Tweede Kamer der Staten-Geiieraat. Zitting van Woensdag 10 Mei. Zijn ingekomen onderscheiden verzoeksch riften en is omtrent ccnigen ver slag gedaan. Aan de orde zijn thans de beraadslagingen over hel ontwerp op het armbestuur. De Heer Blaupot ten Cate meentdat staatsbemoeiingzonder gemeen schappelijk overleg met de liefdadige instellingen, ondoelmatig en onmogelijk is, en komt daarbij tot de slotsom, dat een armbestuur dat alles omvat hier onmogelijk is, en noch door den Staat noch door de Kerk kan worden uit geoefend. Er moet zijns inziens zamenwerking plaats hebben. Ilij wijst aan wat de voordragt goeds bevat om vroegere geschillen voor altijd af te snijden, maar cr blijven toch nog vele onbesliste of niet goed voorziene punten over. In de gegeven omstandigheden wil hij het met die wet wel eens beproeven, mits daarin nog eenige veranderingen komen. Hij ziet niet indat in de te genwoordige omstandigheden eene geheel volkomene regeling mogelijk zij, en komt tot deze slotsom: daar deze wet zich tot bet gebied bepaalt, dat tot Staatszorg behoort, namelijk regeling van het armbestuur; daar de wet de kerkelijke liefdadigheid vrijlaat in haar bestuur, schoon hij de verpligte mede- deeling gaarne had zien wegvallen; daar de wet een einde aan veel strijd en twijfel maakt, en daar hij eene goede werking van deze wet wil hopen, en zich vleit, dat daarin nog verbeteringen zullen worden aangebragt zoo is hij meer tot aanneming dan tot afstemming geneigdmaar zal de verdere beraadslagingen afwachten. De Heer van Lynden zegt: bedeeling van Staatswege vermeerdert de aan vrage en vermindert de middelen om er in te voorzien. Hij wil dus de af schaffing van alle burgerlijke armbesturen en geene subsidicn van Staatswege. De Staat is niet geroepen tot het verleenen van onderstand. Dit leidt tot socialisme. Die afschaffing kan niet op eens geschieden, maar men kan maat regelen van overgang nemen. Het zoogenaamde subsidie stelsel, acht hij hier gewettigd en bestendigd op eene verderfelijke wijze. Hij zal de Regering toch gaarne ondersteunen, mits er gewigtige veranderingen in het ontwerp komen dat thans voor hem onaannemelijk zijn zou. De Heer van Reede van Oudshoorn was aanvankelijk gunstig voor het ont werp gestemdomdat er inderdaad verschil tusschen dit en hel vroegere be staat. Maar het is in strijd met de beginselen, in de memorie van toelichting ontwikkeld. De hoofddwaling der Regering is zijns inziens gelegen in de op vatting van art. 195 der Grondwet. Hij hoopt, dat de Regering op die bepa lingen van artt. 1012 nog zal terugkomen, maar hij gelooft dit niet. Alleen bij uitzondering moet er van Staatswege armzorg geschieden, bij voor beeld bij het ontstaan van buitengewone rampen of nood. Hij wenscht de meest bezwarende bepalingen ten aanzien der gesubsidieerde armbesturen, om dat subsidie de vrijheid doodt. Het moet die besturen zoo moeijelijk mogelijk worden gemaakt. Zij moeten tot hunne oorspronkelijke bestemming worden ternggebragt. De Heer van Nispen Sevenaer gelooft niet, dat in Nederland overal de ker kelijke en bijzondere liefdadigheid alleen, inden nood zouden kunnen voorzien. Met genoegen heeft hij dit ontwerp ontvangen, maar twijfelt toch of de Regering bij de uilwerking der wet wel aan die beginselen is getrouw ge bleven; want aan te nemen dat de Regering zonder overleg der kerk regels kan stellenleidt tot gevaarlijke consequentie. Zoo meent hij onder anderen dat art. 21 in strijd is met het doel der wetvoorts dat de bepalingen voor gesubsidieerde diakoniën te bezwarend zijn en eindelijk heeft hij bezwaar in de bepalingen omtrent het domicilie van onderstand en geeft een statistiek overzigt door hem en den Heer Meeussenuit officiële bescheiden opgemaakt waaruit blijkt dat van de 3 millioen inwoners rnim 975,000 personen niet wonen ter plaatse, waar zij geboren zijn. De Voorzitter geeft aan de Vergadering in overweging om zich nu tot de algemeene strekking te beperken. De Heer Wintgens verklaart zich over dit ontwerp over het algemeen gun stig. Het is geëvenredigd aan de behoefte; hij ziet daarin handhaving en eerbiediging van reglen; hij vindt daarin matiging in acht genomen en vooral beperking van een gezag, welks ontwikkeling hij peilloos en verderfelijk re kent. Hij omschrijft eerst de beide stelsels, 1°. van staats-armzorg en 2°. van geheele ontstentenis van toezigt en algeheele vrijheid. De moeijelijkheid van het ontwerp is hierin gelegenwelke regelen er in acht genomen moeten wor den voor de wijze van ondersteuning, die tot het gebied van den Staat be hoort, zonder inbreuk te maken op de vrije liefdadigheid. Daar ligt de knoop; hoe die te ontwarren? op zeer gemakkelijke wijs. Door aanneming van het stelsel: laissez faire. Bescherming en toezigt. In dit ontwerp ziet hij niet die zucht doorstralen van heerschappij der centrale magt, maar alleen eene zucht tot bescherming en toezigt, ten einde de vrije krachts-ontwikkeling des volks onbelemmerd blijve. Hij drukt daaropom te verzwakken het gedane verwijt, dat deze voordragt hetzelfde beginsel als de vroegere zou behelzen, of in de toepassing er toe leiden zou. Hij prijst het tegenwoordig ontwerp maar zegt omtrent de bepalingen nopens de gesubsidieerde armbesturendat die bastaard-soort van inriglingen niet beschermd moeten worden. De sub sidien zijn verbasterend voor de kerkelijke armbesturen zelve en doodend voor de liefdadigheid. De Heer van Deinse zegt, dat het beginsel dezer wet, naar zijne meening, moet zijn vrijheid voor bijzondere instellingenpersonen en diaconien. Toetst bij het onderwerp nu aan die beginselen, dan komt het hem niet aanneme lijk voor. Hij hoopt, dat er nog mogelijkheid zij, zijne hoofdbezwaren uil den weg te ruimen. De Heer van der Veen vindt bet strijdig tegen het staatsbelang, het be stier over alle armbesturen aan de Regering toe te kennenmaar even ver derfelijk, om bet geheel aan de kerkelijke of bijzondere liefdadigheid over te laten. Het ontwerp onttrekt de meeste armbesturen geheel aan het toezigt der Regeringen daarom aarzelt hij zijne stem er aan te geven. Hij maakt zijne stem afhankelijk van de meer stellige verklaringen der Regering en van de in het ontwerp te brengen wijzigingen. De Heer Bieruma Oosting noemt de wet eene overgangs-maatregelom met beleid en voorzigtigbeid de overhelling tot het verkeerde stelsel der wet telijke liefdadigheid voor goed te keeren. Kan dat doel door dit ontwerp worden bereikt? Naar hij gelooft, ja. Hij vindt in het ontwerp een middel, om verdere ontkieming voor te komen en verlangde dat het bekomen van subsidien meer wierd bemoeijelijkt. Zitting van Donderdag 11 Mei. De Heer Donker meent, dat de kerkelijke armbesturen en de bijzondere liefdadigheid buiten al. 1 van art. 195 der Grondwet vallen, dat het be ginsel van het armbestuur zij, policiezorg, en soms ondersteuning door bur gerlijke armbesturenwel te onderscheiden van wettelijken armenzorg. Hij is bereid lol deze wet mede te werken in dien zindat men er zoo spoedig mogelijk op terugkome. De Heer van Heiden Reinestein wederlegt onderscheidene stellingen, die gisteren zijn voorgedragenzoekt de oorzaken van de verarming vooral in ongeloof, onmatigheid bovenmatige standverheffing en in de instelling van de burgerlijke armbesturen en het subsidie-s lel.-elen zijne stem zal afhan gen van het lot van sommige amendementen en van nadere inlichtingen. De Heer van Goltstein zegt, dat het domicilie van onderstand van zelf voert tot het systema van wettelijke liefdadigheid en armen-tax, keurt dit en het subsidiestel af, en vindt dat dit ontwerp geen redding aanbrengt. De Heer de Kempenaer is het met den vorigen spreker volkomen eens, dat het ontwerp, zoo als het daar ligt, onoverkomelijke bezwaren aanbiedt; het is een middel, om Staats-armenzorg bepaald in te voeren. De ondervin ding leert, dat daar, waar de Staat of de gemeente zich met de armenzorg belast, de bijzondere liefdadigheid uitdooft. Het is hem om al deze redenen onmogelijk om het ontwerp, zoo als het ligt, aan te nemen. De Heer Mackay verlangt meer vrijheid voor de kerk. De Heer Sleeswijk Vening vindt zeer veel goeds in het ontwerphetgeen hem over ondergeschikte bezwaren kan doen heenstappen. De Heer van der Poel erkent dat er veel goeds in het ontwerp ismaar ook veel bezwaren. Transactie acht hij overal heilloos. De zitting duurt voort. AMSTERDAM, 10 Mei. Tot lid van de Prov. Staten van Noord-Holland is verkozen de Heer R. Daniël Wol ter beekin plaats van wijlen den Heer A. van der Hoop. Wij vernemen, dat Z. M. aan den waardigen Voorzitter der Arrondis- sements-Reglbank alhier, den Heer Mr. M. C. van Hall, de insignia van Ridder der Eikenkroon met de Ster, door den Commissaris des Konings heeft doen ter hand stellen. {Hbl.) Het Prov. Kerkbeslunr van Noordholland heeft, in zijne vergadering van 4 dezer, uitspraak gedaan ter zake der beroeping van Dp. L. S. P. Meyboom, door den Kerkeraad der Ned. Herv. gemeente te dezer stede uitgebragt. Het appel der adressantenin de 7 bezwaarschriften tegen de beslissing van het Klassikaal Bestuur vervat, wordt daarin met algemeene stemmen onvoldoende verklaard en het Klass. Best. gemagtigd tot de kerkelijke approbatie der beroeping. BÜITEiVLMDSCHE BERlGTÊi\. BELGIË. BRUSSEL, 8 Mei. Bij het noodlottig voorval in de groeve Sb Susanne, (zie ons vorig nom- mer) bevond een broeder van een der bedolvene werklieden, die sedert 4 jaren het mijnwerken had vaarwel gezegdzich op 4 nur afstand. Voor eenige maanden had hij reeds een broeder bij dergelijk onheil verloren, en nu snelt hij naar de groeve, dringt allen die tot hulp aansnellen voorbij en geholpen door den vader van een der slagtoffers, ontdekt bij zijnen broeder tot den hals begravenen heeft het geluk om hem na 2 uren arbeid aan zijne ouders, die in den smartelijkslen angst bij den ingang verwijlden, hunnen geredden zoon in de armen te voeren. Te Onkerzeel een dorp van 1200 zielen, zijn thans 3 paren die 54 jaren gehuwd zijn en nog iederen Zondag de mis bijwonen. ENGEL, AUTO. LONDEN, 9 Mei. De Minister van Financien heeft heden in de zitting van het Parlement medegedeeld, dat de 6 millioen, henoodigd tot het voeren van den oorlog, zullen gevonden worden door verdubbeling van den income-tax bij het einde des jaars; door de heffing eener belasting op spiritnalia in Schotland, Ierland en op Malta, en door het uitstellen der invoering van de vermindering der regten op de suiker. FRANKRIJK. PARIJS, 8 Mei. Te Marseille is door het Ministerie van Oorlog eene overeenkomst ge sloten voor het vervoer naar Gallipoli van 12,000 ossen. Men heeft het volgende opgemerkt. Den 7dcn Mei 1717 kwam Peter de Groote te Parijs, om al het schoone en wonderbaarlijke in die stad te zien; 137 jaar later, op denzelfden dag, den 7den Mei 1854, bevindt zich de Fransche vloot op weg naar Petersburg, om aan Peters opvolger, Nikolaas, een tegenbezoek te brengendoch met de ontbrande lont van baar geschut. Morgen9 Meiis het 42 jaar geleden dat Keizer Napoleon I Parijs verliet, om het groote leger in Rusland te gaan aanvoeren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1854 | | pagina 2