LEYDSCIIE COURANT. MAANDAG 22 DECEMBER. De Courant wordt MaandagIFoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt uit Zaturdag Avond. De Prijs der Courant is f 12 in liet jaar de afzonderlijke Nommers ivorden tegen 10 Centen afgegeven BIL deze Courant behoort Bijblad Hf0. 31. Uithoofde van hel KERSFEEST, zal do Vrijdagsche Courant in plaats van Don derdag Avond op Woensdag worden uitgegeven. BlNtMiNLANDSGHE BKKIGTElY. LEYDEN, 20 December. In de zitting van den Gemeenteraad van gisteren is, op voorstel van liet lid Coek, besloten om liet voorstel omtrent liet plaatselijk belastingstelsel van de leden van der Boon MeschLisman en Huyser, op nietnv in over weging te nemen bij de verdere behandeling der stedelijke begrooling. Het getal der in het Werkhuis alhier opgenomenenbedroeg gedurende deze week dagelijks 160 lot 180 personen. Te Rotterdam hebben gisteren twee belangrijke aanbestedingen plaats gehad. 1°. Door Burg. en Welti, het maken van de aarden-, rijs-, kaai-, steiger- en andere werken voor de te maken kade achter de huizen aan de zuidzijde van den Haringvliet. 2°. Door het bestuur van de Ned. Rijnspoor weg-Maatschappijhet maken van de brug-, aard-, rijst-, kaai- en steiger- werken voor het eind station te Rotterdam. Voor beide werken was de lieer P. van Limburgh aldaar de minste inschrijver. Voor N°. 1. ƒ279,587 en voor N°. 2. ƒ549,347. Directeuren van de te Rotterdam gevestigde Zuidhollandschc Maat schappij tot redding van schipbreukelingenhebben besloten te doen uitrei kende gouden medaille aan Kapitein S. Halfweg, de groote zilveren aan den tweeden Stuurman P. van der Scliie en de groote bronzen en ƒ10 aan de matrozen G. de Waard en M. Stuivers, allen van het sehroefstoomschip Hollander; de zilveren medaille aan Kapitein G. F. Bus; de groote zilveren medaille aan Kapitein F. Ncpperns Fz.en ƒ50 voor zijne bemanning; de zilveren medaille aan den gezagvoerder A. Verschoor, en de zilveren me daille aan Kapitein F. Riclmeijer. Aan allen wegens moed en beleid, bij het redden van schipbreukelingen betoond. Uit Haarlem wordt gemeld dat de belangrijke fabriek aldaar, onder de firma Thomas Wilson bestaande in katocnvenverij glanzerijdrukkerij en bleekerij met drie stoomwerktuigen en ruim 250 werkliedendezer dagen in eigendom is overgegaan aan de Heeren B. Bavink en Zoonte Almelo. Uit Steenwijk wordt aan de Amst. C. geschreven: De permanente Commissie en de Commissie van Weldadigheid der Maatschappij van Wel dadighcid hare betrekkingen nedcrgelegd hebbende, Js het beheer dier on derneming in handen van den Heer Baron Mackay, als gecommitteerde der Regering bij haarovergegaan. Deze gebeurtenis kan niet nalaten bezorgd heid bij velen te verwekken, omdat, eene ontbinding van die instelling daar van het gevolg kan zijn door eene verklaring, van in staat van kennelijk onvermogen te verkeeren. Dat in een zoodanig geval de crediteuren der Maatschappij van Weldadigheid weinig van hunne vordering zullen erlangen, omdat het rijk dan geregligd is het kapitaal van 1,300,000 en ƒ800,000 over de jaren 18361839 a ƒ200,000 'sjaars met 4 pCt. rente te vorderen, aan voormelde instelling bij Kon. besluit van 17 Jannarij 1836 verstrekt, behoeft wel geen betoog; terwijl de gemeentebesturen en corporationdie hunne kapitalen gedurende 16 jaren in de kas dier Maatschappij gestort hebbendaardoor het vooruilzigt zullen derven om hunne bestedelingen na verloop van 16 jaren kosteloos te plaatsen. Men mag inlusschcn in hel al gemeen belang zoowel als in dat van alle onmiddellijk bij de zaak belang hebbenden hopen, dat zulk eene noodlottige gcbenrtcnis als de ontbinding der Maatschappij van Weldadigheid door eene schikking of bij eene even tuele verklaring van den slaat van onvermogendoor een accoord zal kun nen verhoed worden. De tegenwoordige crisis zal waarschijnlijk zoo veel te eer gunstige gevolgen te weeg brengendaar volgens loopende geruchten de thans bestaande Staatscommissie insgelijks een voorstel strekkende tol instandhouding dier instelling moet gedaan hebben, onder zoodanige wijzi gingen en verbeteringendal het doel der inrigting kan bereikt worden zonder dat de schatkist jaarlijks tot zulke aanzienlijke offers zal verpligt zijnen welke wijzigingen de hoofdoorzaak zouden zijn dat de permanente Commissie hare functien zou hebben nedcrgelegd. Aan de Utr. Cour. wordt over deze zaak nog het volgende geschreven Voor wanordelijkheden in de koloniën behoeft men niet bevreesd te zijn; de orde in de koloniën is steeds met de meeste kracht gehandhaafd kunnen wor den en daarin zalniettegenstaande de neteligheid van de stelling der Maat schappij geene verandering koming. Wat de staat van zaken der Maat schappij aangaat, men mag het als een ongeluk beschouwen, dat men sints 1842 de zaken door de permanente Commissie van Weldadigheid heeft laten besturen, en dat wel naar grondslagen, wier ondoelmatigheid door de uil komsten der laatste jaren toen ontegenzeggelijk was gebleken. Bij die oorzaken van vervalhebben zich het misgewas en de duurte der laatste jaren gevoegd, die de koloniën den doodsteek hebben gegeven. Ilet is te wenschendat er een redmiddel moge gevonden wordenopdat de belangen der geïnteresseerde gemeenten en personen niet te veel zullen lijdengelijk bij eene gewone insolvenl-verklaring der Maatschappij te vreezen is. In het verslag tol vaststelling van het VJe Hoofdstuk Binnen!Zaken komt o. a. het volgende voor: Door cenige leden werd bevreemding aan den dag gelegd, dat de Memorie van Toelichting, die bij het nieuwe wels-onlwcrp is gevoegd, van denzelfdcn Minister van Binnen], Zaken is uitgegaan, die het oorspronkelijk ontwerp verdedigd heeft, hoewel dat stuk dan ook, wegens de ziekte van dien Mi nister, de ondcrteckening draagt van het hoofd van het Dep. van Financiën, waarom zij zwarigheid meenden te moeten maken om aan de tegenwoordige voordragt hun zegel te hechten. Althans moesten zij hel wcnschelijk achten, dat, nog vóór het in beraadslaging komen dier voordragt, door den Koning omtrent het verzoek om eervol ontslag van den legenwoordigen Minister van Binnenl. Zaken eene bepaalde beslissing genomen wierd. Van de zijde der leden, die in de aanneming der tegenwoordige begroo- lingswet bezwaar zagen, werd nog geantwoord, dal het geenszins in hunne bedoeling lag, het Hoofd van den Staat tot het verleenen van ontslag aan den Minister van Binnenl. Zaken te dwingen, maar dat dan toch aan de andere zijde de leden der Kamer niet gedwongen kunnen worden om hun vertrouwen aan eenen bepaalden Minister te schenken. Een tweede punt van beschouwing betrof de vraag, of indien de tegen woordige voordragt niets meer moet zijn dan eene bloote credielwet, zij dit karakter wel in genoegzame male bezit. Men had niet de afgestemde begrooling geheel moeten teruggeven, met bijvoeging alleen van een wets artikel volgens hetwelk niet meer dan de helft der uitgetrokkene sommen kan worden besteed. De meerderheid, ofschoon het gewigt der voorgaande bedenkingen niet miskennende, stond het gevoelen voor, dat de grondslag der credielwet wel geen andere kon zijn dan de oorspronkelijk voorgedragene begrooling voor 1857. Maar terwijl dus de meeste leden wel met het tijdelijk in werking brengen der begrooting konden instemmen, was men het vrij algemeen daarin eens, dat voorzorgen wcnschelijk waren om te voorkomen, dat de aangebodene credielwet iels meer wierd dan een middel om stilstand van de dienst te verhinderen Men gaf op nieuw in overweging, of niet uit de cre dielwet alle posten van uitgaaf konden worden weggenomendoor welker toestemming hel hoofd van het Dep. van Binnenl. Zaken in slaat wordt ge steld om geheel nieuwe uitgaven te doen, zoo als 40,000 voor het bouwen van een nieuwe sterrewacht te Leyden. Voor zoo veel liet nieuwe art. waarbij ƒ182,000 voor de tijdelijke in standhouding van de koloniale instellingen der Maatschappij van Weldadigheid worden aangevraagdheeft men de voorloopige inlichtingen niet voldoende gekeurd, en dus nagenoeg algemeen verlangd, nader, des noods in comitc- generaalmet de geheele toedragt te worden bekend gemaakt. In sterke 9 bewoordingen werd het gevoelen uitgedrukt, dat, als men tol hel toestaan der gevraagde som besloot, dit zou zijn om de zaken der Maatschappij ge durende den tijd, dat de Regering of een nader te benoemen Curator daar over hel beheer moet voeren, gaande te honden, zonder dat men zich aan de overgelegde berekeningen van het geldelijk beheer der Maatschappij ge durende de eerste 6 maanden van 1857 gebonden rekende. Tevens heeft men zich ten krachtigste tegen aanknoopen van nieuwe onderhandelingen met de Maatschappij verklaard. Nadat het bovenstaande Verslag aan de Regering was medegedeeld, is daarop door den Minister van Binnenl. Zaken, ad interimo. a. geantwoord: De credielwet is aangeboden met geen ander doel, dan om te verzekeren, dat 's Rijks dienst, zoo veel het Dep. van Binnenl. Zaken betreft, aan geen stilstand worde blootgesteld. De Regering meent, dat bij de overweging cener credielwet, de vraag wie aan het hoofd van het betrokken Departement staat of zal komenin zoo verre buiten invloed kan geacht worden, als daarbij door de Regering slechts gevraagd wordt wat in de gegeven omstandigheden altijd en volstrekt vereischl wordt. liet ligt geheel in de bedoeling der Regering alle nieuwe uitgaven, die uitstel gedoogen, aan te houden. Als zoodanig zal zij ook, ofschoon niet zonder leedwezenden post beschouwen betreffende het bouwen van eene sterrewacht te Leyden. De Regering is bereid de zaak der Maatschappij van Weldadigheid nader, in comité-generaal, te behandelen. 'sGRAVENHAGE, 20 December. Bij Kon. besluit is de Kapitein-ler-Zee B. G. Escher eervol ontslagen uit zijne betrekking van Directeur-Generaal van het Dep. van Marine, en benoemd tol Inspecteur cu Adviseur voorliet personeel en materieel der zee- magt. Voorts is bevorderd tot Luit.-ter-Zee lste kl.de Luit.-ter-Zee 2dc kl.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1856 | | pagina 1