LEYDSCHE
COURANT
VRIJDAG, 17 MAART.
uitgegevenDie van Maandag komt
Do Prijs der Courant is f 12 in het jaar
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
V iwat'
Vtt V t
/V J-
i
niMENLANDSCHE BE11IGTEN.
LEYDEN, 16 Maart.
Wij maken onze lezers opmerkzaam op de fraaije Tentoonstelling van
21 schilderijen, benevens eene kostbare étagère of pronkkas met ruim hon
derd prachtig gebondene boekdeelenwelke dezer dagen volgens de daarvan
gedane aankondiging, in hel Hotel le Lion d'Or is te zien; uitmakende de
hoofdprijzen van eene verloting waarvan het lot 10.kost, en waarvoor
men behalve een exemplaar der bekende Kunstkronijk die een onderhou
dende lectuur oplevert, en door 24 steendrukplaten naar de ten toongestelde
schilderstukken is opgeluisterd, als hoogstcn prijs bovengenoemde étagère en
als volgende eene der schilderijen kan trekkenen voorts ten minste een
steendrukplaat op zijn lot ontvangt.
Onder de 24 schilderijen zijn verscheidene zeer goede stukken, die der
bezigtiging overwaardig zijn en bij menigen deelnemer den wensch zullen
doen opkomen dat dit of dat nommer op zijn lot mogt vallen. Wij willen
hier niet door sommige stukken te prijzen welligt anderen te kort doen. De
toegangkaartjes gratis bij ieder Boekhandelaar te bekomen zijnde, ga men
liever zelf kijken, dan door de oogen van een ander te zien.
Het getal opgenomenen in het werkhuis, in de laatste twee dagen, is
geweest als volgt:
15 Maart 294 volwassenen, 107 kinderen, te zamen 401.
16 281 97 378.
De Arrond.-Regtbank te Amsterdam heeft II. Dingsdag vonnis gewezen
in de zaak der stad Leyden tegen den Staat, over den eigendom van het
Haarlemmermeer.
De Regtbank heeft de stad, ware zij eigenares, ontvankelijk geacht in
de actie zoo als die is geschiednamelijk tot levering van den grond in
den tegenwoordigen toestand, doch tevens beslist, dat Leyden geenszins als
eigenares kan worden beschouwd en dientengevolge haar (gezien artt. 577,
1902, 1992 en 1994 B. IV. en art. 56 Burg. Reglsv.) de door haar ingestelde
vordering ontzegd met veroordeeling in de kosten.
AA'ij laten hier eenige mededeeling van den inhoud van het vonnis volgen.
De Regtbank overwoog in substantie, wat de feiten betreft:
Dat Leyden na bekomene autorisatie op 21 Jnnij 1851 beeft gedagvaard en
geëischt, dat Leyden zou worden verklaard eigenares van de gronden, in de
dagvaarding omschreven.
Dat Leyden tot staving van den eisch zich beroept: 1°. Op drie titels, als:
de open brief van Philips van Bourgondie van 1433, de brief van Margaretha
van 1434 en de acte van 1533. 2°. Op bezit als eigenares. 3°. Op erken
ning. Dat de Staat tot niet-ontvankelijkheid immers tot ontzegging heeft ge
concludeerd en beweerd: 1°. Dat Leyden niet zoude zijn eigenares dier gron
den. 2°. Dat in alle geval het regt zich niet zoude uitstrekken tot den
tegcnwoordigen omvang. 3°. Dat Leyden nooit regt had den droog geinaakten
grond zonder schadevergoeding te eischen. Dat in regten alhier zijn le beslissen,
de volgende punten: 1°. Is de eischeres ontvankelijk? 2°. Is Leyden eigenares
van het meer? 3°. Zoo ja, over de geheele uitgestrektheid? 4°. Heeft zij regt
tot schadevergoeding ad I. Eigendom van het water geeft eigendom van den
grond, maar een eigendom eveneens beperkt als die van verdronkene lauden.
Dat dus volgens de toepasselijke wet van 1807 de Regering de noodzakelijk
heid tot droogmaking kon verklaren, en Leyden tot droogmaking of afstand
van de gronden noodzaken. Dat wel de wet van 21 Maart 1839 de nood
zakelijkheid heeft verklaard van de droogmaking van het Haarlemmer
meer maar dat bij gebreke van verdere formaliteitenLeyden is gebleven
eigenares van haar vroeger eigendom, indien zij 'tbezat, en ontvankelijk in
de revindicatie.
Ad II. Dat omtrent dat tweede punt, het bewijs van eigendom, in aan
merking komen: a. de titels van aankomst, h. het bezit, c. de erkenning.
Dat de titel van 1583 aan Leyden in vollen eigendom gaf, datgene wat
volgens de acte van 1433 door haar in erfpacht was bezeten.
Dat bij deze acte en bij de vroegere overdragten van Floris van Alkemade
in 1396, van Frans Poeszoon in 1392, even als uit de rentmeesters rekenin
gen van 1364 tot 1392 (die van volledige bewijskracht zijn) gesproken wordt
van visscherijen het Vroen, van het Vroen, gelegen tusschen Haarlem en Ley
den, waaruit niet duidelijk is af te leiden of hier van eene plaats om te
visschen of vischregt sprake is.
Dat echter reeds het spraakgebruik het laatste waarschijnlijker maakt, dat
ook visscherij een grafelijk regt was en dikwerf werd verpand en overgedra
gen en als afzonderlijk regt was bekend, terwijl daarenboven, waar het een
odieus contract geldt, zoo als afstand van domein is, de beperkte uitlegging
moest worden verkozen. Leyden had dus slechts een vischregt eerst in erf
pacht, later in eigendom.
Dat hiertegen niets afdoet het beweren, dat onligchamelijke zaken voor
erfpacht onvatbaar zijn, omdat, al moge dit aanvankelijk de natuur van de
Romeinsche erfpacht geweest zijn, in de midden eeuwen zeer vele regten voor
jaarlijksche cijnsen of tijnsen erfelijk zijn verpacht geworden.
Dat, wat het bezit aangaat, Leyden nooit door bezit eenig regt tegen hare
titels heeft kunnen verkrijgen en het gebeurde met het Lisser-, llem- en
Stommeer, als waren deze onder de vroonwatcren begrepen, alleen aan de
nieuwe eigenaars eenen grond van cigendomverkrijging gaf.
Dat eindelijk de erkenning evenmin voortvloeit uit het betalen van verpon
ding, die ook van onligchamelijke regten tot in 1845 werd geheven, als uit
de kadastrale inschrijving.
Ad III. Dat bij deze beschouwingen, het onnoodig is bet derde punt te
onderzoeken en alleen nog overblijft punt IV.
Ad IA'. Dat, ten aanzien van dit laatste pnnt, moet worden opgemerkt;
dat hier niet is gevraagd schadevergoeding wegens droogmaking maar wegens
onregtmalige daad, maar dat het uit niets blijkt, dat tegen een eigenares
van vischregt en niet van de gronden, door de wet van 29 Mei 1841 [Sthl.
N°. 19), eenige voorafgaande onteigening of andere daad bevolen wordt, ter
wijl het voorts zoodanige eigenares vergund blijft uit eigenen hoofde tot scha
devergoeding op te komen.
De 12 personen, die naar O. I. vertrekken zouden, om er in de Gou-
vernementsscholen werkzaam te zijn, hebben ieder eene gratificatie van 50
ontvangen, wegens hun lang oponthoud, veroorzaakt door de vroeg ingeval
len vorst.
Uit Delft wordt gemeld, dat de dood van den Heer J. J. B. Gaal al
daar een groot verlies is voor de wetenschappen, daar hij reeds vele vorderin
gen in de Oosterscbe talenbijzonder in de Arabische en Javaansche gemaakt
en daarvan reeds proeven geleverd had.
Te Rotterdam waren ruim 60 personen uit eenige dorpen in het Over-
maassche aangekomen, die naar Amerika vertrekken en zich te Pella bij
hunne reeds vroeger vertrokken bloedverwanten zullen vestigen. Als zij goede
berigten overzendenzullen zij door meerderen gevolgd worden. Er zijn
reeds vele bovenlandsche landverhuizers in genoemde stad aangekomen.
Te Leerdam is eene derde glasfabriek opgerigl; de beide daar gevestigde
konden aan de vele bestellingen niet voldoen.
De kermissen in de gehuchten Moerdijk en Noordschans, die beide wer
den gehouden op den tweeden Pinksterdag, zijn afgeschaft.
Uit het berigt omtrent de Maatschappij van AVeldadigheid, medegedeeld
in de Haarl. Courontleenen wij het volgende:
Op den 22sten December 1853 had de tweede bijeenkomst plaats der Com
missie van Toevoorzigt, waarin, na gehoord te hebben de verslagen der Com
mission belast geweest met de inspectie der Koloniën en de opneming der
door de Commissie van AVeldadigheid gedane Rekening en A'erantwoording over
het dienstjaar 1852, die rekening en verantwoording is goedgekeurd, en de
leden der Commissie van AVeldadigheid van hunne verantwoordelijkheid zijn
ontlast.
A;oorts werd in die vergadering goedgekeurd de namens Z. K. II. Prins Fre-
derilc der Nederlanden gedane herkiezing van den Heer F. AV. Fabius en de
benoeming van den Heer Mr. D. G. van Teylingen van Kamerik, lot leden
der Commissie.
Aan de Maatschappij is vermaakt een legaat van ƒ100, door nu wijlen
den Deer T. Polak Daniels te 's Gravenhage.
De bevolking is met 247 hoofden toegenomen. Als gewoonlijk zijn er on
derscheidene bedelaars-kolonisten gedeserteerd, waarvan echter vele zijn terug
gebragt. De bevolking van al de Koloniënte zamen bedroeg op 1 Jatruarij
1854 10451.
Is de reeds vroeger medegedeelde oogst van rogge, gerst en hooi in 1853
buitengewoon ongunstig geweest, gelijk schier overal elders, ook de opbrengst
van de overige koloniale gewassen is niet mede-, en die der aardappelen zeer
tegen gevallen.