Art. 234,
Vaartuigen, waarin de onder den naam van vent
jagers bekende kooplieden waren ter markt brengen,
moeten na den afloop der markt, op welke zij toegelaten
worden, naar de binnen-of buitenhaven verlegd worden.
Art. 235.
Overtreding van eenige bepaling in de vijf voorgaan
de arlikelen voorkomende wordt gestraft met geld
boete van één tot vijf guldens en gevangenis van één
tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk.
Art. 236.
De marktmeesters, de keurmeesters, de beambten van
politie en de ambtenaren der gemeente-belastingen ma
ken van alle overtredingen der bepalingen van dezen
titel op den ambtseed proces-verbaal op, aan den bur
gemeester in te dienen.
Tweede Titel.
Van de zalm- en zeevischmarkt.
Art. 237.
De gebruikers van vischbanken zijn verpligt, bet
grom of ingewand van den door ben schoongemaakt
wordende visch in bakkentobben of vloten te ver
zamelen en deze bij bet eindigen der markt te ledi
gen op de plaats, door of van wege den marktmees
ter bun aan te wijzen.
Art. 238.
De banken mogen door de gebruikers niet met wa
gens of bonden bezet worden.
Art. 239.
Afslag van den visch op de markt geschiedt door
den daartoe aangestelden afslager, op voorwaardedat
alle daarbij ontstane geschillen door hem zullen wor
den beslist.
Art. 240.
Het is verboden den afslager door luidruchtig spre
ken of bet maken van geraas in bet afslaan te storen.
Art. 241.
Overtreding van eenige bepaling, in een der vier voor
gaande artikelen voorkomende, wordt gestraft met
geldboete van één tot vijf guldens.
Derde Titel.
Van de Beestenmarkt.
Art. 242.
Vóór den aanvang van den marküijd mag op de
markt gcenerlei vee verhandeld worden.
Art. 243.
Paarden, ezels, slieren, ossen, koeijen, vaarzen en
kalveren moeten, volgens de aanwijzing des marktmees
ters, geregeld nevens elkander aan de daartoe bestem
de touwen en palen gebonden worden.
Zonder voorkennis des marktmeesters mogen zij niet
verplaatst worden. Bij slieren moeien de voorzorgen
genomen worden, welke strekken kunnen ter vermijding
van gevaar. Schapen en lammeren worden in bok
ken geplaatst.
Art. 244.
Zij, die vee ter markt brengen, moeten de voer
tuigen, welke zij daartoe gebruikt hebben, dadelijk
na de aflading van bet vee van de markt afbrengen.
Art. 245.
Het is verboden gedurende de markt stroo uit de
schaapshokken of mest van de markt weg te voeren.
Na de sluiting der markt wordt aan elk slechts een half
uur toegestaan tot wegneming van het stroo of van
den mest zijner beesten en dan nog maar alleen wan
neer hij zelf bet stroo geleverd heeft.
Art. 246.
De hokken voor schapen of lammeren mogen niet
den dag te voren geplaatst worden.
Art. 247.
Overtreding van eenige bepaling der vijf voorgaande
artikelen wordt gestraft met eene geldboete van één
lot vijftien guldens en gevangenis van één of twee da
gen te zamen of afzonderlijk.
Art.'248.
Geen ziek vee mag ter markt gebragt worden op
eene boete van vijf en twintig guldens en op gevan-
genislraf van één tot drie dagen te zamen of afzonderlijk.
Art. 249.
Wanneer op de markt eenig beest door de keurmees
ters van bet vleesch ziek aangetroffen of van ziekte
verdacht gehouden wordt, moet dit dadelijk, op bun
bevel, door ben, die het ter markt braglenvari de
markt naar buiten de gemeente verwijderd worden.
Weigering of vertraging wordt gestraft met eene
boete van tien tol vijf en twintig guldens en gevange
nis van één tot drie dagen, tezamen of afzonderlijk.
Vierde Titel.
Van de aardappelenmarkt.
Art. 250.
z>j. die van builen aardappelen ten verkoop inbren
genzijn verpligt daarvan aan den marktmeester ken
nis te geven, met opgave van hunne namen en van
de door hen aangebragte hoeveelheid.
zi.ï mogen de voer- of vaartuigen, waarmede zij de
aardappelen inbrengen, niet anders dan op bet voor
de markt bestemde gedeelte der stad doen aanleggen en
plaatsen, noch eenig gedeelte der lading elders verkoopen.
Deze bepaling is echter niet toepasselijkwanneer
kooplieden, buiten de stad wonende, op gedane bestel-
lingeu onder behoorlijk adres of in afzonderlijke zak
ken aan particulieren aardappelen afleveren, gelijk ook
niet aan pak- of woonhuizen van bandelaars in aardap
pelen. In dit laatste geval echter moeten zij voorzien
zijn van eene schriftelijke kosteloos af te geven locslem
ming des marktmeesters.
Art. 251.
De toegang tot de onderscheidene aan de markt liggen
de schepen mag op geenerlei wijze worden belemmerd.
De door de verkoopers gebezigd wordende verkoophuis
jes moeten op den kant van den wal gesteld worden.
Art. 252.
Op ieder ter markt liggend schip moet gedurende
den markltijd steeds een meter aanwezig zijn, die
zorgen moet, dat zijne maten zuiver van aarde en klei
zijn en behoorlijk worden gevuld.
De verkoopers mogen zich van geene andere malen
bedienen dan van behoorlijk geijkte, eene Nederlandscbe
mud of de onderdeden van deze inhoudende.
Art. 253.
Overtreding van eenige bepaling der drie voorgaande
artikelen wordt gestraft met geldboete van één tot
tien guldens en gevangenis van één of twee dagen,
te zamen of afzonderlijk.
Vijfde Titel.
V'in de graanmarkt.
Art. 254.
liet graan, zaad, de boekweit, erwten en boonen,
mogen niet anders dan in zakken, welke eene Neder
landscbe mud inhouden, ter markt worden gebragt.
Bijaldien de marktmeester vermoedt, dat eenige zak
die maat niet inhoudt, is bij bevoegd de gebcele partij
door een beëedigden meter te doen nameten.
Art. 255.
Gedurende den markttijd mogen geene dragers zich
op de marktplaatsen begeven, wanneer zij niet door
koopers of verkoopers geroepen wordenen dan nog
maar alleen onder de gaanderijen.
Art. 256.
Gedurende den markttijd is het verboden met rij- of
voertuigen over de Korenbrug te rijden of te gaan.
Art. 257.
Bij de meling in art. 254 bepaald, wordt eene spe
ling toegelaten, bij tarwe, rogge en peulvruchten van
éénenbij de andere ter markt gebragte waren van
twee koppen. Ondermaat van eiken kop wordt met
eene geldboete van één gulden gestraft, zoo echter dat
die boeten de som van vijf en twintig guldens niet te
boven gaan.
Art. 258.
Overtreding van artt. 255 en 256 wordt gestraft met
eene geldboete van één tot tien guldens.
Zesde Titel.
Van de kermis of jaarmarkt.
Art. 259.
De kermis of jaarmarkt vangt aan op maandag der
laatste volle week van de maand Julij en eindigt op
den daaropvolgenden zaturdag.
Art. 260.
Bij bet plaatsen hunner tentenloodsenkramen of
stallingen, zijn de belanghebbenden verpligt zich naar
de bun van wege Burgemeester en Wethouders gedane
aanwijzingen te gedragen, de bun toegestane plaats
niet met anderen te ruilen, geene meerdere ruimte in
te nemen en te zorgen, dat hunne tenten, loodsen,
kramen of stallingen nevens elkander en aan de voor
zijde op ééne lijn gesteld worden.
Gelijke verpligting rust op de werklieden, welke zij
tot de plaatsing gebruiken.
Art. 261,
De kramers zijn verpligt te zorgen dat vóór midder
nacht de kramen gesloten worden en vuur en licht daar
binnen weggenomen en uitgedoofd zijn. Aan zuur-,
koek-, gebak-, wafel- of broederljeskramers kan, op
daartoe gedane aanvrage, door Burgemeester cu Wet
houders een later uur aangewezen worden.
Wanneer na bet sluiten der kramen door dc beambten
van politie in eenige kraam eenig vuur of licht wordt
ontdekt, moeten zij de zich in de kraam bevindende
personen daarvan verwittigen en, geen gehoor verkrij
gende, de kraam openen en het vuur of licht wegnemen.