrijf- en Spreektaal. Hij betuigt, dat hij alleen op aandrang van den
Heer Roorda zich met die taak belast had, waarvan hij zich gaarne veront
schuldigd had gezien ter wille van de liooge achting, die hij voor de ver
diensten van den Heer Roorda koestert. Hij zal niet treden in eene be
schouwing van alle bijzonderheden, in het betoog van den Heer Roorda
vervat, maar zich geheel bepalen lot de hoofdzaak, waar alles op aankomt,
de stelling nameljjk dat de spraakkunstige vormen der verbuiging enz,
oorspronkelijk niet in onze taal zouden te huis belmorenmaar uit de Iloog-
duitsche taal ontleend zijn. Die stelling is de meest radicale en revoiulion-
nairc, die ooit op het gebied onzer taalkunde verkondigd werd. Is zij waar,
dan stort het geheele gebouw onzer spraakkunst ineen. Daarom gelooft
spr. hiertegen evenzeer te moeten opkomenals hij zich meermalen verzet
heeft tegen het andere uiterstewaartoe sommigen overslaandie alle ver
ouderde vormen in het leven willen terugroepen. Spr. ontwikkelt breed
voerig wat de taalkunde leert omtrent het ontstaan der taalvormen cn be
toogt hoe de flexie tot het wezen eener beschaafde taal behoort, maar ook
levens hoe de geschiedenis der talen leert, dat die flexie steeds weder ge
volgd wordt door een tijdperk van deflexie, en hoe dit niet alleen in den
aard der talen gegrond is, maar ook door omstandigheden bevorderd wordt.
Hij doet daarbij opmerkenwelke omstandigheden in onze taal aan die
deflexie bevorderlijk waren geweest. Daarna overgaande lot de bewijsvoe
ring van den Heer Roorda, doet hij hel verschil opmerken tusschen diens
eerste en tweede voordragt, en loont de onvastheid van historische over
tuiging aan, die daaruit blijkt. Hij gaat na, welke bewijsgronden de Heer
Roorda had belmoren te leverendoch niet geleverd heeften betoogt dat
bet overnemen van taalvormen uit de eene taal in de andere ondenkbaar is,
en dat in elk geval lot eene overname uil het Iloogduitschin de middel
eeuwen alle aanleiding ontbrak. Vervolgens doorloopt hij de bewijzendoor
den Heer Roorda voor zijne stelling bijgebragt, en toont het ongenoegzame
daarvan aan, terwijl juist uit de talrijke oudere bronnen, die de Heer
Roorda voorbijzag, het tegendeel kan worden bewezen; en wijst op een
aantal misvattingen in de verklaring van Middelnederlandsche woorden en
vormen, die duidelijk genoeg doen zien, dal hier die male van voorbereidende
studie ontbrakwelke de behandeling van het onderwerp vereischtezoodat
een onderzoekop zulk een zwakken grondslag opgetrokkenonmogelijk
lot eenig resultaat kon leiden. Hij betuigt echter, dat een gedeelte der
verhandeling van den Heer Roordabouwstoffen tot de kennis der dialeklcn
bevattende, hem voorkwam niet zonder belang voor onze taalkunde te we
zen, al zou het ook voorbarig zijn. bij den gebrekkigen staat onzer kennis
in dit opzigt, reeds nu uit de dialekten algemeene gevolgtrekkingen af te
leiden. Ten slotte geeft hij zijn leedwezen te kennen, dat hij zich verpligt had
gezien dit advies uit te brengenmaar eenmaal daartoe gedrongenachtte
hij zich geroepen de strengere eischen te handhaven diein deze vergade
ring vooralaan de wetenschappelijke studie der Nederlandsche taal heden
ten dage mogen gesteld worden. Hij eindigt met den wenschdat ook
onze taalkunde weldra vele beoefenaars moge tellen van even grondige cu
degelijke geleerdheid, als de Semitische en Indische talen in den lieer
Roorda hebben gevonden.
De Heer Brill vereenigt zich met hetgeen door den Heer de Vries over
deze zaak is gezegd.
Daarna heeft de Heer Janssen voorgesteld om in het belang der Vader!.