Art. 36.
Particuliere crcdictenvermis van documenten en verlies van goederen.
Gecnc particuliere cretlielcn, ongeautoriseerd verleend door ambtenaren aan be
lastingschuldigen cnl particulierenof beulingen door belastingschuldigen en parti
culieren buiten de kantoren en aan ongequalificeerde ambtenaren gedaan, mogen
immer in verrekening komen of in mindering van schuld strekken; nonproduclie
van bewijzen van betaling ter zake van voorgewend gemis of voorgewende ver
nietiging of in het ongereede geraken der bewijzen of consentenof het op eeuige
andere wijze te loor gaan van voorwerpen waarvan de belasting betaald of nog
verschuldigd is, kan niemand te stade komen.
Vastgesteld door den Raad der Gemeente Leyden, in de openbare Verga
dering van den 9 November 1855, en gewijzigd in de openbare raads
vergadering van den 24 December daaraanvolgende.
De Burgemeester
van LIMBURG ST1RUM.
De Secretaris
V. PUTTK.4MMER.
En is hiervan afkondiging geschiedt waar het behoort, den 31 December 1855.
Burgemeester en Wethouders van Leyden,
VAN LIMBURG STIRUM.
De Secretaris,
V. PUTTKAMMER.
De BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN LEYDEN doen te weten dat,
door den Raad dier Gemeente, in zijne Vergadering van den 1 December 1855,
is vastgesteld en gewijzigd in die van den 24 December de volgende
VERORDENING
regelende de invordering eener plaatselijke belasting op liet
gemaal binnen de gemeente Leyden.
EERSTE HOOFDSTUK.
Waarvan do belasting verschuldigd Is.
Art. 1.
Wanneer de belasting wordt geheven.
De belasting op bet gemaal van tarwe spelttnrksche tarwe of maïs en rogge
is verschuldigd vóór dat bet belaste graan, hetwelk alhier moet worden gebroken
of tot meel gemalennaar den korenmolen wordt vervoerd. De belasting op bet
van elders ingevoerde, en van die granen afkomstige meel, brood, beschuitj, koek
en ander gebak is verschuldigd bij den invoer.
Art. 2.
Vrijstellingen.
Van deze belasting zijn vrijgesteld
a. de tarwe, spelt of rogge, geheel gemouten zijnde, ten dienste der branderijen
brouwerijen en azijnmakerijen
b. de tarwe, spelt of rogge, ten dienste van gezegde fabrieken mits de tarwe
ten minste voor een derde en de rogge of spelt ten minste voor een tiende
gedeelte met mout zij vermengd; ten ware de aard der fabrieken eene andere,
alsdan door Burgemeester en Wethouders voor te schrijven, vermenging nood
wendig mogt vereischen.
c. Het meel van gemoute of met mout vermengde tarwespelt of roggeingevoerd
ten dienste van branderijen brouwerijen en azijnmakerijen.
Gelijke vrijdom wordt verleend aan fabrieken van stijfsel, semouilïe, vermicelli
en macaronials ook aan kettingsterkerijen en ouwelfabrieken ingeval deze bin
nen de gemeente gevestigd wordenonder zoodanige bepalingen als in dat geval
door den gemeenteraad overeenkomstig de wet zullen worden vastgesteld.
TWEEDE HOOFDSTUK.
Van de aangifte van het graan van de billetten en van
het vervoer naar en van de molens.
Art. 3.
Aangifte tot maling binnen de gemeente.
Deze belasting wordt door een iederdie eenig belast graan op eenen molen
binnen deze gemeente gelegen wil doen malenna de schriftelijke aangifte betaald
aan het algemeen kantoor van ontvangstvóór dat het graan ter maliug of bre
king aan den molen wordt gebragt.
Art. 4.
Afgifte van bewijzen van betaalde belasting voor graan
binnen de gemeente gemalen wordende.
Na de voldoening der belasting van graan hetwelk bestemd is, om binnen de
gemeente gemalen of gebroken te wordengeeft de ontvanger daarvan een bewijs af.
Dit moet inhouden:
1°. den naam van den persoon, voor wicn bet graan zal gemalen worden;
2°. de boeveelheid en de soort van het graan;
30. de merken en bet getal der zakken
40. den molen op welken het graan zal gemalen worden;
60. het bedrag der betaalde belasting;
6°. de dagteekening en bet uur der afgifte.
"Voorts stelt de ontvanger op de bewijzen den tijd tot vervoer naar den molen
en diengedurende welken zij na de afteekening door den op den molen aan
wezigen beambte, van kracht zijn tot dekking van den afvoer van bet gemalen
graan. Die tijd wordt geregeld naar gelang van den afstand tusschen den molen
en de plaats van beslemming.
Art. 5.
Afgifte van consent-billetten voor het malen van het bij art. 2 vrijgesteld graan.
Voor het bij art. 2 vrijgesteld graan, dat men op een der korenmolens binnen
de gemeente wil doen malen, wordt op schriftelijke aanvrage aan bet algemeen kan
toor van ontvangst een consentbillet uitgereikthetwelk bij dit graan moet verblijven.
Dit billet moet van gelijken inhoud zijn als bet bewijs in bet vorig art.bet
bedrag der belasting uitgezonderd.
Art. 6.
Malen van graan voor personen buiten de gemeente woonachtig.
Van die partijen belast graan, welke door personen buiten de gemeente wonende,
op eender korenmolens, binnen de gemeente gelegen, ter maling worden gezonden,
wordt door den molenaar of vervoerder, vóór en aleer die partijen aan den molen
gebragt worden, een consent-billet aan bet algemeen kantoor van ontvangst geligt,
nadat hij de belasting aldaar geconsigneerd of daarvoor borg gesteld heeft.
Vóór den afvoer dier gemalen granen wordt dit consent-billet door den aan den
molen aanwezigen beambte afgeleekendmet Vermelding van den dag en het uur
van den afvoer. Het consent-billet moet binnen den daarop bepaalden tyd aan de
bij den post van uitvoer aanwezige beambten vertoond en door deze afgeschreven
worden. Na de afschrijving ontvangt de belanghebbende de geconsigneerde gelden
aan het algemeen kantoor van ontvangst terug of wordt zijn borg ontslagen.
Art. 7.
Afzonderlijke bewijzen voor elk vaar- of voertuig
Wanneer eene partij belast of van de belasling vrijgesteld graan met meer dan
cén vaar- of voertuig naar den korenmolen wordt vervoerdmoet voor de boe
veelheid, welke in of op elk vaar- of voertuig geladen is, een afzonderlijk accijns-
of consent-billet afgegeven worden.
Art. 8.
De billetten moeten bij de partijen blijven.
Het meel of de granenwelke tot een en betzelfde accijns- of consent-billet
behoorenmoeten bij elkander blijven en van dat billet voorzien zijn.
Art. 9.
Verbod tot afgifte van een tweede bewijs of consent-billet.
Aan niemand wordt een tweede bewijs ven betaalde belasting of een tweede
consent-billet voor dezelfde soort van graan op denzelfdcn molen afgegeven, zoo
lang de aangever niet op vertoon van bet eerslc bewijs aan het algemeen kan
toor van ontvangst beeft doen blijken, det de, volgens bet eerst verkregen bewijs
of billet, aangegevene partij reeds van den molen is afgevoerd, tenware het ver
schil in hoeveelheid tusschen de eerste en de volgende partij meer dan een vijfde
gedeelte mogt bedragen.
Art. 10.
Tijdsbepaling tot vervoer van het graan naar de korenmolens.
Het graan moet in den loop van den dag der afgifte van het bewijs van betaalde
belasting of van het consent-billelen wel op de na te melden uren, aan den
korenmolen gebragt worden; na verloop van vvelké tijdsbepaling het bewijs of con-
sent-billet ophoudt van waarde te zijnzonder dat er teruggave van bet daar
voor betaalde geschiedt.
De uren lot vervoer van dat graan naar den korenmolen zijn
gedurende de maanden April, Mei, Junij JulyAugustus en September, van
2 tot 7 ure des uainiddags; en
gedurende de overige zes maanden van 1 tot 6 ure des namiddags.
Indien er geene gelegenheid mogt zijn om bet graan binnen dezen tijd aan
den korenmolen te brengen, overhandigt de aangever of molenaar, vóór den afloop
daarvan bet bewijs of consent-billet aan den gaarder van het kantoor van toezigt
en invordering dat het naast bij den korenmolen, gelegen is. Dit bewijs of consent
billet verblijft aldaar, om hetzij den volgenden dag ol later te worden afgehaald,
nadat die beambte daarop den dag en de dagteekening der verlenging beeft gesteld.
Art. 11.
Tijdsbepaling tot terugvoer van het gemalen graan van den korenmolen.
Bij afvoer van het gemalen graan wordt het bewijs of consent-bi liet door den
aan den korenmolen aanwezigen beambte op de keerzijde afgeteekend, met juiste
vermelding van den dag en bet uur des afvoers. Deze afvoer heeft plaats op de
uren als hier volgt:
in de maanden April, Mei, Junij, July, Augustus en September, van 0 tot
12 ure des voormiddags, en
gedurende de overige zes maanden, van 7£ tot 12 ure des voormiddags.
Art. 12.
Geen vervoer van graan of meel op zon- en feestdagen.
Yervoer van belast graan of van belast meel naar of van de korenmolens is op
zon- en feestdagen verboden ten ware met schriftelijke toestemming van den Bur
gemeester en onder toezigt van plaatselijke beambten.
Art. 13.
Vervoer zonder behoorlijke bewijzen verboden.
Alle vervoer van belast of van de belasting vrijgesteld graan of incel naar of
van korenmolens, buiten de uren bij de art. 10 en 11 bepaald of niet gedekt door
een behoorlijk afgeteekend bewijs van betaalde belasting of consent-billetis verboden.
Art. 14.
Invoer van meelbrood enz.
Bij invoer van meel, van gekneed, week of hard brood, van beschuit, koek of
ander gebak, afkomstig of gemaakt van belast graan, beeft de verificatie, wan
neer die ingevoerde voorwerpen 50 ponden of daarbeneden wegenplaats aan de
kantoren van toezigt en invordering; wanneer die niet aan de kantoren kunnen
worden nagezien of bij groolere boeveelheden aan de waag.
DERDE HOOFDSTUK.
Van de vcrpligtingen der korenmolenaars niet betrekking
tot deze belasting.
Art. 15.
Aangifte van het bedrijf.
Ieder die het bedrijf van korenmolenaar uitoefent, moet vooraf zijn patent als
zoodanig of, in bet begin van het dienstjaar, een bewijs van gedane aangifte aan
het algemeen kantoor van ontvangst ter afteekening vertooncn.
De korenmolenaar, die zijn bedrijf laat varen, doet daarvan binnen acht dagen
tcnzelfden kantore aangifte.
Art. 16.
Aangifte van knechts en panden.
De korenmolenaars leggen aan het algemeen kantoor van ontvangst over
lü. eene door hen geteekende opgave, bevattende de voor- en toenamen hunner
knechtsten volle uitgeschreveneen en ander vóór dat door die knechts
eenige dienst op den korenmolen wordt verrigt;
2°. eene gelijke opgave van de liggingniet alleen van bunnen molenmet ver
melding van de daartoe behoorende schuren, loodsen en andere bergplaatsen
welke binnen den afstand van [50 ellen van den korenmolen gelegen zijnmaar
ook van de buizen hunner woning en die van hunne knechts, hetzij voor dit
bun bedrijf, betzij tot eenig ander einde dienende en gelegen binnen deze
gemeente.
Bij verandering van knechts of van de panden onder n°. 2 vermeldzijn
zij tot gelijke opgavebij bet in dienst nemen der knechts of liet gebruiken
van het pand verpligt.
Art. 17.
Verpligting tot het houden op den molen van schalen en gewigfen.
De korenmolenaars moeten op hunne molens houden de noodige schalen en een
stel gewigtbestaande uit de navolgende stukken, te weten:
2 stuks a 25 ponden
2 20
1 10
1 5
2 2
1 1
1 5 oneen
een en ander ten eindeop de vordering der belanghebbenden of der beambten
bet belaste of van de belasting vrijgestelde graan vóór bet malen en bet gemalene
vóór den vervoer van den molen kunne worden gewogen.
Art. 18.
Bij nacht niet te malen.
Het is aan korenmolenaars verboden gedurende den nacht te malen tenzij inct
schriftelijke toestemming van den Burgemeester.
Art. 19.
Geen graan aan de korenmolens te ontvangenzonder
behoorlijke bewijzen van aangifte.
De korenmolenaars mogen geen belast graan in of op hunne molens, mo-
lenwervenmolenhuizenschurenloodsen of stallenmolenkarren of schuiten
ontvangendan voorzien van het vereischle bewijs van betaalde belasling of van
bet consentbillet.
Art. 20.
Géén belast graan aan den korenmolen te ontvangen dan in behoorlijk
gemerkte zakken.
De korenmolenaars mogen geen belast graan op hunne korenmolensbergplaatsen
of werven ontvangen noch bet gemalene van hnnne molens vervoeren of doen
vervoeren dan in zakken, die duidelijk zijn voorzien van de merken in olieverw
in de bewijzen of consent-billetten uitgedrukt.
Art. 21.
Wijze van vervoer van het belast graan en meel naar en van de korenmolens.
Yoor zoo verre de korenmolenaars zelve bet graan of het meel naar of van
de molens vervoeren of doen vervoerenmag dit niet geschieden dan door
middel van daartoe bepaaldelijk dienende open voer- en vaartuigen, waarop in olie
verw duidelyk en zigtbaar moeten zyn gesteld de namen van den korenmolen en
van den korenmolenaaraan wien zij toebehooren. De zakken moeten bij bet
brengen aan, even als bij den afvoer van den korenmolen, en gedurende den
vervoer, zoo op de daartoe gebezigde voer- of vaartuigen zijn geplaatst, dat zij
gevoeglijk kunnen worden geteld.
Het meelvoor personen binnen de gemeente bestemdmag nergens anders wor
den gebragt dan aan bet in het bewijs of consent-billet vermelde huis of gebouw
van den aangever.
VIERDE HOOFDSTUK.
Van de peilingen en verdere verpligtingcii der korenmolenaars*
Art. 22.
Peilingen op de korenmolens en andere gebouwen.
De korenmolens, molenhuizen, molenwervende voer- en vaartuigen, de schu
ren, loodsen, stallen en andere bergplaatsenbinnen 50 ellen van den molen