Zitting van 31 July. Tegenwoordig de IIH. van Kaatlioven, Kluit, Stoffels, de Mocn, du Rien Lisman, Ysselsteyn, Olivier, ten Sandc, Ie Poole, Leembruggen, J.uzae, Tacts van Amcrongcn, Hubrecbl, Siegenbeek, van der Hoeven en de Voor- zit ter. Nadat de Notulen van de vorige vergadering zijn gelezen en goedgekeurd, deelt de Burgemeester mede: 1°. Eenc dispositie van Gedeputeerd! Staten van Zuid-Holland van den 15 dezer maand GS. n°. 4, daarbij, naar aanleiding van een Koninklijk Besluit van den 3 bevorens, goedkeurende liet raadsbesluit van den 13 Junij jl.tot regeling van een schuitenvcer met bet gemeentebestuur van Haarlemmermeer. Aangenomen voor kennisgeving. 2°. Dat de verantwoording van de inkomsten en uitgaven der gemeente over 1355 door Burgemeester en Wethouders, onder overlegging van de door den Ontvanger aangeboden rekening, den 30 dezer maand gereed zou zijn en alsdan worden overgelegd. Overeenkomstig de voordragt is besloten deze te stellen in banden van de Commissie van Finantic ten fine van berigt en raad. De Burgemeester legt over: De rekening van Commissarissen dezer Stads Bank van Leening over 1855. Gesteld in banden van de Commissie van Finantie ten fine van berigt en raad. De Burgemeester brengt in behandeling: 1». Benoeming van drie Bestuurders van het Werkbuis uit de Ingezetenen. Nadat liet Bureau van stemopneming was zamengcsteld uit de till. Kluit, Vsselsteyn, van der Hoeven en den Voorzitter, is men tot de stemming over gegaan en blijkt bet bij een getal van 17 slembillellenovereenkomende met rial der aanwezige leden, dat zijn uitgebragt bij de eerste stemming op: D. A Schrellen 17 stemmen; bij de tweede stemming op II. Zaalberg 15 en .1. J. van AVcnscn 1 stemmen, terwijl 1 billet in blanco was gelalen; en bij de derde stemming op J. van lleukelom 17 stemmen. Zijnde derhalve benoemd de Ileercn Dominicus Anlonius Schrellen, Herman Zaalberg en Jan van lleukelom. 2". Missive van Regenten van het II. G. of Armen Wees- en Kinderhuis om bekend te worden met bet verlangde redres in de rekening van 1854. Overeenkomstig bet rapport van de Commissie van Finantic is met 15 te gen 1 stemmen, zijnde die van bet lid van Kaathoveri, hebbende bet lid Le Poole zich buiten stemming gehoudenbesloten aan Mren Regenten voorn, de punten op te geven, waaromtrent bel redres in hunne rekening over 1854 verlangd wordt. 3". Request van de Schippers van bet Rotterdammer Pakscbuitcnvecr, hou dende bet verzoek, om bij de benoeming van eencn Commissaris voor deze veeren, bet aanteekcngeld te doen vervallen, maar daarentegen te bepalen dal elke schipper telken male dat bij afvaart, aan den Commissaris voor zijne beinoeijingen zal betalen veertig cents. Overeenkomstig de conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethou ders is met 13 tegen 4 stemmen, zijnde die van de leden de Mocn, Lisman, lo Poole en Leembruggen, besloten bet verzoek van de adressanten af te wijzen. 4°. Adres van Bestuurders van het Minnchuis, daarbij verzoekende otu terug te komen van bel hesluit van den 29 Mei dezes jaars, en alzoo hun toe te kennen 951.53* over den jarc 1855, en ƒ951.53' over den jare 1856, niet bij wijze van snpplcloire bcgrooting, noch bij wijze van vermeer dering van subsidie, maar zoo als zij in bun schrijven van den 7 April be vorens verzochten, toekenning van cene gelijke sotn over de jaren 1855 en 185C als op de begrooting van het jaar 1854 door de Commissie van Finan tic bij wijze van erreur is begaan en door dezen Raad op 27 December 1855 zou zijn hersteld. Gelet op bet rapport van de Commissie van Finantie, zijnde van dezen inhoud Aan de Commissie van Finantie is ten vicrdcnmalc opgedragen de geens zins benijdenswaardige taakom UEd. te dienen van berigt en raad op een adres aan den Gemeenteraad door Regenten van bet Minnehuis ingediend en hier ter stede en elders in druk verspreid, daarbij verzoekende om terug te komen van Uw besluit van 29 Mei 11. en alzoo hun toe te kennen ƒ951,533 over den jarc 1855 en 951,533 over den jare 1856, niet bij wijze van suppletoire begrooting nocli bij wijze van vermeerdering van subsidie, maar zoo als zij in hun schrijven van 7 April jl. verzochten toekenning van eene gelijke som over de jaren 1855 en 1856 als op de begrooting van het jaar 1854 door de Commissie van Finantie bij wijze tan erreur is begaan en door UEd. op 27 December 1855 is hersteld. Zij zal trachten de zaak zoo duidelijk mogelijk Toor te stellen om UEd. aan te toonen wat hiervan is. Zoo als UEd. bekend is moet bet saldo der rekening van een vorig jaar op die begrooting komen welke in bet jaar waarin de rekening moet worden opgenomen, wordt vastgesteld, en alzoo inocsl bet saldo der rekening van liet Minnchuis van 1852 als eerste post komen in de bcgrooting o\cr 1854, welke bcgrooting in 1853 werd vastgesteld. Nu werden nadat in 1853 door de tegenwoordige regenten de administratie was overgenomen, de ickcning van 1852 den 13 Julij daaraanvolgende door den Baal opgenomen en gesloten, vervolgens de begrooting over 1854 door Regenten ingediend en door den Raad vastgesteld, waarin als eerste post werd aangenomen bet saldo der rekening van 1852 ad 951.533, alle de door Regenten voorgedragen posten van uilgaaf tot hetzelfde bedrag, uitgezonderd eene vermindering van 200 op artikel kleeding, ligging en dekking en alzoo de gehecle begrooting vastgesteld met een subsidie tot een bedrag van f 16,500, sluitende met een batig slot van 134,71, zoodat al mogt de Gemeenteraad zulks hebben verlangd geen hoogcr subsidie dan van 16,500 kon worden toegestaan. In Julij van het jaar 1854 werd door Regenten eene suppletoire begrooling ingediend voor de dienst van 1353, waarop mede bet batig saldo van 1852 ad ƒ951.535 vermeld werd. De Commissie zal nu niet treden in beoordecling op welke wijze dit saldo op die suppletoire begrooting gekomen is en wat er zij van bet door Regenten in bun belang gedane verhaal, hierover is reeds vroeger door baar rapport gedaan. De plaatsing van dat batig saldo van 1852 ad ƒ951,535 ook op die sup pletoire begrooling was eene dwaling, daar dat saldo reeds in de loopende bcgrooting van dat jaar 1854 was opgenomen. Dit is later door uwe Com missie opgemerkt, die toen tot herstel daarvan een voordragt, om aan Re genten een buitengewoon subsidie van ƒ951.535 toe te staan, gedaan heeft, welke voordragt door UEd. bij besluit van 27 December 1855 is goedge keurd. Regenten zeggen nu in bun adres «dat zij na herbaalde aanvrage een mandaat groot ƒ951.535 ontvingen, waarop geschreven was door de Commissie van Finantie dat het verstrekt werd wegens erreur door dubheld emplooy begaan." Dit zeggen van Regenten gaat bet begrip der Commissie te boven; boe? men laat de Commissie van Finantie een mandaat van ƒ951.535 schrijven, waartoe zij niet geregtigd is en wat zij ook nimmer gedaan heeft, als strij dig met art. 224 der Gemeentewet, dat luidt «de uitgaven uit de plaatse lijke kas worden bevolen door Burgemeester en AVclhouders bij bevelschriften door bunnen Voorzitter en een der Wethouders te teekenen," terwijl de beta ling door den ontvanger zou zijn geschied in strijd met art. 114 der Gemeen tewet. De onwaarheid van dit beweercu springt ieder duidelijk genoeg in het oog. Regenten vervolgen «niets is daarom natuurlijker dat Regenten daarna zich tot UEd. hebben gewend bij bun schrijven van 7 April jl. om ook de gevolgen van bet erreur door de Commissie van Finantie op de begroo ting van 1854 begaan, op de begrooling van 1855 en 1856 te herstellen." Regenten verlangen alzoo herstel van de gevolgen van ccn erreur waar geen erreur bestond, want op de begrooting van 1854, die is en was zoo hij behoordebestond geen erreurwel op de suppletoire begrooting van 1853, welke dwaling dan ook door het besluit van 27 December 1855 her steld is en volstrekt geen invloed op de volgende begrootingen van 1855 en 1856 kon hebben. Regenten beweren te moeten ontvangen voor 1855 en 1856 de subsidie van ƒ16500 in 1854 toegestaan, -f- bet bedrag van het batig saldo der rekening van 1852. Hierop moet de Commissie opmerken dat indien dit beweren van Regenten opging, elke inrigting van liefdadigheid of Godshnis zou moeten ontvangen in volgende jaren de subsidie van bet vorig jaar, -f het batig saldo van vorige rekening, zoodat indien b. v. het saldo van vorige rekening is ƒ1000, zou men in het volgende jaar bij gelijke subsidie als het vorig jaar moeten voe gen het bedrag van dit saldo van ƒ1000. AVij vragen waai toe zou dit, zóó jaarlijks voortgaande, leiden Maar eens voor een oogenblik aangenomen dat dit konde plaats hebben, ook dan nog was, bij het vaststellen der begrooting over 1855 alle denkbeeld daaraan vervallen, sedert de wet van 28 Junij 1854 (Staatsblad n° 100) op het stuk der subsidien uit de fondsen der burgerlijke gemeenten der burger lijke gemeenten aan instellingen van weldadigheid bepaalde voorschriften gaf. Bij deze voorschriften toch wordt als eerste vercischte gevorderd, zoo moge lijke vermindering van subsidie, daar behalve de bewezen volstrekte noodza kelijkheid van subsidie door rekening en verantwoording van bet laatst afge- loopcn jaar en bcgrooting voor hel loopend of eerstvolgend dienstjaar, er ten behoeve van liet betrokken bestuur, naar het oordeel van deu gemeenteraad op cene billijke wijze moet zijn bijgedragen door hen, van wie, overeen komstig den aard der instelling, in den regel bijdragen kunnen worden ver wacht, dat is hier van de Nedcrduitsch Hervormde Gemeente. IIoc kon alzoo de Raad in dezen stand der zaak zonder bijdrage der gemeente een meerder bedrag aan subsidie in 1855 toestaan als er in 1854 was verleend, Regenten hebben eene vergelijking gemaakt lusschen het subsidie in vijf jaren aan het II. C. weeshuis en het subsidie aan het Minnehuis in dien tijd verleend. Deze vergelijking is onjuist want het R. C. weeshuis, volgens de registers van den Burgelijken stand met 260 personen (niet 230), is tevens oude- licdenhuis, zoodal rncn bij hel Minnehuis, volgens de registers met 307 (niet 230) personen alzoo zou moeten voegen het Geref. weeshuis met 364 kinde ren en ƒ85,500 subsidie voor die vijf jarenwanneer men eene geheel andere verhouding bekomt. Niet zoo als door Regenten wordt opgegeven in vijf jaren ƒ84451,535 voor 320 personen tegenover ƒ82.500 voor 230 personen inaar ƒ82.500 voor 260 personen tegenover ƒ109.951.535 voor (307364 671 personen. Ten slofte voegt de Commissie hier nog de volgende opmerkingen bij. Regenten vermelden dat door den Raad op de begrooting van 1848 bij de som der subsidie groot 18.000 deze aanteekening is bijgeschreven: de subsidie van ƒ18.000 «zal als Godshuis voorlaan worden gegeven uit de Stedelijke kas." AVij moeten UEd. doen opmerken dat de onjuistheid van deze mededeeling reeds door Uwe Commissie in een vroeger rapport is aangetoond. De eenvou dige aanteekening toch op de begrooling van 1848 bij het artikel subsidie uit de kas van het Iiuiszittenhuis gevoegdis dus luidende: Deze sub sidie zal als Godshuis voortaan worden gegeven uit de stedelijke kas (dus niet zooals Regenten die vermelden)welke aanteekening aanduidt dat, terwijl liet subsidie destijds door middel van Mr. Regenten der lluiszitlen- en Diaconie armen aan bestuurders van bet Minnchuis werd verstrekt, deze subsidie voorlaan regtslreeks uil de stedelijke kas aan het Minnehuis, als nu op zich zelf staand Godshuis, zou worden gegeven, eene aanteekening noodzakelijk geworden door dien de Secretaris van liet Minnehuis in de model- begrooting de woorden subsidie uit de stedelijke kas in subsidie uit de kas van het iiuiszittenhuis eigenhandig had veranderd. Tot meerdere bevestiging strekkc nog art. 6 van het besluit omtrent bet Minnehuis dus luidende: Het ontwerpen van een reglement omtrent het beheer van het Minnchuis mitsgaders omtrent de opneming en verpleging der bestedelingenwordt aan het Collegie van Regenten opgedragen. Dit reglement moet binnen den tijd van zes maanden worden overgelegd en wordt daarop de goedkeuring van den Gemeenteraad vereischt, immers zoolang deze instelling subsidien uit de stedelijke kas zal behoevenin welk laatste geval het voorschrift van art. 148 der gemeentewet gevolgd wordt." Uit dit alles blijkt dus, dat nimmer bepaald is dat de Raad de subsidie van 18000 'sjaars zou geven, tot welke toezegging het Gemeentebestuur onbevoegd was en dat trouwens bij gebrek van alle formaliteiten ten eene- male onhoudbaar zou zijn. Voorts moet de Commissie opmerken dat nooit het geven van subsidie in een regt, zooals de adressanten stellenmug ontaarden, maar iminer cene gunst is, voortvlocijcndc uit de overtuiging van dadelijke en groote behoeftezoodat dus de bedreiging met procedure ongepast en geheel en al ongegrond is. En hiermede meent de Commissie de zaak genoegzaam te hebben toege licht en neemt zij op deze gronden de vrijheid UEd. te radente persisteren bij bel besluit in de Raadsvergadering van den 29 Mei dezes jaars genomen. De Commissie van Financie voornoemd, (get.) J. B. de MOEN. Lcydcn19 Julij 1856. B. F. KRANTZ. M. 11. A. LISMAN. Is na deliberatie met 11 tegen 6 stemmen, zijnde die van de leden Taels van Amcrongcn, Ilubrecht, van Kaatlioven, Kluit, Ysselsteyn en Ie Poole, besloten aan de adressanten te kennen te geven, dat de Raad persisteert bij zijn besluit den 29 Mei dezes jaars genomen. 5°. Voorstellen omtrent de regeling der policie. Bij de deliberatien hierover wordt door het lid Taels van Amcrongcn als amendement voorgesteld, bij de niteenloopcnde rapporten deze zaak uit te stel len, lot bij de aanstaande begroeting, en Burgemeester en AVclhouders te ver zoeken, alsdan hierop bij hunne voordragt te willen letten. Met 9 tegen 8 stemmen is dit aangenomen. Voor stemden de leden Taels van Amerongen, van der Hoeven, van Kaat- hoven, Kluit, Ysselsteyn, ten Sande, le Poole, Leembruggen en Luzac. Tegen de leden Hubrecht, Siegenbeek, Stoffels, de Moen, du Rieu, Lis man, Olivier en de Voorzitter. 6». Request van ontslagen klap- en brandwakers, waarbij deze verzoeken pensioen of wel eene gratificatie in eens. En gelet op de rapporten van den Burgemeester cn de Commissie van Finantie, AVordt bij de deliberatie hierover door bet lid van der Hoeven als amendement voorgesteld, dat Burgemeester en AVethoudcrs worden uitgenoo- digd nog nader te letten op het laatste gedeelte van dit verzoek, en dienten gevolge onderzochten of er ook termen konden gevonden worden om voor eenmaal aan de adressanten eene gratificatie toe te kennen. En is dienovereenkomstig met 10 tegen 7 stemmen besloten. Voor stemden de Hfl. Taels van AmerongenHubrecht, Siegenbeek, van der Hoevenvan KaathovenStoffelsYsselsteynten Sandele Poole en de Voorzitter. Tegen de I1H. Kluit, de Moen, du Rieu, Lisman, Olivier, Leembruggen en Luzac. Eindelijk wordt door het lid Siegenbeek voorgesteld, uit hoofde van het ver gevorderde uur, de behandeling der verdere onderwerpen tot eene volgende vergadering uit te stellen. En is bierloc met algemecne stemmen besloten. Te Lcydcn ter Boekdrukkerij van J. G. LA LAU,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1856 | | pagina 50