dig voor die streken«aar zij geleverd worden. Het blad la Patrie meldt
dat de Kapitein Bourguignou bevel voerende over de Oostenrijksche divisie in
den Levantdoor zijne Regering was gelastzich met drie oorlogschepen naar
den Piraeus te begevenom met de Fransche en Engelsche divisiën mede te
werken tot herstel van de rust in Griekenland. Doch het kan het doel van
Oostenrijk niet zijn, om werkelijk deel te nemen aan de maatregelen, welke
Frankrijk en Engeland ter betengeling van den opstand mogten nemen, maar
wel, om aan dezelve eenig gewigt bij te zetten. Oostenrijk toch is niet in
oorlog met Rusland, het moet Koning Otto, als uit het Huis van Beijeren,
ontzien, Oostenrijk eindelijk is niet een van die Mogendheden, die Grieken
land beschermen, het kan derhalve dezelfde taal niet voeren als Engeland en
Frankrijk het regt hebben te bezigen.
De stad Peta, digt bij Arta, het brandpunt van den Griekscben opstand
is den 25stcn April door de Turken, onder bevel van Osman-Pacha ingenomen.
De opstandelingen 3000 in getal werden door Tzavellas en Karaïskaki aange
voerd zij zijn gebeel geslagen. De Secretaris Tzavellas is in den strijd ge
sneuveld. Men beeft bewijsstukken gevondendie de Grieksche Regering in
een ongunstig daglicht plaatsen. Fuad-Effendi was bij bet gevecht, llet is
een doodelijke slag voor den Griekscben opstand.
vaneenwaarom zouden wij op dien weg niet verder trachten voort te gaan?
waarom zouden wij onderstellendat daarmede do schatten uitgeput zijn, die de
milde natuur in bet zoo oneindig uitgebreide dierenrijk voor ons bereid heeft?
Australië is een nog schier onbekend werelddeelhet beeft de nuttigste
dieren van Europa ontvangen; maar van deszelfs zoo eigenaardige dierlijke
bevolking is nog geen enkele soort naar Europa overgebragt.
jjct aantal in werking zijnde bcetwortelsuikerfabrieken op ultimo Maart
was 303, zijnde 34 minder dan op ultimo Maart 1853; 31 bleven werkeloos.
Er waren 74 millioen kilog. suiker gefabriceerd, zijnde 1 millioen meer dan
over gelijk tijdvak in 1853. In voorraad was nog 40 millioen kilog., zijnde
1 millioen meer dan op 31 Maart des vorigen jaars.
Men leest in de Courrier de GersDe laatste regen heeft veel goed
gedaan aan de granen. Er is hoop op eenen overvloedigen oogst. Wat den
wijnbouw aangaat, er zijn zooveel druiven, dat al ware het, dat hetoïdium,
de helft mogt verderven, er nog genoeg zouden overblijven.
FRANKFORT.
1 Mei.
Onze mis is tegen alle verwachting zeer gunstig uitgevallen. De geheele
voorraad van zomer- en modestoffenalsmede van porselein en glaswaren
werd binnen weinige dagen, voornamelijk door Amerikanen, opgekocht. Le
der, waarin anders hier zoo veel gedaan wordt, bleef, zelfs tot beduidend
lagere prijzengrootendeels onverkocht.
Ter versterking van bet garnizoen in Memel zijn daar eenige bataillons
met 2 batterijen geschut uit Koningsbergen aangekomen. Deze maatregel
wordt aan de zamentrekking van Russische troepen in Koerland toegeschreven.
Deze staan op eenige punten zeer nabij de Pruissische grenzen.
DENEMARKEN.
KOPENHAGEN, 28 April.
Bij Koninklijk besluit is de Graaf Tillisch benoemd tot Minister van Bin-
nenlandsche Zaken en M. Ocrs'.edt, Voorzitter van den Raad tot Minister
van Justitie, ad interim.
81 tl SE AN I».
De Keizer heeft den 23stcn April bet volgende manifest uitgevaardigd
Wij, Nikolaas I door de Gratie Gods enz. enz.
Doen te weten aan alle onze getrouwe onderdanen:
Van bet begin af, van ons verschil met de Turkscbe Regering, hebben wij
plegtig aan onze getrouwe onderdanen verklaard, dat slechts een gevoel van
regtvaardigheid ons had gedrongen, om de geschondene regten van de regt-
zinnige Christenen, onderdanen der Porte, te herstellen. Wij hebben niet
gezochtnoch zoeken overwinningen te behalenen willen ook geen opper
gezag in Turkye uitoefenen, welke den invloed overschrijdt, die Rusland uit
kracht van beslaande overeenkomsten toekomt. Reeds toen heeft men ons
gewantrouwdweldra daarna heeft men heimelijk vijandig jegens ons gehan
deld van wegen de Fransche en de Engelsche Regering, die zich beijverden
de Porte te misleiden, door onze inzigten in een kwaad daglicht te plaatsen.
Nu, eindelijk, werpen Engeland en Frankrijk het masker af, beschouwen on
zen twist met Turkye als eene vraag van minder aanbelang en ontveinzen
niet langer, dat hun gemeenschappelijk doel is, Rusland te verzwakken, hem
een gedeelte zijner bezittingen te ontnemen en ons vaderland te doen afdalen
van den hoogen stand, waartoe het door de hand des Allerhoogsten verheven was.
Moet het regtzinnige Rusland dusdanige bedreigingen vreezen? Gereed om
de stoutmoedigheid van den vijand te beschamen, zal het nu, van het heilige,
hem door de Goddelijke Voorzienigheid aangewezen doel afwijken? Neen!
Rusland heeft God niet vergeten! Het zijn geene wereldsche belangen, waar
voor het de wapenen opvat; het strijdt voor het Christelijk geloof, ter verde
diging van geloofsgenootendie door onverzoenlijke vijanden onderdrukt wor
den. Wete dan de gansche Christenheid, dat dezelfde gedachte, die het
Opperhoofd van Tuisland bezielt, ook heerscht en werkt in het gansche uit
gestrekte gezin van het Russische volk, dat regtzinnig volk, getrouw aan God
en aan Zijn eenigen Zoon, Jezus Christus, onzen Verlosser.
Wij strijden voor het geloof der Christenheid!
God is met ons en wie zou tegen ons zijn.
Gegeven te Petersburg het 24slc jaar onzer Regering. N'lKOtAAS.
De Keizer heeft het aanbod tot oprigting van een legioen uit den Pe
tersburger adel voorloopig afgeslagen, maar dat van de uitbetaling van 1/10
deel der inkomsten van elk der leden aangenomen.
Te Petersburg is de heffing der volgende oorlogsbelasting uitgeschreven
voor de kooplieden van het eerste gilde 300, van het tweede gilde 160 en
van het derde gilde 100 zilveren roebels, en van de gezamenlijke huiseige
naars 10 pCt. van de huurwaarde.
Telegrafische berigten melden, dat Odessa gebombardeerd is door 7
driedekkers en 11 fregatten; dat het paleis van Vorst WoronzolT geheel is
vernield, en er is eene tijding, den 2dcn Mei bij een Grieksch handelhuis te
Londen ontvangendat de vereenigde Fransch Engelsche vloot 11. Woensdag
26 April de haven van Odessa weder heeft verlaten.
Prins Paskewils, bij zijne aankomst te Bucharest heeft alle correspon
denten van vreemde dagbladen van daar verdreven. Ook in 1849 in den
oorlog met Hongarye, duldde hij geen dagbladschrijver in het hoofdkwartier.
GRIEKENLAND.
De voordeelen volgens brieven uit Athene, door de opstandelingen behaald,
zijn grootendeels ingebeeld. De opstand gaat niet regelmatig voort en met
uitzondering te Mezzovo, zijn de opstandelingen in bijna al de laatste gevechten
geslagen. De worsteling ontaardt geheel in een oorlog van partijgangers en
deze oorlogen duren gewoonlijk het langst en zijn het meest betreurenswaar
STARS BERIGTEN.
Beschrijving van het Patentregt en der Personele Belasting
voor het Dienstjaar 1854 en 1855.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN dom te weten naar
aanleiding van een ontvangen besluit van den Staatsraad Comm. des Konings in
de Provincie Zuidholland, van den 5den April jl. A. N°. 2870 (3dc Al'd.
Provinciaalblad N°. 42, houdende eenige hepaligen ten aanzien der beschrij
ving van het Patentregt over het Dienstjaar 1854 en 1855 (dat is, van den
istcn JUei 1854, tot den 30sten April 1855,) alsmede naar aanleiding van een
gelijk besluit van dezelfde dagteekening A. N°. 3074 (3de Afd.Provinciaal
blad N°. 41betrekkelijk de beschrijving der Personeele Belasting voor
het Dienstjaar 1854 en 1855:
Dat op den lsten Mei een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving
der Patentpligtigen, tabel 14, N°. 3740, zijnde de Slijters, Tappers, Kroeg
en Koffijhuishouders, waarvoor de declaratoiren aan de huizen zullen worden
rondgebragten na verloop van drie dagen van wege den Ontvanger der Di
recte Belastingen, tegen recu worden afgehaald, en worden gemelde Patent
pligtigen herinnerd de bepaling van art. 2 der wet van den 24sten April
i843 Staatsblad N'°. 16), dat zij hun beroep niet mogen uitoefenen dan na
dat zij de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1853 en 1854 hebben
voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaar, ten volle zal
zijn aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de actens van Patent
aan hen zullen kunnen worden afgegeven. Dat zoodra mogelijk hunne aan
slagbiljetten zullen worden bezorgd, de Patenten in gereedheid gebragt, en de
lijd bekend gemaakt, waarop dezelve zullen kunnen worden afgehaald.
Dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel N°. 16 der Wet,
van den 22ste"April 1852, [Stbl. N°. 61), houdende wijzigingen en uitbreidingen
van de Ordonnantie op het regt van Patent, van den 21 Mei 1819 [Stbl. N°. 34),
de tijd der uitgifte, van de door de patentpligtigen in te vullen verklaringen
van aangifte, voor den jare 1354 wordt vastgesteld op den 9 Mei van dat
jaar, en dat de wederinzameling derzelve, tegen requ, door den Ontvanger of
deszelfs daartoe gequalificeerdcn geteekend, op den achtsten dag na de uit
gifte zal geschieden.
Dat de Registers der patentpligtigen, op of met den 31 Mei daaraanvol
gende gesloten worden, en er na dien tijd volstrekt geene verklaringen meer
meer zullen worden aangenomen.
Wordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd aan art. 18 der Wet op het
regt van Patent, van den 21 Mei 1819, inhoudende: »dat zij, die bij het
aanbieden of bezorgen der verklaringen van aangifteof ook bij het terugha
len derzelvemogten zijn voorbijgegaanzich niet mogen beroepen op een of
ander begaan verzuim, maar integendeel gehouden zijn om zorg te dragen,
dat de hij de Wet gevorderde aangiften, verklaringen en aanvragen, welke ter
invulling aan het kantoor van den Ontvanger der directe belastingen," (op de
Mare binnen deze Gemeente) verkrijgbaar zijn door in persoon of door hunnen
gemagtigden, behoorlijk ingevuld, op den daarbij bepaalden tijd, ter zeiver
plaatse moeten worden ingediend."
Alsmede aan art. 37 der voorschrevene Wet, houdende: de aan het regt
van Patent onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot het
doen der aangifte bepaaldbevonden zullen worden zich nietof door valsche,
onnaanwkenrige of onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtin-
gen ten aanzien dier aangiften te hebben gekweten, zullen telken reize, wan
neer hun verzuim of overtreding wordt ontdekt, vervallen in een' boete van
niet minder dan 25en niet meer dan 400 guldens.
Dat, met betrekking tot de Schippers, Schuitenvoerders enz., in de tabel
N°. 16, der Wet van den 22 April 1852, [Stbl. N°. 61,) voorkomende, de
eigenaars, vaste huurders en andere vaste gebruikers van binnenvaartnigen
gehouden zullen zijn, om zich van behoorlijk patent te voorzien. Dat, tot de
door hen daartoe te doene schriftelijke aangiftenzal worden gevaceerd ter
Secretarie alhier, -van den 1 Mei aanstaande tot uiterlijk 15 dierzelfde maand,
'svoormiddags van 10 tot 1 ure, de Zondagen uitgezonderd, voor zoo verre
dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangen; wordende de
zelve tevens uitgenoodigdom de meetbrieven hunner vaartnigen mede te
brengen, en alle die inlichtingen te geven, die van hen, betrekkelijk de
vaartuigen, zullen worden gevorderd; terwijl er na den 15 Mei voormeld,
geene verklaringen meer kunnen of zullen worden aangenomen, en de gehre-
kigen, bij ontdekking, zullen incurreren de boete, bepaald bij het 37 artikel
der Wet van den 21 Mei 1819, hiervoren omschreven.
Dat verder alle patentpligtigen, bij tabel N°. 7 der Wet van den 16 Junij
1832 bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke met kramen,
stallen, tafels enz., hunne waren in herbergen, huizen, kamers of op pu
blieke markten en kermissen uitstallen mitsgaders de debitanten in loterij
briefjes en alle handeldrijvende en als Kooplieden te belasten personen
welke hunne waren ter verkoop, hetzij in 't klein, hetzij in 'tgroot, te water
of te lande met zich voerenalsmede de ondernemers van openbare vermake
lijkheden in tabel N°. 15 genoemd, voor zoo verre alle die patentpligtigen
in de algemeene beschrijving voor 1854 zullen moeten worden begrepen, ge
houden zullen zijn, zich gedurende de geheele maand Mei, ter bekoming van
hun patent, aan te melden ter Secretarie dezer Gemeen tc,'svoormiddags van 10