halen wat in ile Memorie van Toelichting van het den 22sten Februarij 1853 aangeboden ontwerp is gezegdaangevuld en hier en daar gewijzigdvoor zoover de stand der zaak op dit oogenblik bet noodig maakt. De uitgestrekte polders en vlakten die aan den linker oever der Maas van Grave af tot Vlijmen en in den omtrek van 's Hertogenbosch eenc oppervlakte van ongeveer 2G,000 bunders beslaan, behoeven, om behoorlijk bebouwd geweid en gehooid te kunnen wordensedert overoude tijden niets anders dan eene behoorlijke waterlossing. De bestaande waterlossingen zijn hoogst gebrekkig, omdat de gronden ge legen zijn beneden den gewonen stand der rivier. Volgens het verslag door Gedeputeerde Stalen in de jongste zomervergade ring der Staten uitgebragt, bedroeg het aantal bunders land, in de polders langs het zuiderboord der Maas van Grave naar 's Hertogenbosch met de omstreken dezer stad die geacht werden bij het laatste hooge binnenwater geheel of ten deele onder water gestaan te hebben en alzoo nog in Junij 1853 in onvruchtbarcn staat te verkeerenniet minder dan 10,100 bun ders, dus meer dan de helft der gansche oppervlakte. De uitbreiding der ontginningenvooral in Belgie en later ook in Limburg alsmede in Noordbrabantvergrootte zeer den waterlast der lage landen door meer regtstreekschen en vermeerderden toevoer van water langs de Dommel cn de Aa. De landstreek langs deze riviertjes heeft evenzeer behoefte aan eene ver beterde afwatering, dit zal door het ontworpen kanaal bereikt worden, en kanvolgens schatting260,000 bunders in meerdere of mindere mate bevoordeelen. De verbreeding en uildieping van vele rivieren in de Meijerij versnelden den afvoer en verhoogden den stand van het water bij 's Hertogenbosch. Ook de aanleg der Zuidwillemsvaart bezwaarde de benedenlanden. Reeds op den 22slcn Julij 1818 werd de noodzakelijkheid van den aanleg eener betere uitwatering door de Staten van Noordbrabant vastgesteld. De uitvoering werd aan eene Commissie opgedragen die echter hare taak in 1824 slaakte, waarop de zaak tot in 1323 bleef rusten. In dat jaar werd het maken van een plan weer opgevat. De politieke omstandigheden van het jaar 1848 waren oorzaakdat in den beginne aan de verwezenlijking van het plan niet meer werd gedacht. Rij het Koninklijk besluit van den 8stcn Mei 1840 werd eene Commissie benoemd, bestaande uit officieren der Militaire Genie, ambtenaren van den waterstaat en leden van Gedeputeerde Staten van Noordbrabant. De Regering vondt sedert 1848 alle reden om zich de zaak, die hoe lan ger hoe meer voorziening eischte, met ijver aan te trekken. Na een overleg met het Departement van Oorlog dat tegen geen der ter sprake gebragle plans, behoudens te nemen maatregelen van voorzorg, hoofd- bezwaren uit het oogpunt van 's Lands verdediging deed kennen en nadat de ramingen der onderscheidene ontwerpen waren opgemaaktwerden de Staten van Noordbrabant in de wintervergadering van 1851 verzocht eene i beslissing te nemenopdat de zaak niet langer wierd vertraagd. Hun werden drie plannen voorgelegd 1°. dat, volgens hetwelk het kanaal zou uitloopen in de Oude Maaswaaraanvolgens het inzien der Regering de voorkeur moest worden gegeven, ware het niet, dat de heftige tegenstand der benedendistricten onbevredigbaar scheen2°. dat van een kanaallangs Geertruidenbergnaar het punt der zamenvloeijing van de Donge en de Oude Maas, waar de stroom den naam van Amcr aanneemt; 3". ingevolge het welk het kanaal zou worden gebragt in de Boven-Donge, even boven het voormalig fort Borstlap, met verlenging van het kanaal door den Emiliapol- der naar het Vlocdspui. Een nader overleg had ten gevolge, dat de Pro- vinciale Staten, in de zomervergadering van 1852, zich met eenc aanzienlijke meerderheid verklaard hebben voor het tweede ontwerp, dat, hoewel meer kostbaar dan dat naar de Oude Maas, echter de onderscheidene belangen het best schijnt te bevredigen. Het is dat ten behoeve waarvan bij het hier nevensgaand ontwerp van wet eene bijdrage van één millioen wordt aangevraagd. In korte trekken zal nu de rigting van het kanaal worden aangewezen met opmerking nogtansdat bij de uitwerking der bijzondere ontwerpen welligt eenige afwijkingen moeten worden vastgesteld. liet kanaal begint onmiddellijk bewesten de stad Grave en strekt west waarts naar de Dieze; het volgt verder die rivier opwaarts tot aan bet noordeinde van 's Hertogenboschloopt verder westwaarts naar de oostzijde van Geertruidenberg, cn eindelijk noordwaarts langs de Donge tot in den Amer. Blijkens de als bijlage medegedeelde raming, zijn de kosten van dit grootsche werk op ruim drie millioen drie maal honderd duizend gulden geschat. Al wordt dus met bewilliging der wetgevende magt eene rijksbijdrage van één millioen verleend, dan moeten nog meer dan drie en twintig honderd duizend gulden in de provincie zelve worden bijeengebragt. Verder werd ter bevordering der zaak een waterschap ingesteld voor de uitwatering van Grave naar den Amer. Het bestuur daarvan is belast met het vaststellen der bepaalde plannen of der rigting in bare bijzonderheden, onder goedkeuring des Koningsmet de uitvoering onder bepaald toezigt van de waterstaats-ambtenaren en met het beheer, en aanvaardde in het voorjaar van 1853 zijne betrekking. Van de gemeente 's Hertogenbosch is uitzigt op eene belangrijke bijdrage, ook de provincie zal, zoo als de Regering vermoedt, niet achterblijven. Het kanaal kan vooral als een werk van provinciaal belang worden be schouwd. Alles noopt dus lot het bepaald vertrouwen, dat nog in 1855 met het sedert zoo vele jaren beraamd werk een aanvang zal worden gemaakt. Voor de onmiddelijk belanghebbenden kan het niet onverschillig zijnde zekerheid te hebben, dat van wege het Rijk de toegezegde bijdragen zal wor den verleend. De nevensgaande voordragt schijnt dus niet ontijdig. De bijdrage zal in vijf jaarlijksche termijnen, ieder van twee ton, worden verleend; de aanwijzing der fondsen voor het eerste gedeelte zal worden ge regeld zoodra de zekeriieid beslaat dat het bedrag der overigens benoodigde som in de provincie is of zal worden bijeengebragt, en tevens het werk is begonnen. Eens begonnenschijnt het in vier of vijf jaren te kunnen wor den voltooid. Op de begrooting van kosten tot een bedrag van 3,360,000komen de volgende negen posten voor, die van een tot ruim 6 ton bedragen, als: Onteigening van ruim 371 bunders land met den aankoop en het afbre ken der daarop slaande gebouwen ƒ658,625. Aanleg van het kanaal door het Bossche veld, 406,350 0 el ƒ142,223 van daar tot aan den Moer dijk, 1.280,400 Q el ƒ448,140 en van daar tot aan den zeedijk te Raams- donk, 1,157,423 0 cl f 347,227. Aanleg van het kanaal bij Raamsdonk tot aan den Amer, 460,900 0 el 161,315. Onkosten risico en winst der aannemers 140,237. Schutsluis in Crevecoeur ƒ162,000. Zestien bruggen tusschen 's Herlogenbosch en de beneden-uitmonding 100,320. cn eindelijk een aarden fort met gemetseld gebouw aan den Melkdijk en ver andering aan den vesting Geertruidenberg ƒ210,000. 's GRAVENHAGE, 21 Maart. Z. M. heeftuit HD. door de Tweede Kamer aangeboden vijftal Candi- daten tol Raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden benoemd den Heer Mr. J. D. W. Pape Officier van Justitie bij de Arrond. Regtbank te 's Bosch; terwijl in zijne plaats, tot Officier van Justitie aldaar benoemd is de Heer Mr. R. Twiss Fz.thans in gelijke betrekking te Roermond. Bij Koninkl. besluit van den IS11611 dezer, is aan J. L. Franssen op zijn verzoek eervol ontslag verleend als Burgemeester der gemeente Valkenburg, (prov. Limburg). Bij Koninkl. besluit van den 17dcn dezer is benoemd tot Ontvanger der directe belastingen en accijnsen te Ouderkerk aan den IJsseltevens belast met de funclien van Ontvanger der Rhijnvaart te Krimpen aan de Lek c. a. de Heer C. de Wilde, thans Ontvanger der directe belastingen en accijnsen te Krommenie. Bij het Departement van Finanlien is ontvangen eene som van ƒ226.48 J door een onbekende, onder het postmerk Amsterdam van den lö1™ dezer, ten behoeve van 's Rijks schatkist ingezonden. Alhier is het treurig berigt ontvangen, dat de jeugdige Erfprins van i Zweden en Noorwegenzoon van Z. K. II. den Kroonprins en van H. K. H. j Prinses Louisse der Nederlanden, te Stockholm is overleden. De Prins was 15 maanden ond. HH. MM., H. M. de Koningin-Moederbenevens Prins en Prinses Hendrik j hebben dadelijk bij Prins en Prinses Frederik een bezoek van rouwbeklag af gelegd. Ten gevolge van dit sterfgeval zullen de nog bepaalde partijenwelke j bij HH. KK. HH. zouden gehouden worden, geen voortgang hebben. Het thé-dansant met souper, dat heden ten hove zou plaats hebben, en I waarvan in ons vorig nommer werd melding gemaakt, is wegens het sterf geval tot aanstaanden Maandag uitgesteld. De Minister van Koloniën zal morgen (Woensdag) en die van Marine op i aanstaanden Vrijdag, geen gehoor verleenen. Kerkvoogden van de Ned. Herv. gemeente te 's Gravenhage hebben de j verbouwing van het kerkgebouw in het Willemspark gegund aan J. C. van Blerkumte Utrecht, voor 97,547. Viveede Biatner der Stateii'fieneraal. Zitting van Maandag 20 Maart. In deze zitting is aangevangen de behandeling van het wets-ontwerp lot regeling van het muntwezen van Nederlandsch Indië. Aan de algemeene be raadslagingen hebben deel genomen de Heeren van Bosse, van Goltstein, Ro- chussen. Stolte, Sloet tot Oldhuis en Thorbecke. De beide laatste leden teruggekomen zijnde op de vroeger plaats gehad hebbende beraadslagingen gehouden bij de interpellatie van den Heer van Eek betrekkelijk het Kon. besluit van 13 Januarij, n°. 64, lot handhaving van het eigendomsregt van den Slaat op de gouverncments-archivcn in de koloniën en bezittingen van bet Rijk in anderen werelddeelenzijn deze beantwoord door den Minister van Koloniëndie op morgen zal voortgaan met de bedenkingen legen het wets-ontwerp zelf gemaakt te wederleggen. De Kamer heeft bepaald dat de beraadslagingen zullen gehouden worden 1°. over het wets-ontwerp tot vereeniging van sommige gemeentenwaarom trent heden het eindverslag is uitgebragt, na afloop der behandeling van de op Vrijdag aan de orde gestelde wets-voorstellen2°. over het wets-ontwerp tot wijziging van Hoofdstuk X der Staatsbegrooting voor 1854, waaromtrent mede het eindverslag is ter tafel gebragt, op aanstaanden Maandag den 27stcn Maart. Zitting van Dingsdag 21 Maart. In deze Zitting heeft de Voorzitter opgemerkt dat, zoo het reglement van orde veroorlooft bij de algemeene beraadslagingen over een wets-ontwerp, ook de gronden daar buiten gelegen te behandelenaan die bepaling toch niet zoodanige uitbreiding mag worden gegevendat onderwerpenwaarover de beraadslaging is afgeloopenbij die gelegenheid op nieuw ter sprake kunnen gebragt worden. Hij verzoekt dus dat als men gronden buiten het onderwerp gelegen, wenscht te behandelen, dit dan zoo kort mogelijk te willen doen. Hierover ontstaat eene vrij uitvoerige beraadslagingwaarbij de Heeren Groen, Thorbecke, van Eek, van Nispen van Sevenaer en v. Iloëvellalsmede de Voorzitter en de Ministers van Koloniën en die van Buitenl. Zaken het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1854 | | pagina 2