tegen zijn inlandsch opperhoofd verzei en dezen vermoord. Met een aan hang van 30 personen verschool hij zich in het bosch, toen de Resident van Rembang verscheen, om de zaak te onderzoeken. Na veel moeite is het gelukt den moordenaar te vattendie zijne straf niet zal ontgaan. De Indép. Beige deelde onlangs een verslag mede omtrent den toe stand der Israëlilen in Polen waarvan w(j den hoofdinhoud alhier overnemen De vrede heeft thans het Oosten en het Westen weder verzoend, en de blik is thans weder op Rusland gevestigd, dat nog zoo vele schatten voor de menschheid in zijn boezem omdraagt. De oorlog is eene les geweest voor iedereen; Rusland heeft zonder twijfel daardoor gezien, dat erin zijne instellingen en wetten nog veel te verbeteren is, maar ook dat het nog onmetelijke krachten bezit, die slechts op ontwikkeling wachten, om het rijk tot eene nooit gekende grootheid op te voeren. Rusland zal thans moeten erkennen, dat vele oude gebruiken den gang der beschaving ver lammen en dat het verlaten van den ouden weg eene reusachtige ontwik keling zal veroorzaken. Keizer Alexander heeft bij de aanvaarding zijner Regering beloofdiedereen regt te zullen doen wedervarenen de ondervin ding toont, dat hij woord houdt. Daarom heeft een gedeelte zijner onder danen dat lot op heden in eenen staat van afzondering leefde en bijna nooit iets tot heil van den Slaat kon toebrengen, al zijne hoop op hem ge vestigd. Namelijk de Joden, vooral die in Polen. De Keizer kan niet na laten, zijne aandacht op dat ten onregte zoo verachte deel zijner onderda nen tc vestigen, dat zoowel door verstandsontwikkeling als geestkracht zich gunstig onderscheidt. Iedere verzachting van hun lot zal hen tot dank bare onderdanen en nuttige burgers vormenwant in weerwil van de valsche stelling waarin zij thans geplaatst zijnhebben zij reeds gewigtige diensten aan hun vaderland bewezenhetgeen vooral gebleken is bij het doen van groote leveraniien voor het leger, in uitgebreide handelsondernemingen en in de openbare werken aan de wegen. Zij hebben mede hunne geschikt heid bewezen voor alle beroepenja zelfs in de provincie Augustow zijn zij de eenigsle ambachtslieden. Tot welk eene hoogte hadden zij het onder billijke wetten kunnen brengen. De Keizer heeft zich voor hen al een liefderijk vorst getoond. Hij schonk 300 roebels aan het Paskewitsch-fondsbestemd om een bruidschat aan de Joodsehe meisjes in Polen uit te keeren en 3000 roebels lot onder houd van arme Joden te Warschau. Zulke daden verwekken hoop voor de toekomst. De Joden in Polen, ten getale van een half millioen (het achtste deel der bevolking) deelen in al de lasten der overige inwoners. Sedert 1844 ook in de krijgsdienst. Zij hebben de hen onderscheidende kleederdragt moeten afleggen. Het zijn meestal werkzame en nijvere lieden en oefenen alle bedrijven uit behalve den landbouw. Zij zijn matig en geven zich zel den aan het misbruik van brandewijn over, iets hetgeen de Poolsche boe ren zoo zeer verdierlijkt. In dit alles verschilt dus de Jood weinig van den Poolschen Christen; maar de volgende bijzonderheden geven een schets van de afpersingen waaraan zij zijn blootgesteld. 1". Niet alleen is voor hen het grootste gedeelte des rijks geslotenmaar zelfs, krachtens oude wetten, onderscheidene steden; en in die plaatsen waar zij worden toegelaten, moeten zij afzonderlijke wijken bewonen. Het regt om in de dorpen te wonenwordt hun niet dan op harde voorwaar den toegestaan. Dezer dagen heeft echter de Keizer de afzonderlijke Jo denwijk ie Moskou opgeheven. 2°. Sedert 30 jaren mag geen Jood brandewijn verkoopen. Toen dit verbod werd uitgevaardigd, werden duizende huisgezinnen daardoor ten onder gebragt. Men dacht hiermede de dronkenschap onder de boeren te gen te gaan, maar vruchteloos. In sommige sleden waar de Joden dit regt nog bezitten, mogen zij dit niet op hunne kinderen overdragen, en moeten eene hoogerc belasting betalen dan de overige kroeghouders. 3°. Aan hun grondbezit zijn de hardste voorwaarden verbonden. Zij mo gen geen steencn huizen koopen en zoo zij er een van hout koopendan moet het binnen een bepaalden termijn, naar een vastgesteld plan, in steen herbouwd wordenop straffe van aan de gasthuizen te vervallen. 4°. De Joden bezitten geene staatkundige regtenen de burgerlijke ge nieten zij slechts, voor zoo verre die r.iet door bijzondere bepalingen zijn besnoeid, en de uitlegging daarvan is aan bet openbaar gezag overgelaten. Als voorbeeld diene het besluit van den Stedehouder van 1 Sept. 1853, waarbij aan de minnen onder de Christenen verboden wordt een Joodsch kind te zogen. 5". Iedere Jood die zich te Warschau vestigt, zelfs de kleinste kin deren, moet bij zijne intrede 20 Poolsche grossen betalen, waarbij nog 17 grossen voor onkosten en eene menigte fooijen. Deze belasting levert jaarlijks een half millioen op. Iedere overtreding wordt met zware boete gestraft. Lijfsdwang wordt aangewend bij hen die niet betalen kunnen; niet zelden worden vrouwen in dezelfde zaal opgesloten waarin het wemelt van boosdoenersen op gelijken voet met hen behandeld. 6°. Het vleesch volgens de Joodsehe wel geslagt is aan een regt van 6 grossen het pond onderworpenhetgeen jaarlijks verscheidene millioenen opbrengt. De invloed dezer bepaling op de mingegoede klasse is verderfe lijk. Er zijn grijsaards die zich niet herinneren kunnen ooit vleesch ge geten te hebben. Door het schrale voedsel dat zij nuttigenbevolken zij de gasthuizen en men moet hen gezien hebben om zich een denkbeeld te kunnen vormen van hun bleek en vermagerd voorkomen. Deze belasting dagleekent van 1812, toen eenige aanzienlijke Joden op eigen gezag zich dien last lieten welgevallen, op voorwaarde van vrijdom van krijgsdienst, en beding dat die belasling zou ophouden indien de Regering die ophief. En dat is sedert 12 jaren het geval en toch houdt de belasting stand. 7°. Overal toonen de Joden goede soldaten te zijn. Het gunstig getuigenis door de Minisleriën van Oorlog in Holland en Pruissen hieromtrent afgelegd, kan daartoe ten bewijze strekken. Maar in Polen mag de Jood niet eens tot den rang van onderofficier opklimmen25 jaar dienst geven hem geen hoop voor de toekomst, en bij zijn ontslag mag hij zich niet als de Russische soldaat op de plaats zijner keuze vestigen. Ook het getal recruten voor de Joden is veel grooter dan voor de Christenen, en telkens als een Jood zich onttrekt, moet zijn plaats door een kind, als was het slechts 10 jaren oud, worden aangevuld, die dan met gebonden handen op karren geplaatst en naar het naaslbijgelegen station gevoerd worden. Aldaar wordt hun een nachtleger van stroo in een schuur of op eene zolder aangewezen, waar het meestal van ongedierte wemelt. Vervolgens worden zij meestal naar het depót in de stad Kyock, waaruit de Joden vroeger zijn verdre ven, gevoerd. Daar wacht hen een priester, die ze met wijwater besprengt, en van dit oogenblik worden zij als Christenen beschouwd en kunnen het reglzinnige geloof niet verzaken, zonder zich aan dwangarbeid in Siberië bloot te stellen. Na deze plegtigheid worden zij naar het binnenland ge bragt en onder het opzigt der boeren gesteld. Wij zullen het niet wagen de smart der ouders bij zulke tooneelen te schetsen. 8». Voorheen werden zij die de Joodsehe eeredienst hoonden, gestraft, naar de bepalingen van het strafwetboekmaar het nieuwe wetboek erkent deze strafschuldigheid niet en beschermt alleen de Christelijke belijdenissen. Christelijke en Mahomedaansche geestelijken zijn boven die wet verheven slechts op de rabbijnen wordt zij toegepast. 9°. De Joodsehe eeredienst, zonder eenige regeling aan zich zelve over gelaten, staat echter ten aanzien harer geldmiddelen onder eene streng toe- zigt van de Overheid. De liefdadige broederschappen enz. zijn mede vernietigd. 10. Het onderwijs der jeugd is geheel verlamd. In sommige plaatsen hebben de Joden scholen voor eigene rekening willen oprigten, maar het is geweigerd. 11°. Niet alleen zijn de godgeleerde boeken der Joden, maar ook hunne oude gebedenboeken aan de censuur onderworpen, die in Polen veel strenger is dan te Petersburg, en door deze door uitlating en verandering verminkt. Hoe is het mogelijk vraagt men dat eene zoo talrijke bevolking onder zulke omstandigheden kan bestaan Deels door de vastheid van hun karakter en hun ijver voor de godsdienst; deels door de menschelijkheid en eigenbaat der lagere ambtenarendie vaak uit gevoel en voor geldoogluikend eenige verzachting gedoogen. Gelukkig de Vorst, die geroepen is deze misbruiken weg nemen, en de ellende van zoo vele duizenden te verzachten, de menschheid en de staat zullen er bij winnen en zijne pogingen met onsterfelijken roem worden bekroond. 's GRAVENHAGE 12 Augustus. Z. heeft aan den Heer Everard, eersten Geneesheer van 's Konings Huis, vergunning verleend tot het aannemen der onderscheidingsteekenen van Ridder der orde van S'. Stanislaus, lslc klasse, en van Ridder der orde van S'. Wladimir, 3de klasse, hem door Z. M. den Keizer van Rusland in 1856 en 1853 geschonken. Z. M. heeft den Heer J. D. Fischer, Consul-Generaal der Nederlanden te Genua, vergunning verleend tot het aannemen en dragen der onderschei dingsteekenen van Commandeur, 2de klasse, der orde van de H. Mauritius en Lazarus, hem door Z. M. den Koning van Sardinië geschonken. Bij Kon. besluit is benoemd bij het 3de reg. dragonders, tot lstcn Luit. den 2den Luit. J. F. H. van Heumen; en op verzoek eervol ontslag verleend aan den l5tcn Luit. Jlir. C. E. Du Monceau, van het lstc reg. dragonders. Tot Ontvangers zijn benoemd: te Raamsdonk, de Heer J. W. van Moock, thans te Sprang c. a.; en aldaar de Heer J. F. Mansfeldt, thans te Warga. Z. K. H. Prins Frederik heeft Zaturdag middag een bezoek bij den Koning op het Loo afgelegd, en is daarna naar de residentie teruggekeerd. Den 8s,cn dezer is door den Koning op het Loo ontvangen de Baron von Dobihoff-Dier, Gezant van Z. M. den Keizer van Oostenrijk bij het Nederl. Hof, ter overhandiging der brieven van kennisgeving van zijnen Souvereinwegens de bevalling van H. M. de Keizerin en die van H. K. H. de gemalin van den Aartshertog Karei Ferninand van Oostenrijk. Naar men verneemt zal Z. K. H. Prins Frederik, bij zijne reis naar Moskou, vergezeld worden door zijne Adjudanten Graaf van der Duyn van Maasdam en van Goedicke; 's Konings Adjudant in buitengewone dienst, den Schout-bij-Nacht 't Hooft; den Geheimraad en Secretaris van Z. K. II. den Hofraad van Otterloo, er. den Heer J. Visser, Adjunct-Commies by het Departement van Buitenl. Zaken. De sluiting van de zitting der Herv. Synode heeft niet Zaturdag, zoo als gemeld was, maar heden plaats gehad, op verlangen van den Minister der Herv. Eeredienst. De Heer van Wickevoort Crommelin, Militie-Commissaris in Zuidhol land, is plotseling alhier overleden. De Fransche Gezant, Baron d'Andre', heeft met verlof de stad verlaten. Men verneemt dat verschillende aanzienlijke Russische en andere fami- liën, die voornemens waren Scheveningen te bezoeken, uit gebrek aan be hoorlijke plaats van hun voornemen hebben moeten afzien, of weder uit de residentie vertrokken zijn. Men verneemt dat alle moeijelijkhedendie de uitvoering van den spoorweg van Vlissingen lot Venlo verhinderdenthans uit den weg zijn geruimd. In de Eerste Kamer der Staten-Generaal is thans eene derde plaats opengevallen, door het overlijden van den Heer M. Sichterman van de Brake, voor de provincie Groningen zitting hebbende. De Minister van Marine heeft het navolgende schrijven gerigt aan de bevelvoerende en alle verdere Officieren bij 'srijks zeemagt: Bij mijne oplreding als Minister van Marineis het de wensch van mjjn hart en mijn pligt tevens, aan de militaire Officieren hij 'trijks zeemagt. eenige mededceling te doen van hetgeen zij van mij mogen verwachten en van hetgeen ik wederkeerig van hen verwacht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1856 | | pagina 2