ten, en die deze belastingen veel racer op de steden dan op het platteland zouden doen drukken, met den legenwoordigen stand van zaken niet meer zonden overeenstemmen hoewel daar argumenten voor kunnen worden aangevoerd, die niet van grond ontbloot zijn, levert echter, zoo alge meen als zij daar wordt voorgesteldstof lot bedenking. lie Regering erkent echter, dat van de bevolking ten platten lande in de bestaande omstandighedeneene aanzienlijker bijdrage tol 's Rijks inkomsten kan gevorderd wordenen is het ook bij haar reeds in opzettelijke over weging gekomen, of en in hoeverre zulk eene bijdrage door middel van hel patenlregt zou te vinden zijn. Reeds is Ie kennen gegeven, dat de Regering de regeling van de belastin gen door gemeenten te heffentot een onderwerp van hare ernstige over wegingen heeft gemaakt. Zoo, blijkens het verslag, de accijnsen als plaat selijke belasting worden afgekeurdniet minder bezwaren worden daarbij ingebragt legen de plaatselijke directe belastingen. Indien de hier behandelde belangen alleen zouden zijn te bevredigen wan neer het Rijk een gedeelte van de directe belastingen aan de gemeenten afstond, te dien effectc, dat aan rijks- en gemeente- directe belastingen te zamen niet meer betaald wierd dan thans uitsluitend aan de rijks- directe belastingenzou zoodanig middel gepaard moeten gaan met grooler offers van de zijde der schatkist dan kunnen worden ingewilligd en zonde zoo danige maatregel niet zijn tol stand te brengen zonder dal het Rijk wegens dat verlies wierd schadeloos gesteld. De Staat zou dan zijne tocvlugt moeten nemen tot nieuwe directe of in directe belastingen, en dat ook hieraan groole bezwaren zijn verbonden, zal wel geen betoog vereischcn. In allen geval zou het eene met het andere hand aan hand moeten gaan, en van liet Rijk kan niet verwacht worden, dat het de belangen zijner financiën in de waagschaal zou stellen door afstand van een gedeelte zijner inkomstenzonder vooraf verzekerd te zijn dal hierdoor geen tekort in de middelen ontsla. l)c vaststelling van een acquivalcnt zou dns afstand van belasting moeten voorafgaan en niet volgen. De Regering ontkent niet, dat de wet op de personele belasting verbete ring behoeft en verzamelt bouwstoffen voor die herzieningterwijl die ten aanzien van liet patenlregt nog in deze zitting zal voorgedragen worden. Hoofdstuk X (Oorlog). Met leedwezen heeft men vernomen, dat over het algemeen niet zeer gunstig over deze begrooting wordt gedacht. Des te meer zal men trachten, door het geven van ophelderingen, de gemaakte be denkingen uit den weg te ruimen en daardoor een gunstiger oordeel moge lijk te maken. Er zijn leden, die het gevoelen voorstaan, om de begrooting van dit hoofdstuk op 10} milliocn te verminderen, waarop na voorafgaande inlich tingen de Minister antwoordt, dat men de begrooting van oorlog minder kan stellen, als men dit zou willen doen om de vertegenwoordiging te be lieven, of zich, in populairen zin, aangenaam te maken; maar hij moet verklaren, dat naar mate men de raming zal willen verminderen, men dit altijd te weinig zal doen; want dau zal men een zoodanig gebrekkigen toe stand van zaken verkrijgen, dat het geld, daaraan besteed, eigenlijk voor de verdediging des rijks verloren, dat het eene onnutte uilgaaf zal wezen. Men vergete niet, dat de proef eener stelselmatige vermindering, in 1849 genomen, wrange vruchten heeft gedragen. Men bezuinigde toen 12 tonnen gouds, maar men had daarvoor een verzwakt, een ontoereikend leger. Noemt men de organisatie, zoo als zij nu bestaat, al te uitgebreid en te kostbaar, dan vordert de billijkheiddat men eerst bepalehoe groot het bedrag dier uilgaven eigenlijk is. liet kan dien ten gevolge geenszins de vraag zijn, of eene raming van meer dan 11} milliocn, maar wel of de werkelijke uilga ven van minder dan 9; milliocn de financiële krachten van den Staat te boven gaan. Verder zegt de Minister dat Nederland gcene uitgebreide militaire magt kan onderhouden, maar wat het van dien aard bezit, moet in zijne soort goed, ja zeer goed wezen. Het moet de kern zijn waarop in tijd van ge vaar kan worden gerekendwaarop de alsdan te nemen maatregelen in het groot kunnen steunen. Die beslanddeelen zijn in het leger aanwezig. Het moge niet groot zijn, het is in gehalte over het algemeen uitmuntend. Dit is het getuigenis van vreemde, van onpartijdige beoordeelaars; maar zij is, zoo als de Minister vertrouwt, mede in de publieke opinie des lands geves tigd, waarop het vooral aankomt, en welke geenszins de male van kennis en geoefendheid voorbijziet, welke bij alle wapens toenemende is. Overal waar Nederl. Officieren zich in het buitenland verloonenworden zij juist daarom met onderscheiding ontvangen en bejegend. De inrigtingen van militairen aard worden door vele vreemde Officieren bezocht, en wegens hare doeltreffendheid geroemd. Zij kunnen met de beste in andere landen wedijveren. Is de zedelijke kracht bij het leger aanwezig en verdient zij in alle opziglen de ondersteuning, welke eene wenschelijke stabiliteit haar alleen kan verzekeren, ook de stoffelijke middelen van tegenweer worden niet veronachtzaamd. Bij de beantwoording van Hoofdstuk XI (Koloniën), wordt op de vraag, hoe ver de ten uitvoerlegging van liet reglement op het beleid der Regering van Neèrlands Indië reeds gevorderd is, de meening geuit dat de Regering ten dien opzigle de meeste werkzaamheid heeft aan den dag gelegdomdat weinige voorschriften daarin voorkomendie niet reeds een onderwerp van behandeling en dikwijls van herhaalde briefwisseling hebben uitgemaakt. De reis van den Gouv.-Gcn. Mr. A. J. Duymaer van Twist naar de Mo- luksche eilanden heeft hem gelegenheid gegeven tot persoonlijke onderzoekin gen, welke in een uitvoerig verslag zijn opgeteekend en der Regering zeer zullen te stade komen. De onzekerheid, of de voor de Europcschc markt geschikte voortbrengse len van Indië aldaar de buitengewoon hooge prijzen zouden opleveren, welke daarvoor, in de laatste jaren hier te lande besteed zijn, dringt de Regering, om met behoedzaamheid gebruik te maken van de haar verleende bevoegd heid, om in Indië eene hoeveelheid van 200,000 pikols kolfij en van 150,000 pikols suiker te verkoopen. Be Regering is bereid den verkoop dier hoe veelheid suiker in Indië in overweging te nemenzoodra zij op goede gron den daarvan cenig voordeel verwachten kan. Het tot stand komen eener directe vaart met stoomschepen op Ncêrlandsch Ir.dië blijft een voorwerp van belangstelling der Regering. Geen der tot het openen van zulk eene gemeenschap ingekomen voorstellen is der Regering evenwel in allen opzigte aannemelijk toegeschenen. Uit dien hoofde acht zij het wenschelijlc te wachten tot dat haar de uilslag bekend zal zijn van het onderzoek omtrent de gevolgen, van de doorgraving der landengte van Suez te verwachten. Tot bewijs dat de Regering het lot der slaven in de W.-I. koloniën ter harte neemt, slrekke de benoeming tot Proc.-Gen. bij het Hoog Geregtshof van Suriname van eenen man, die zich als tegenstander der slavernij heeft doen kennen, en meer beleekenend nog is het door den Gouverneur van Suriname afgekondigd Kon. besluit van 1 Jul ij 1856, waarbij den Gouver neur de bevoegdheid is verleend, in de districten waar het burgerlijk bestuur lot hiertoe door uit de eigenaren cn directeuren van planlaadjes gekozene Heemraden en Burger-Officieren werd uitgeoefend, hel gezag aan van 'slands wege bezoldigde ambtenaren op te dragen. De Gouverneur berigt dat die verordening wel aanvankelijk eenige ontevredenheid wekte, doch onder velen heeft plaats gemaakt voor overeenstemming met de Regering en genegenheid om mede te werken lot bereiking barer oogmerken, strekkende, om met de bescherming der slaven het belang der eigenaren te verbinden. Na deze mededeeling omtrent het tegenwoordig lot der slaven lijdt hetgeen twijfel, of de Regering ook op de verzekering van hun toekomstig lot bedacht zij. De door haar beoogde «maatschappelijke hervorming," waaromtrent nog in deze zitting een wets-onlwerp zal worden ingediend, heeft geen ander doel dan om aan den staat der slavernij een einde te maken. De Regering wenscht dien maatregel intusschen niet te bestempelen met het woord «vrijverklaring," omdat een verkeerd begrip daarvan tol teleurstelling cn verbittering onder hen zoude kunnen leiden cn de droevigste gevolgen voor de kolonie na zich slepen. KATWIJK AAN ZEE, 17 November. Eergisteren is hier het kofschip de Eendragt gestrandgevoerd door Kapitein G. van Dalen, vertrokken van Neiv-Castle den 7den dezer, bestemd naar Groningen en geladen met fijne steenkolen. Deze bodem in de hevige branding komende, is de reddingboot dadelijk onder het beleid van den kloekmoedigcn Koopvaardij-Kapitcin W. van der Plas, in zee gebragt met behulp van eenige wakkere visschcrlicden ter dezer plaatse, en wel met dat gelukkig gevolg, dat de bemanning van het vaartuig, die in doodsgevaar verkeerde, behouden aan wal is gebragt. Weinige oogenblikken na de redding was het kofschip verbrijzeld, van den inventaris heeft men nog het een en ander kunnen redden, doch van de lading niets. 's GR AVENIIAGE 20 November. Door Z. M. is aan Jhr. Mr. F. L. W. de KoekDirecteur van 's Konings Kabinet, vergunning verleend tot bet aannemen der ondcrschcidingslcekenen van Commandeur der Orde van de Poolster, hem door den Koning van Zweden geschonken. Gelijke vergunning is verleend aan den Hoofdingenieur L. K. Turktot het aannemen der versierselen der Ridderorde van St. Stanislaus 3de ld. hem door den Keizer van Rusland geschonken. Tot Notaris te Blokzijl is benoemd P. JenncsCand. Notaris te Enschede'. Aan den Luit. ter zee lstc kl. A. D. van Gennep is op verzoek eervol ontslag verleend uit 's lands dienst. De Minister van Binnenl. Zaken zal op Zalurdag a. s. geen gehoor verleencn. Volgens de bij het Dep. van Koloniën uit Suriname ontvangen berigten is de gezondheidstoestand aldaar voldoende cn heerschen rust en orde allcrwegc. Op Bonaire zijn van 5 tot 12 Oct. zes lijders aan de cholera bezweken; de ziekte schijnt zich verplaatst te hebben; daar zij voornamelijk in het lsle district en in liet nabijgelegen slavengehucht Mundo-Novo heerscht. Op St. Eustalius was nog één jager aan de gele koorts overledengecne sterfgevallen hebben aldaar meer hebben plaats gehad, en de laatste lijder heeft het hospitaal verlaten. Men koesterde de hoop dat die ziekte had uitgewoed. Door den Groolen Kerkeraad van de Evang. Lnlh. gemeente alhier, is in het hotel het Groot Keizershof, aan den nieuwen Leeraar bij die ge meente, Ds. J. A. Schuurman, een diner aangeboden. Ticeeile Hamer dee Staten-Generaal. Zitting van Donderdag 20 November. In deze zitting is aan de orde de interpellatie van den Heer Meeussen omtrent de maatregelendie van Regeringswege genomen zijn of kunnen genomen zijn ter uitvoering van artikel 167 der Grondwet, omtrent de godsdienstoefening buiten gebouwen cn besloten plaatsen. De lieer Meeussen heeft gevraagd1°. of de handelingen die ten deze in Noordbrabant hebben plaats gehad, zijn geschied ten gevolge van bevelen van de Regering cn 2°. of de Regering voor het vervolg daarmede zal voort gaan of, in geval de Regering vermeent, dal die godsdienstoefening onwet tig is, zij de beslissing daaromtrent zal overlaten aan de regterlijke magt. De Minister van Justitie heeft genoemden spreker in het brecde beant woord en gezegd dat de Regering verre van godsdienstige vervolgingtegen wien ook, te bedoelen, echter de wet moet handhaven. Het beginsel der Regering was de beoordeeling over te laten aan het Openb. Ministerie. De Minister van R. K. Eercdienst heeft verklaard, dal er bij zijn Departe ment in deze zaak licht is te verkrijgendat niet te versmaden is. De Hceren Meeussen, van Nispcn en Storm hebben het regeringsbeginsel bestreden, dat nog nader door den Minister van Justitie wordt verdedigd. Ten slotte wordt besloten eenige Stalen, door den Minister overgelegd en den uilslag bevattende van hel onderzoek naar die plaatsen waar openbare godsdienstoefening is geoorloofd, te drukken. Hiermede is de zaak afgcloopcn. AMSTERDAM, 19 November. Gisteren waren 25 jaren verstreken, sedert de Heer Staatsraad Mr. M. C. van Hall tot Voorzitter van de Reglbank van Eersten Aanleg, later van liet Arrondissement van Amsterdam, werd benoemd. De leden dier Regtbank,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1856 | | pagina 2