LEYDSCHE
COURANT.
I
n°.
1854.
VRIJDAG, 31 MAART.
BINXmANDSCIÏE BERIGTEN.
De Courant, wordt Maandag, Woensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
De Prijs der Courant isƒ12 in het jaar
do afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEYDEN, 30 Maart.
De Minister van Koloniën verlangt ten behoeve van den arlillerie-con-
structievvinkel te Soerabaya een onderopziener over de timmerlieden der l5lc
klasse, benevens een modelmaker, en zulks op de navolgende voorwaarden,
als: voor den eerstgenoemde eene bezoldiging van 100 's maandswelke
bezoldiging, na elke 3 jaren goede dienst in Indie, zal worden verhoogd
met 15 's maands tot dat bet maximum van ƒ175 's maands zal zijn be
reikt; voor den laatstgemeldc eene bezoldiging van ƒ150 's maands, welke
bezoldiging, na elke 3 jaren goede dienst in Indie, zal worden verhoogd
met ƒ10 's maands tot dat bet maximum van 200 's maands zal zijn be
reikt; voor beide eene gratificatie van ƒ250 mitsgaders een voorschot van
vier maanden op de gemelde bezoldiging, een en ander uitbetaald wordende
voor bet vertrek naar Java, ter voorziening in de kosten van uitrusting; vrije
overvoer als gouvernements-passagier der tweede klasse, naar de plaats van
bestemming, en in tijd en wijle, van daar terug naar Nederland; gehuwd
zijnde, ook voor echtgenoote en wettige kinderen; voorts in Indie, eene wo
ning van landswege, of wel, bij gemis daarvan, eene som van 15's maands
als schadeloosstelling voor huishuur en eindelijk vrije geneeskundige behande
ling van gouvernementswege. Beide zullen in alle opziglen worden beschouwd
als burgerlijke beambtenen wel uitdrukkelijk met betrekking tot bet even
tueel toe te kennen pensioen, zoodat op hen van toepassing zullen zijn de
bestaande of nader vast te stellen reglementen voor de burgerlijke pensioenen
en het civile weduwen- en weezenfonds in Ncderlandsch Indie, onder dien
verstande, dat aan hen, na 20-jarige Indische dienst, verzekerd is een pen
sioen van minstens een vierde gedeelte van het alsdan te genieten tractement.
Zijdie voor eene der boven vermelde bedieningen in aanmerking wenschen
te komen, kunnen zich schriftelijk tot het Departement van Koloniën wen
den, onder overlegging van bewijzen van bekwaamheid van goed gedrag en
van voldoening aan de wet op de nationale militie, zoo mede onder opgave
van ouderdom en vorige betrekkingen. Aan hen die jong en ongehuwd zijn,
zal de voorkeur worden gegeven.
Te Vlaardingen wordt ernstig gevreesd voor bet behoud van de twee
volgende schepen: de Vrouw Petronella, Stuurman C. van der Wind en Hol
lands Koning, Stuurman L. Visser, welke reeds voor 7 en 6 weken ter vis-
scherij zijri uitgevaren en waarvan sedert niets meer vernomen is. S. C.)
De algemeene vergadering van deelhebbers der Hol!. Spoorwegmaat
schappij beeft gisteren te Amsterdam plaats gehad. Als Commissaris der maat
schappij werd in de plaats van den aftredenden Heer David Borski gekozen
de Heer J. Borski.
Aan het Kralinger Veer is reeds elft ter markt geweest, cn tegen hoogc
prijzen verkocht.
Te Bozendaal, N. Brabaut, had den 27sten door de directie van den spoor
weg de aanbesteding plaats van bet maken eener haven en der verdere kunst
werken aan de Roodevaart. Bij het openen der inschrijvingsbilletten is geble
kendat de Heer Mills, behoudens de approbatievoor eene som van 220,000
de aannemer van het werk is.
Men schrijft uit Meppel van den 22stcndat er te Nijenveen twee stal
len zijn, waarop de longziekte heerscht, waarvan de eene eigenaar, toen de
ziekte zich op zijnen stal openbaarde, onmiddelijk tot de inenting is overge
gaan, met bet gunstig gevolg, dat er thans nog maar één rund op zijn
veerijken stal is overleden, terwijl de andere veehouder, de buurman van
eerstgenoemde, op wiens stal in den loop dezer maand de ziekte zich ook
vertoonde, zulks uit gemoedsbezwaren heeft nagelaten, alles lijdelijk aan den
loop der natuur overlatende, echter met die droevige uilkomst, dat er nu
reeds 10 a 11 stuks zijner runderen aan deze ziekte, kort na elkander, zijn
overledenterwijl nog andere daaraan lijdende zijn.
's GRAVENIIAGE, 30 Maart.
Bij besluiten van den 16ien heeft bet Z. M. behaagd te benoemen1". tot
zijn buitengewoon Gezant en gevolmagtigd Minister bij de Vercenigdc Staten
van Amerika, Jhr. J. C. Gevers, tot hiertoe Z. M. Ministers plenipotentiaris
bij het Hof van Zweden en Noorwegen2°. tot zijn bnitengewoon Gezant en
gevolmagtigd Minister bij het Hof van Zweden en Noorwegen, Jlir. E. M. A.
Martini, tot hiertoe Minister-Resident bij het Hof van Denemarken; 3°. lot
zijn Minister-Resident bij het Hof van DenemarkenMr. F. M. IV. Baron
Testatot hiertoe Zaakgelastigde der Nederlanden bij de Vcreenigde Stalen
van Amerikaen 4°. lot zijn Minister-Resident bij het Hof van Hannover
cn de HanzeesledenMr. A. J. L. Baron Stratenus, tot biertoe Zaakgelastigde
der Nederlanden bij de Harinoversche Regering en bij de evengemelde vrije sleden.
Bij Z. M. besluit van den 15dt;n, is de Luitenant-ter-Zee van de lst0
klasse Jhr. J. Westpalin van Hoorn van Burgh, op zijn verzoek met den
laatsten dezer eervol uit 's Rijks zeedienst ontslagen.
Bij besluit van Z. M. van den 24stcn dezer, is de Luitenant ter Zee der
lste klasse P. M. Collard, gewezen lste Officier op bet stoomschip Hekla,
Ridder der Mil. Willemsorde van de 4de klasse, ter zake van zijn op nieuw
gehouden lofwaardig gedrag, tegen de zeeroovers, op de eilanden Kalatoea en
Flores, in Oct. en Nov. 1851, benoemd tot Ridder van de 3de klasse.
Z. M. de Koning zal heden nacht ten 3 ure naar het Loo vertrekken,
vergezeld van zijn Adjudant, den Graaf van Lynden.
Tweede Büumcv (SetIStateim-tiïeneraal.
Zitting van Dingsdag 28 Maart.
Van deze zitting, waarvan wij in onze vorige slechts per telegrafisch berigt
de aanneming der wet ter verbooging van de begrooting van oorlog en van die
op de visscherij konden vermelden, laten wij hier een meer uitvoerig berigt volgen.
Nadat eerst de Heer Sloet tot Oldhuis bet woord had gevoerd, trad de
Minister van Oorlog in breedvoerige opheldering en beantwoording der geop
perde bezwaren. Reeds bij zijn optreden 5 Julij 1852 heeft hij beweerd,
dat de troepen meer moesten worden geoefend, en bragt daarvoor eene ver
booging van ƒ50,000 op de begrooting van zijnen voorganger, doch moest
na overleg met het Ministerraad die som op andere artt. vinden. Nogtans
werden de loteüngen 4 in plaats van 3 maanden onder de wapenen gehou
den, en een kamp aangerigt. Hieruit liet zich dus reeds eene wijziging in
de begrooting voorzien.
Intusschen heeft bij bij het opmaken der begrooting van 1854 de overtui
ging erlangd, dat bet eene volstrekte behoefte is, de miliciens gedurende 12
maanden onder de wapenen te houden, om jaarlijks de ligtingen gedurende
6 weken in den wapenhandel te oefenende kaders van Onderofficieren der
infanterie nit te breidenen tevens de oefeningen .te doen plaats hebben op
grootere schaal. De Ministerraad verlangde echter dat het eindcijfer onveranderd
zou blijven; doch stemde toe, dat, als in 1854 meerdere uitgaven noodig wa
ren, ten gevolge van prijsverhooging der levensmiddelen, of door de politieke
omstandigheden, hij dan meerdere gelden zou aanvragen. De Minister was
dus genoodzaakt het eindcijfer lot 10,400,000 terug te brengen. Maar toen
onlangs de omstandigheden dreigender wending namen, diende hij aan den
Ministerraad eene nota in, tot betoog der noodzakelijkheid tot uitbreiding van
ons leger. De Ministerraad keurde dit af, maar stemde toe om den Koning
een voorstel te doen, ter verbetering van den toestand der min geoefende man
schappen, waarvan dit ontwerp het gevolg is. Hij heeft zich dus noch schul-
dig gemaakt aan gemis van openhartigheid, noch blijken gegeven van dubbel
hartigheid of tegenstrijdigheid in zijne handelingen.
Overgaande tot beantwoording der geopperde bezwaren zegt bij dat van de
vragen, door den Heer Thorbecke, de meeste door den Minister van Buitenl.
Zaken beantwoord zijn. Slechts ééne nog niet, namelijk: dienen de maat
regelen van voorzorg om onze neutraliteit te beschermen? Hij gelooft het wek
De voorgestelde maatregelen moeten ons in staat stellenzoo veel moge
lijk, ter handhaving onzer neutraliteit en ter verdediging bij aanval. De Heer
Thorbecke bad nog gesproken van een gewapenden vrede. Nu gelooft de Mi
nister, dat wij daarin sedert lang verkeercn, en dat is een geluk; want die
toestand heeft vervangen een toestand van gedurige oorlogen. Door den Heer
Hengst was gevraagd, of een deel van de reserve van 1852, tot dusverre in
dienst gehouden, in Mei inet verlof zou worden gezonden. Hij antwoordt,
dat de ligting van 1852 voor het grootste gedeelte, na een verblijf van 4
maanden in de dienstmet verlof is gezonden. Alleen het kleinste gedeelte
is bij het lot onder de wapenen gebleven. Nu is de vraag: zullen die mili
ciens op 15 Mei aanst. inet verlof worden gezonden? De Minister antwoordt
neen; zij moeten blijven, tot de nieuwe ligting ecnigzins zal geoefend zijn.
Er is aan geen goed leger te denken, wanneer de miliciens niet een jaar lang
in werkelijke dienst zijn, zelfs al zijn de schutterijen voldoende. De Minister
zet dit punt nader uiteen en betoogt dat 12 maanden werkelijke dienst aller
noodzakelijkst zijn tot de vorming van den soldaat.