zijne zitting houdtdan is de Geneesheer, van wege den zieke i
daartoe 'smorgens vóór negen ure verzocht, verpligt zich dien
zelfden dag, vóór des namiddags te twee ure, of bij later
verzoek zoo spoedig mogelijk, naar de woning van zoodanigen
zieke te begevenen dit geneeskundig bezoek zoo dikwerf te
herhalen als de toestand van den lijder het vordert.
Art- 7. De Stads-Geneesheer is verpligt zich ten allen tijde
zoowel bij nacht als bij dag, naar de woning van zieke armen
te begevenwaar hij uit hoofde van een gevaarlijk toeval of
verergering van den ziekte-toestand geroepen wordt.
Art. 8. Het is den Stads-Geneesheer verboden aan een' zieke,
dien hij niet gezien en onderzocht heeft, een geneesmiddel voor
te schrijven. Op de verklaring van anderen mogen nimmer
geneesmiddelen worden voorgeschreven.
Art. 9. Zoodra de Stads-Geneesheer oordeelt, dat de aard der
ziekte en de armoedige omstandigheden van den lijder niet toe
laten, dat hij in zijne eigene woning verblijft, onderzoekt hij of
de zieke in het Nosocomium Academicum kan worden opgeno
men. Als daartoe geene gelegenheid is, geeft hij een verzoek -
billet voor den Burgemeester bestemd af, ten einde op de last
geving van dezen de zieke in het Caecilia-Gasthuis zou kunnen
worden opgenomen.
Lijders aan chronische ziekten mogen alleen in den uitersten
nood naar het Caecilia-Gasthuis worden verwezen. Door den
Stads-Geneesheer wordt, hetzij aan de Hoogleerarenhetzij aan
den Geneesheer van het Caecilia-Gasthuis, eene opgave van den
toestand des op te nemen lijders gezonden.
Art. 10. Het is den Stads-Geneesheer verboden voor een' zieke,
dien hij niet gezien en wiens omstandigheden hij niet onderzocht
heeft, een verzoek-billet te geven om in het Nosocomium Acade
micum of in het Caecilia-Gasthuis opgenomen te worden.
Art. 11. Wanneer een lijder om ongegronde redenen zich te
gen de opneming in het Nosocomium Academicum of in het Cae
cilia-Gasthuis verzet, geeft de Stads-Geneesheer daarvan kennis
aan den Burgemeester en aan den Armverzorger wien zulks
aangaat.
Art. 12. De Stads-Geneesheer rigt het bezoeken der zieke ar
menzooveel hem doenlijk is, zoo in, dat de werkzaamheden in
de Stads-Apotheek geregeld kunnen plaats hebben en in zijne
voorschriften volgt hijzooveel mogelijkde formulae van de
Pharraacopaea pauperum Hollandiae meridionalis en die daarnaar
door de Stads-Geneesheeren in overleg met den Slads-Apotheker
zijn vastgesteld.
Art. 13. De Stads-Geneesheer bezoekt de zieke armen in zijn
kwartier met een Stads-HeelmeeslerStads-Vroedmeesler of eene
Stads-Vroedvrouw, als deze zijn raad of hulp hebben ingeroepen
en overlegt met henwelke behandeling door den toestand van
den lijder gevorderd wordt.
Art. 14. De Stads-Geneesheer is verpligt de dienst in persoon
waar te nemen, doch hij kan zich bij ongesteldheid of afwezig
heid doen vervangen door eenen anderen Stads-Geneesheer of
bevoegden Geneeskunstoefenaar. In het laatste geval wordt vooraf
de goedkeuring van den Burgemeester gevraagd.
Art. 15. Elke Stads-Geneesheer neemt de dienst in een be
paald gedeelte der stad waar, die tot dat einde in zes afdeelin-
gen verdeeld wordt, te welen:
lsle Afdeeling, Wijk I en II.
2dc Afdeeling, Wijk 111 en IV.
3de Afdeeling, Wijk V en het Buitenwijk.
4de Afdeeling, Wijk VI.
5Je Afdeeling, Wijk VII.
6d° Afdeeling, Wijk VIII.
Art. 16. De Stads-Geneesheeren gedragen zich naar de be
staande wetten en bepalingen betreffende de koepok-inënting en
bevorderen met den meesten ijver het gebruik maken daarvan.
Zij vaccineren de kinderen van bedeelden en onvermogenden en
geven daarvan een behoorlijk ingerigt bewijs af.
Art. 17. De Stads Geneesheeren wonen beurtelings, zoo dik
wijls zij daartoe worden verzocht, volgens loling of onder
linge verdeeling, de zittingen bij der Commissie van onderzoek
van personen, die zich ongeschikt voor de Schutterlijke dienst
verklaren.
Art. 18. Zij zijn in het algemeen verpligt zooveel mogelijk
mede te werken tot de uitvoering van alle verordeningen betref
fende de geneeskundige dienst.
Art. 19. De Stads-Geneesheer legt, alvorens zijne betrekking
te aanvaardenin handen van Burgemeester en Wethouders
den volgenden eed of de volgende belofte af
Ik zweer, of beloof, dat ik mij in de bediening van Stads-
Geneesheer in allen deele overeenkomstig den inhoud mijner
Inslructiën zal gedragen; dat ik de armen en onvermogende
personen, die zich om geneeskundige hulp, volgens de gege-
vene voorschriften, bij mij zullen aandienen of daarom laten
verzoeken, met bescheidenheid zal bejegenen, en zooveel in
mijn vermogen is, hunne genezing, zoo door het voorschrijven
van geneesmiddelen als het geven van goeden raad, zal trach
ten te bevorderen zonder aanzien van personen, en zonder
daarvoor eenige gelden of geschenken te vorderen of aan te
nemen, en dat ik voorts in deze mijne betrekking alles zal
doen en laten wat een eerlijk en getrouw Stads-Geneesheer
eer- en eedshalve schuldig is en behoort te doen en te laten.
Zoo waarlijk helpe mij God almagtig! of dit beloof ik!
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. G. LA LAU.