Van elke verandering van woning of verblijf is zij verpligt aan liet bureau van politie kennis legeven, op den dag dat de verandering geschiedt. Dit wordt door eenen commissaris van politic in bovengemeld register en boekje aangeteekend. Art. 286. Iedere openbare vrouw is verpligt baar boekje steeds bij zich te dragen en op de eerste aanvrage van een politie-amblenaar te vertoonen. Art. 287. Geene openbare vrouw mag zich in een bordeel be vinden óf zich aan prostitutie overgeven, dan na alvo rens geneeskundig door deskundigen, van wege de gemeente aangesteld, te zijn onderzocht en er van hare gezondheid blijke uit eene gedagteekende en door den deskundige met paraphe onderteekendc verklaring, geschreven in meergemeld boekje. Art. 2fc>8. Na hare inschrijving moet zij zich tot dat onderzoek tweemalen in de week, ter plaatse daartoe bepaald en aan haar bekend gemaakt, op den daarvoor gestelden lijd vervoegen. Art. 289. Telkens wanneer de openbare vrouw bij het genees kundig onderzoek gezond is bevonden, wordt eene ver klaring als boven vermeld is in het boekje bijge schreven. Art. 290. De openbare vrouw, die bij het geneeskundig onder zoek bevonden is met syphilis of andere besmettelijke ziekte te zijn aangedaanwordt terstond in een der voor de behandeling dier ziekten bestemde localen op genomen. Bij weigering wordt het boekje ingehouden. Art. 291. Het boekje eener openbare vrouw, die in een der ge melde localen is overgebragtwordt door de deskun digen in bewaring genomen. Bij het verlaten van dat locaal na herstelling, bekomt zij het boekje terug met eene gedagteekende en onderleekende verklaring van gezondheid. Art. 292. Zijdie in de gemeente een bordeel houdenzijn verpligt eiken dingsdag voormiddags aan bet bureau van politie op te geven hunne namen en voornamen, benevens die der bij hen inwonende of bij hen ver- kcerende vrouwenals ook de wijk en het nommer liunner huizing. Art. 293. Zij die een beslaand bordeel willen overbrengen in eene andere woning of een nieuw bordeel binnen deze gemeente willen openen, zijn vooraf verpligt aan het bureau van politie aangifte te doen van namen, voor namen, benevens van wijk en nomtner der buizen, waar been zij hel bordeel denkeu over te brengen of te vestigen. Art. 294. Geene andere vrouwen mogen, zelfs niet als dienst boden, in een bordeel worden toegelaten dan open bare, elk voorzien van haar boekje met de vereischle verklaring van gezondheid. Art. 295. Van elke verandering in het personeel van eenig bordeel zijn de houders of houdsters verpligt terstond aan het bureau van politie opgave te doen. Art. 296. Alle opgaven van bordeelhouders of houdsters wor den in een afzonderlijk register, op dag en volgnom- mer in haar geheel ingeschreven en aan hen die op gaven gedaan hebben een bewijs afgegeven. Art. 297. Het is aan bordeelhouders of houdsters en aan openbare vrouwen verboden, voorbijgangers feitelijk tot zich te trekken of wel door woordenteekenen of gebaren te lokken. Art. 298. Elk bordeel moet in behoorlijken staat van zindelijk heid worden onderhouden. Art. 299. Aan de beambten van politie wordt de bevoegdheid toegekend, om met inachtneming der bepalingen van art. 3 der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad N°. 83), ter uitvoering der bepalingen van deze afdeeling, de bordeelen en de woningen of verblijven der bordeel houders ten allen tijde binnen te treden. Art. 300. De boekjes en verdere bewijzenin deze afdeeling voorgeschreven worden kosteloos afgegeven, gelijk ook de inschrijving en het geneeskundig onderzoek kosteloos geschieden. Art. 301. Overtreding van eenige bepaling der artt. 286, 292, 293, 295, 297 en 298, wordt gestraft met geldboete van vijf tot vijf en twintig guldens en gevangenis van één lot drie dagen, te zamen of afzonderlijk. Art. 302. Overtreding eener bepaling van de artt. 284, 285, 287, 288 en 294, wordt gestraft met gevangenis van één tot drie dagen. TWEEDE AFDEELING. Van besmettelijke ziekten en bijzonder van besmetting door pokken (zoogenaamde kinderziekte) of door gewijzigde pokken (variolae mitigatae). Art. 303. Zoodra de pokken (zoogenaamde kinderziekte) of ge wijzigde pokken (variolae mitigatae) zich in eenig buis gezin openbaren, is bet hoofd van dat gezin verpligt aan den bovendorpel der huisdeur vast te hechten en zoolangter beslissing van den geneesheerde besmet ting duurt, te zorgen, dat aan den bovendorpel van de huisdeur vastgehecht blijve een papier, waarop met voor de voorbijgangers leesbare letters, ter grootte van één duim, geschreven staat: Pokken, kinderziekte of gewijzigde pokken. Art. 304. De geneesheeren zijn verpligt, wanneer hun in hunne praktijk een lijder aan pokkeu, gewijzigde pokken of eenige andere besmettelijke ziekte voorkomt, daarvan terstond schriftelijk kennis te geven ter gemeente-se cretarie, mei vermelding van den naam en ouderdom des lijders, van wijk en nommer der huizing waar hij zich ophoudt en verder met aanduiding van den tijd van aanvang der behandeling en, zooveel mogelijk, ook van aanvang der ziekte. Bij herstelling of dood, zijn de geneesheeren verpligt dit mede ter gemeente-secretarie aan te geven. Art. 305. Overtreding van art. 303 wordt gestraft met eene geld boete van vijf tot vijf en twintig guldens en gevangenis van één tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk. Overtreding van art. 304 wordt gestraft met eene geldboete van vijf en twintig guldens. TIEK9E HOOFDSTUK. VAN BEGRAFENISSEN. Art. 306. Wanneer de ambtenaar van den burgerlijken stand, om redenen van algemeen belang, begraving binnen de 36 uren na bet overlijden gelast, moet daaraan door de executeuren of erfgenamen voldaan worden, op straffe eener geldboete van vijf en twintig guldens en gevan genis van één tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk. Art. 307. Zonder verlof van Burgemeester en Wethouders mogen zij die de begrafenis regelen deze in de maanden April tot en met September niet anders dan van zm lot negen ure des voormiddags, en gedurende de overige maanden van acht tot elf ure des voormiddags doen plaats hebben op straf eener geldboete van tien lot vijf en twintig guldens. Art. 308. Iedere daad van wanorde of van verstoring der rust bÜ eene begrafenis wordt gestraft met eene geldboete van vijf tot vijf en twintig guldens en gevangenis van één tot drie dagente zamen of afzonderlijk. ELFDE HOOFDSTUK. BRANDPOLITIE. EERSTE AFDEELING. Pan middelen ter voorkoming van brand. Art. 309. Het is verboden: 1°. bergplaatsen van hooi, stroo, zaagsel, krullen of andere ligt'brandbare stoffen op te rigten of te behouden zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders. Hieronder zijn de bergplaatsen van brandstoffen tot huishoudelijk gebruik niet begrepen. 2°. in dergelijke bergplaatsen of in die waar ligt brandbare stoffen verwerkt worden: a. licht te hebben, niet besloten in eene lantaarn; b. tabak of cigaren te rooken c. eenig vuur te hebben 3°. hooi, stroo of andere aan broeijen blootstaande voorwerpen in bergplaatsen op te slaanzoolang het niet door den hooikeurder onderzocht en genoegzaam droog bevonden is. Art. 310. Van alle in het vorig artikel opgenoemde reeds be staande bergplaatsen, moet binnen drie maanden na het afkondigen dezer verordening schriftelijk aangifte ter gemeente-secretarie gedaan worden. Art. 311. Het is verboden: 1°. vuur- of stookplaatsen op te rigten, te herstellen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1856 | | pagina 80