voorzien van een door den eigenaar geteekend billet van dezen inhoud De ondergeteekende heeft den bakker ter bakking bezorgd ponden deeg voor brood ofponden meel. Teden Art. 34. Péling bij de bakkers en meelverkoopers en aangifte hunner lokalen. De brood-, beschuit- en koekbakkerijen, meel ver- kooperijen en verdere gebouwen, bij brood-, beschuit en koekbakkers of meelverkoopers in gebruik, zijn aan peiling en onderzoek der beambten onderworpen. Die bakkers en meelverkoopers zijn verpligt, bin nen acht dagen na de afkondiging dezer verordening, aan het algemeen kantoor van ontvangst schriftelijke opgave van die gebouwen en waar deze gelegen zijn te doen. Die deze gebouwen uitbreidt of verkleint, of eene bakkerij of meelverkooperij begint of dat be drijf laat varen, is mede verpligt binnen acht dagen, nadat hij daarmede begonnen is of het heeft laten varen opgave aan dat kantoor te doen. Art. 35. Over de billetten, tot dekking van het gevonden meel, deegbrood en gebak vereischt ivordende. Het bij hen gevonden meel, deeg, brood of gebak gemaakt of afkomstig van belast graan, moet door behoorlijke bewijzen of billetten gedekt zijn. Deze bewijzen of billetten zijn niet langer van kracht dan gedurende zes weken na den afvoer van den koren molen of na den dag van den inslag. Art. 36. Overwigt. Bij peiling bij de bakkers of meelverkoopers mag geene meerdere hoeveelheid meel, deeg, brood, of gebak worden bevonden, dan de bewijzen van be taalde plaatselijke belasting of de consentbilletten van inslag aanwijzen, behoudens een verschil van tien ten honderd. Bij gezegde peiling wordt geen meel noch deeg, hetwelk de bakker opgeeft hem door een ingezeten ter bakking te zijn bezorgd, als zoodanig beschouwd dan wanneer het, overeenkomstig art. 33 dezer ver ordening van een consentbillet of billet des eigenaars voorzien is. Dit billet is tot dekking van dusdanig meel of deeg niet langer dan twee dagen na de dag- teekening van kracht. Art. 37. Verhouding tusschen het meel en ander gebak. Bij de peiling en het onderzoek worden honderd ponden meel van belast graan gerekend gelijk te staan met 100 ponden ongebuild meel van tarwe. 100 100 100 79 79 42 67 137 137 188 144 109 109 100 88 79 spelt. turksche tarwe. rogge, gebuild tarwe. spelt. n turksche tarwe. n rogge, ongebuild brood van tarwe. gebuild spelt, turksche tarwe. rogge, tarwe, spelt. rogge en koek. hard scheeps tarwe-en israëlitisch paaschbrood. fijne beschuit en kleingoed.. Art. 38. Intrekking der billetten bij de peiling. Al de bewijzen en billetten worden bij de peiling ingetrokken en vervangen door een bewijsbillet om de gevonden hoeveelheid meel, deeg, brood of gebak te dekken. Dit bewijs is gedurende zes weken van kracht. ZEVENDE HOOFDSTUK. Van «Ie teruggave «Ier belasting. Art. 39. Teruggave der belasting van graan bestemd tot beestenvoeder. Er heeft teruggave van de belasting plaats, wan neer belaste granen bestemd zijn tot mesting of voe ding van vee, hetwelk zich op stallen binnen deze gemeente bevindtmitsna de maling van het hiertoe aangegeven graan, het daarvan gekomen meel door een' beambte der plaatselijke belastingen aan den korenmolen kosteloos met droog zand zij vermengd, welke vermenging nimmer meer dan twee en een half pond op elke honderd ponden meel mag bedragen. De beambte met de vermenging belast maakt daarvan op de keerzijde van het bewijs melding. Op vertoon daarvan geeft de ontvanger, tegen intrekking van het bewijs, de betaalde belasting aan den belanghebbende terug. Op dit bewijs geschiedt geene teruggave meer na den vierden dag der maand, volgende op die, in welke het graan afgeleverd is. Art. 40. Bij uitvoer geldige bewijzen. Bij uitvoer van brood, beschuit, koek of ander ge bak, gemaakt van belast graan, gelden de billetten bij de artt. 35 en 38 vermeld, gedurende den aldaar bepaalden tijd als bewijzen van wettigen inslag. Art. 41. Voor welke hoeveelheid geene belasting wordt teruggegeven. Geene belasting wordt teruggegevenwanneer de uitgevoerd wordende hoeveelheid minder dan vijf pond bedraagt. ACHTSTE HOOFDSTUK. Algemecne bepalingen. Art. 42. Vervoer van meel. Geen meel van belast graan mag, boven de hoe veelheid van tien pondenbinnen deze gemeente wor den vervoerd dan voorzien van een consent-billet. Art. 43. Strafbepaling. Yoor zoo verre overtredingen dezer verordening niet vallen onder het bereik der straffen, in art. 270 en volgende der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad N°. 85) bepaald, worden zij met eene geldboete van één to vijf en twintig gulden en met gevangenis van één tot drie dagente zamen of afzonderlijkgestraft. TE LEYDEN TER BOEKDRUKKERIJ VAN J. EA LAU,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1855 | | pagina 10